4. Altijd een Leeuw in Traferia

Chef had Amor altijd druk en overweldigend gevonden, want haar neus moest ineens honderden geuren verwerken. Overal waren winkeltjes die ander eten bakten en kookten. Daarbovenop was de hoofdweg bezaaid met kraampjes en stalletjes die weer brood en fruit uitstalden. En zelfs als dat je neus niet gek maakte, kreeg je de geur van natte stof en zweet. Vooral vanwege de rijen kleding die aan waslijnen boven je hoofd hingen.

Maar ze hield ervan.

Steeds opnieuw wilde ze uit haar kar stappen om een praatje te maken met iemand die iets lekkers bakte. Hun recepten leren. Even bijkletsen met die papagaai die ze een keer had geholpen om nootjes te roosteren.

Maar ze wilde Minneka niet nog bozer maken. En nu ze wist dat het om de Leeuwenkoning ging, wist ze ook dat ze véél te weinig tijd hadden om helemaal onderin Traferia te komen.

Ze vond Minneka in een achteraf steegje, onderhandelend met een stinkdier over de prijs. “Vijftig Soliduri? Voor een wiel dat duidelijk tweedehands is?”

“Minneka!” Ze had Chef niet horen aankomen en vloog van schrik tegen de andere muur.

“Je … " Minneka zuchtte. “Natuurlijk heb je al een wiel. Laat me raden, je kende toevallig een draak hier in de buurt die er eentje voor je had liggen?”

Chef giechelde. “Je bent grappiger dan ik dacht. Koop dat wiel toch maar, als reservewiel. Ik neem aan,” zei ze tussen het giechelen door, “dat een adviseur van de Leeuwenkoning niet opkijkt van vijftig goudstukken betalen.”

“Stop met die naam zeggen!” siste Minneka. Ze smeet nonchalant ongeveer vijftig Soliduri naar het stinkdier en nam het wiel mee.

Chef was blij toen ze het donkere steegje uitreden en weer over de versierde en verlichtte hoofdweg reden. Er was iets moois aan leven tussen de planten, maar ook aan zo’n levendige stad. Misschien reisde ze daarom wel rond: ze vond alle plekken even mooi en wilde niet op één plek blijven.

“En nu?” zei Minneka nors.

“Mijn boek zegt niet hoe de Dinolief eruit ziet. Alleen dat hij zich aanpast aan wie hem wil plukken. Ik ga op mijn gevoel af.”

“Geweldig.”

“Mag ik vragen hoe je aan dit oude recept bent gekomen?”

Minneka vernauwde haar ogen. “Dat mag je vragen. Ik geef geen antwoord.”

Ze moesten een heuvel op. Chef pakte een tweede stuur en moest eraan draaien, blijven draaien, om vooruit te gaan. Het was zwaar werk, maar ze was het gewend. Ze weigerde om andere dieren haar kar te laten trekken, ook al was dat normaal bij andere culturen. De kar had ze zelf gebouwd, toen ze nog jong was en onder de apen leefde. Hoewel ze veel hulp had gehad van de beste uitvinders daar.

“Waarom zo geheimzinnig? Als iedereen dit weet, kan iedereen helpen de planten te zoeken voor het medicijn.”

Minneka perste haar tanden op elkaar. “Je bent naïef, Chef. Koningen maken vijanden. Als vijanden alles weten van de koning, kunnen ze makkelijk toeslaan. We moeten geheimen houden. Als we iets nieuws ontdekken of leren, moeten we dat geheim houden. Anders verliezen we onze voorsprong.”

“Niet de Leeuwenkoning. Iedereen houdt van hem. Er is eindelijk vrede en saamhorigheid!”

“Omdat je wordt verbannen als je iets anders zegt.”

Chef geloofde er niets van. Ze durfde het niet te zeggen.

Ze reden Amor uit. Het terrein ging weer omlaag, want ze gingen de zevende heuvel af. Chef kon stoppen met zelf de wielen aandraaien: zwaartekracht zou de kar nu een paar kilometer meenemen.

“Ik was nog maar een piepkleine baby,” begon Chef voorzichtig, “toen Anniwe verdween. Mijn familie leefde in Traferia. Gelukkig, vredig, goed gevoed. Met zijn ontvoering was het Kompaanschap wel zo’n beetje voorbij—en onze vrede ook. Zonder onze Leeuwenkoning, duurde het nog geen maand voordat al het eten opraakte en iedereen elkaar aanviel.”

