10. Epiloog

Higgis sloop richting zijn doelwit. Niet omdat hij bang was te worden gezien, ook niet omdat hij zijn wazige blik niet vertrouwde, maar omdat hij onzeker was of hij dit wel moest doen.

Was het verboden om dit te vragen? Wat als het niet kon? Zou dat beest het aan de rest vertellen en Higgis een doelwit voor iedereen maken?

Maar natuurlijk, ondanks Higgis’ beste pogingen, werd hij meteen opgemerkt door de Hespryhond. Hij sliep met zijn kin op de vloer, maar was meteen klaarwakker. Een echte waakhond.

“Beste, eh, mijnheer Hespry, hond, eh, hooggeacht huisdier van goden—”

“Zeg wat je wilt zeggen. Laat me dan weer slapen.”

“Iedereen weet dat je anderen tot Vleesvreter maakt bij aanraking. Zou het … zou het ook omgekeerd kunnen?”

Hespry fronste en ging verder overeind zitten. “Je vraagt mij om jou te veranderen in een planteneter?”

“Ja. Ja, dat is wat ik vraag.”

De hond blies een lange adem uit die Higgis achterover liet rollen. “Kon ik het maar. Ik heb het geprobeerd. De eerste keer dat ik per ongeluk een vleeseter maakte, wilde ik ze meteen terug veranderen. Maar het lukte niet. Vanaf dat moment heb ik geprobeerd om de boel in balans te houden. Om planteneters te helpen die doodsbang waren en vleeseter wilden worden, zodat ze niet meer bang hoefden zijn. Maar andersom?”

“Ik weet het zeker. Er wacht daar iemand op mij. Maar we kunnen niet samenwerken als ik hem steeds zie als eten.” Higgis keek droef en fluisterde. “Ik wil geen andere dieren doodbijten, maar ik heb nu geen keus.”

Hespry rees tot zijn volle grootte, wat Higgis in een diepe schaduw wierp. Hij plaatste zijn snuit boven zijn hoofd.

“Zeker? Ik denk niet dat het lukt, maar ik kan het proberen. Als het mislukt, maak ik je misschien wel de grootste Vleesvreter die er is.”

“Zeker.” Higgis dacht aan Magim. Hij dacht aan planten, aan leven in het Regenboogbos bij Eeris, aan hoe hij nooit meer iemand hoefde aan te vallen of bloed te proeven.

Hespry’s snuit raakte lichtjes Higgis’ hoofd, en hij voelde alles veranderen.


Magim was al bij stap vijf van het plan. Hij verzamelde dieren om samen te leven, zodat ze elkaar konden beschermen. Het was slechts een paar maanden geleden dat de vleeseters waren losgelaten, en ze zaten nu al overal.

De vleeseters zorgden dat er nooit te veel planteneters kwamen, waardoor er nooit te veel planten werden opgegeten. Maar als ze té veel vlees aten, raakte het op, en stierven ze zelf uit. Balans, zo beweerde Feria.

Tijd leek te versnellen. Ze hadden nog steeds eeuwig leven, maar alleen als je hard werkte en uit hun klauwen bleef.

In het Regenboogbos hadden ze inderdaad genoeg te eten. Eeris zorgde goed voor hen, maar dat was voor velen niet genoeg. Ze smiespelden over de wrede goden, over hoe arrogant ze waren, over hun haat jegens herbivoren. Ze verspreidden nieuwe geruchten over een verre plek, weg van Origina, over de Onmogelijke Muur en de Zee, waar de goden niet heersten. En hoe fijn en vrij het daar moest zijn.

Darus voelde zich eindeloos schuldig dat hij planteneters recht in vleeseterklauwen had geduwd. Zo schuldig dat hij beloofde dieren te brengen naar die andere plek, als ze wilden, en dat de goden er nooit zouden komen om over hen te heersen.

Magim bekeek zichzelf elke dag in de Aparantrivier. Een tweede tand groeide. Niemand keek ervan op. Na het oversteken van de Nachtrivier waren alleen de sterkste dieren overgebleven—degene die zichzelf konden verdedigen. Dus iedereen in dit gebied had wel iets raars of scherps: stekels, nagels, een huid die verkleurde of een staart met een héle scherpe punt.

De insecten deden natuurlijk hetzelfde. Elk insect dat te langzaam zweefde, werd door Baarddraken uit de lucht gehapt. Dus alleen de snelste insecten bleven over.

Hij had geen probleem met de goden. Hij vond hun keuze de juiste: het zou leven sterker maken en meer laten gebeuren. En nu hij wist wat doodsangst betekende, voelde het des beter om veilig te zijn.

Nu het mogelijk was om écht in gevaar te zijn en écht bijna te sterven, voelde het prachtig om door het bos te lopen, vrienden en groepsleden om hem heen, en zich veilig voelen.

Toch was de natuur hard geraakt. Hele diersoorten, te zwak om zich te verdedigen, verdwenen. Plantensoorten stierven uit. De vleeseters brachten een nieuwe voedselketen.

De goden zagen pas laat hoe ernstig dit was, want ze probeerden zich niet ermee te bemoeien. Ze noemden het de vierde “Reuzenuitsterving”.

In paniek versnelde Darus zijn tektonische platen. De wereld, die eerst aan elkaar vastzat, werd opgebroken in meerdere stukken. Zelfs als één continent slecht ging, had het geen invloed op een andere.

Maar opruimen had ook goede gevolgen.

Het maakte de weg vrij voor hagedissen om te groeien. Ze legden steeds grotere eieren, waaruit steeds grotere bloeddorstige hagedissen kwamen. Die weer grotere eieren legden en meer vlees nodig hadden om in leven te blijven. Vlees dat ze nu konden krijgen, want planteneters en vleeseters liepen door elkaar.

In het Regenboogbos viel het nu nog mee. Maar Magim hoorde dat het rond de Saurzee en de Mond van Din krioelde van de monsters.

De goden verzonnen er zelfs een nieuwe naam voor: dinosaurussen.

 

En zo ging het leven door …

Ander verhaal?

Deze knoppen gaan naar de verhalen hiervoor (links) en hierna (rechts).

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

10. Epiloog

Higgis sloop richting zijn doelwit. Niet omdat hij bang was te worden gezien, ook niet omdat hij zijn wazige blik niet vertrouwde, maar omdat hij onzeker was of hij dit wel moest doen. Was het…