2. Sleutelgebaren

Magim werd wakker van een nachtmerrie in een nieuwe nachtmerrie. Toen hij sliep, droomde hij dat hij werd achtervolgd door die spoken die ze Vleesvreters noemden. Hij kon het zich moeilijk voorstellen, waardoor ze de ene keer eruitzagen als wolken met ogen, en de andere keer als planten met scherpe klauwen.

Toen hij wakker werd, zag hij dat zijn hele oerwoud weg was en daarmee al zijn eten en beschutting.

Zijn maag rommelde, liggend op een fijne warme steen in de zon. Als Baarddraak kon hij zich splinterplat maken en snel rennen, maar dat ging hem nu niet helpen. Hij voelde zich ziek. Zijn mond was droog en hard, alsof iemand probeerde er een steen in te proppen. Zijn voorpoten konden hem nauwelijks meer dragen.

Die voorpoten zagen er héél anders uit dan gisteravond. De huid zat vol wonden en bulten, en zag rood, paars, en groen. Zoiets had hij nooit eerder gezien—en dat maakte het juist erger. Het deed pijn en verergerde met elke beweging. Maar ja, wat is de eerste stap tot sterk worden? Eten. Hij richtte zich op en slenterde weg van het lege oerwoud, zoals hij elke dag deed, al tientallen jaren.

Jaren waarin eigenlijk niks gebeurde. Niks goeds, niks slechts. Eigenlijk was het stap één: herhaal stap één de hele tijd. Het ging wel lekker zo, maar hij wist niet of dit ook nog leuk was als hij een miljoen jaar oud was. Met zulke zieke voorpoten haalde hij dat misschien niet.

Na een halve dag lopen vond hij eindelijk een stukje met eetbare planten, maar het werd bewaakt.

Niet echt, natuurlijk, beste lezer. Dieren bouwden nog geen hekken en zeker geen sloten, terwijl de meeste planteters niet eens doorhadden dat andere levende wezens bestonden. Maar Kamkikkers waren altijd al wat agressiever: als ze dachten dat je HUN planten ging eten, duwden ze je hard aan de kant.

Magim zoog zijn longen vol, verzamelde moed, en stapte erop af.

Een veel grotere hagedis duwde hem opzij en strompelde langs. Die twijfelde geen seconde en barstte zo door de Kamkikkers heen naar een lekkere plant. Tja, dacht hij, dat is stap twee van sterk worden: pakken wat je pakken kan.

“Ga weg!” riep een kikker. De hagedis verstond het niet. Waarom verstond Magim het wel? Baarddraken waren altijd al beter geweest in andere dieren nadoen of begrijpen.

De hagedis keerde zijn kont en hapte nog wat bladeren weg. Hij was flink groter dan Magim en de kikkers. Maar hij was ook onhandig en sloeg steeds drie keer mis, voordat hij een plantenstengel eindelijk vast had.

De kikkers duwden hem heen en weer. Een derde kikker probeerde snel alle planten voor zijn neus weg te grijpen.

“Ook voor mij!”

“Jij niet ons.”

De hagedis liet zijn grote bek helemaal open vallen. “Ik ook hier.”

De kikkers bevroren. De hagedis had rare tanden. Driehoekig, lang, veel scherper. Het hielp hem in ieder geval niet de bladeren te eten, want het duurde een eeuwigheid voordat hij één blad doorslikte.

De meeste dieren hadden geen tanden. Ze slurpten hun eten naar binnen of braken het af in kleine hapjes. De dieren mét tanden konden alleen kleine vierkante stompjes laten zien.

“Jij niet ons. Jij raar. Gekke tanden.”

“Jij gekke hoofd.”

Magim sloop dichterbij en probeerde ongezien aan de andere kant bladeren te eten. Zijn mond had bijna zijn eerste blad, toen de kikkers hem ook zagen. Twee poten duwden hem achterover. Hij kon het niet tegenhouden met zijn zwakke, zieke voorpoten die steeds meer pijn deden.

“Jij zeker niet ons.”

“Jawel! Ik ben net zoals jullie.” Magim zag hoe de kikkers stonden. Ze leunden meer op hun achterpoten. Ze bewogen meer springend dan lopend, en rondom hun vingers zaten grote zwemvliezen die elke beweging met de poot lastig maakte. Dat moest voelen alsof je altijd was vastgebonden.

Magim deed het na. Hij probeerde dezelfde houding uit, dezelfde langzame manier van dingen pakken, alsof ook zijn poten nauwelijks werkten. De kikkers wisten niet wat ze ermee moesten. Ze keken naar elkaar, dan weer naar Magim, dan weer naar elkaar.

“Jij toch als ons wezen?”

Magim probeerde hun woorden ook te kopiëren. Het was soms moeilijk te onthouden wat zijn eigen taal was, en die van andere dieren. “Ik wezen als jullie. Planten delen met ik.”

De kikkers lieten Magim nu met rust en duwden de hagedis juist met meer kracht weg. De hagedis bleef boos staan, zijn staart omhoog, maar zei niks.

Magim probeerde ook deze houding te kopiëren, misschien om de hagedis te kalmeren, maar stopte halverwege. Die poten waren wel erg groot en de klauwen erg scherp. En was hij nou nog steeds aan het kauwen op dat ene blad? Dat is wel stap drie van eten: ergens een keer moet je het doorslikken.

“Wat voor dier ben jij?” vroeg Magim.

“Naam Higgis. Ik wezen als jullie. Planten—” De kikkers schudden hun hoofd en duwden Higgis definitief weg, waarna ze snel de laatste paar planten opaten. Er was weinig eten voor iedereen. Magim kon het wel begrijpen.

“Kan helpen!” zei Higgis. “Zware dingen tillen. Beschermen. Ben groot en sterk.”

Hij wilde op zijn achterpoten staan, maar verloor zijn evenwicht en rolde over de grond. De kikkers lachten hem uit.

“Jij grappig. Kan helpen ons vermaken.”

De kikker tikte op Higgis’ neus. Hij hapte speels ernaar, maar miste het compleet. Magim kreeg het vermoeden dat er iets mis was met zijn ogen. Hij was inderdaad grappig—maar hij kon veel meer zijn.

“Hij hoort bij mij,” zei Magim snel. Hij liet zijn zieke voorpoten zien en hoopte dat het overtuigend was. “Hij tilt mij, want kan slecht bewegen nu.”

Higgis keek hem lang aan. Toen lachte hij en hobbelde langszij. “Ja! Ja, waarheid.”

Magim probeerde goed te eten, maar zelfs dat was pijnlijk nu met zijn droge mond. De kikkers mochten de rest hebben. Hij keerde zijn rug en probeerde het opnieuw bij een bosje in de buurt met zachtere, kleinere bladeren. Achter hem klonk het schranzen van bladeren alsof er ineens honderd dieren stonden. Higgis moest eens rustig aan doen, straks gaf hij hen weg aan die Vleesvreters! Hij wilde geen stap vier toevoegen aan het plan: zorg dat jij niet door anderen wordt gegeten.

Als je in die geruchten geloofde, natuurlijk. Dieren die andere dieren eten? Wat verzinnen ze dadelijk nog meer? Dat de planeet rond is zeker. Dat je geen oneindig leven hebt.

Maar geloven wordt makkelijk als je het met eigen ogen ziet.

Na vijf happen had Magim genoeg bladeren weggehaald om te onthullen wat er in het bosje lag. Hij voelde iets waarvan hij niet wist dat hij het kon voelen. Alsof het opgesloten zat in zijn hoofd, al duizend jaar, en er nu pas uit mocht.

Hij zag het skelet van een dier, klein als een baby, waarbij de helft miste. De scherven van diens ei lagen eromheen als sneeuwvlokken. Magim kende geen ziekte waarbij je ineens de helft van je lichaam kwijtraakte. Hoe langer hij keek naar zijn eigen rode, opengebarsten huid, rond beide voorpoten, hoe minder zeker hij daarvan was. Hij moest niet alleen goed eten, hij moest ergens hulp vinden, iets dat hem genas.

Het geluid achter hem hield plotseling op.

Hij draaide om en zag een verlaten oerwoud. Zonder Kamkikkers, zonder Higgis, zelfs zonder insecten. Of toch—de kikkers lagen dood op de grond, met wat er nog van hen over was. Oh, als ze aardige Higgis maar niks hebben aangedaan, was Magims eerste gedachte. Zijn tweede gedachte was om heel hard weg te rennen voor het gegrom in zijn rug.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

2. Sleutelgebaren

Magim werd wakker van een nachtmerrie in een nieuwe nachtmerrie. Toen hij sliep, droomde hij dat hij werd achtervolgd door die spoken die ze Vleesvreters noemden. Hij kon het zich moeilijk…