Chef hield haar korte armpjes omhoog. Half de lengte die ze hadden moeten zijn. Haar handen waren ook meer stompjes; ze had jarenlang moeten trainen om met haar korte vingers recepten te kunnen bereiden. “Doordat ik te weinig kon eten, is mijn lichaam nooit goed gegroeid. Je hebt geen idee hoeveel pijn ik had, al die jaren. Je hebt geen idee hoeveel dieren, over heel Somnia, lijden onder voedseltekort.”

Ze keek opzij. Minneka keek weg. Chefs stem groeide in volume en emotie.

“Ik ben overal geweest en overal waren té veel dieren die de hele dag pijn leden. Omdat ze te weinig eten konden vinden, te weinig water. Omdat een paar dieren al het eten voor zichzelf hielden en de rest liet verrotten. Ik zal voor iedereen genoeg eten maken, koste wat kost. Zodat niemand overkomt wat mijn zusje … mijn piepjonge zusje …”

Een traan welde in Chefs ogen. Minneka dook dieper in haar mantel.

“Dáárom help ik iedereen. En daarom hoort er altijd een Leeuwenkoning te zijn in Traferia. Ik zweer dat ik de laatste niet laat sterven, niet als ik iets eraan kan doen.”

“Ik weet het,” zei Minneka zacht. “Ik heb niet voor niets voor jou gekozen—de goede Chef.”

Ze bleef lang stil, terwijl Chefs gedachten alleen maar gingen naar haar lieve zusje die de voedseltekorten niet had overleefd.

Minneka was de eerste die weer sprak. “Hoe heb jij het al die tijd overleefd?”

“Een paar jaar later kwamen de Primas en namen ons mee naar hun gebied, bij Baroke. Daar kreeg ik weer te eten. Daar leerde ik de kneepjes van mijn vak. Daar leerde ik karren maken zoals deze.”

Minneka knikte en deed voor het eerst haar mantel af. Ze schuurde langs Chef, duwde haar opzij, en nam het stuur over. Chef viel meteen in slaap.


Chef wist meteen dat ze te lang had geslapen. Ze ontwaakte omringd door totaal andere geuren. Een soort versheid in de lucht, alsof ze de Lente kon proeven. Natgeregende aarde vermengd met lange varens die tegen de kar tikten bij het voorbijgaan.

“Varens!” riep ze. Minneka schrok opnieuw van Chefs plotse uitroep en stuurde de kar wéér bijna van de weg af.

“Ik snap dat je planten interessant vindt, maar varens zijn nou niet bepaald—”

“De Dinolief is een varen die door halfgodin Nisah is gekust.”

“Wacht—al deze varens zijn Dinoliefjes? En jij zei dat het moeilijk werd.”

“Nee, nee. We moeten uitvogelen welke een normale varen is en welke—” Chef stopte met praten. Ze genoot van intense zonnestralen op haar huid en greep daarna een stuk touw dat Minneka niet eens had gezien.

Ze trok eraan en het dak ging van haar kar. Als een piraat die de klep van een schatkist gretig opengooit.

“Je kan het dak eraf halen? Waarom doen we dat nu pas?”

“Rond het Frambozenbos is het bos helemaal dichtgegroeid. Er komt nauwelijks zon van boven, maar wel heel veel rotzooi, zoals takjes die omlaag vallen.” Chef wees naar een helderblauwe lucht, zonder een wolk of bladerdek. “Hier is het heldere zon en niks anders. Nou, ja, als we geluk hebben misschien wat brood uit de lucht.”

“Brood uit de—weet je, ik vraag het niet eens meer.” Minneka deed haar mantel weer om, maar merkte niet dat een paar spullen eruit vielen. Ze stapte uit de kar. “Hoe onderscheid ik de Dinolief van een varen?”

“Eh, nou, als het … goddelijk aanvoelt?”

Tot haar verbazing was dit genoeg instructie voor Minneka. Ze liep door de lange varenvelden alsof ze iets had laten vallen en het nu terugzocht. Soms dook ze ineens op een varen en snoof een minuut lang aan het blad. Chef keek tevreden toe. Met een beetje training kon deze koninklijke vos ook zomaar een goede kokkin worden!

Steeds opnieuw keek de woestijnvos om en schudde haar hoofd. Chef wilde meezoeken, maar struikelde over de spullen die Minneka had laten vallen.

Haar paspoort.

Duizend Bladerburgers, ze was inderdaad naïef. Ze had Minneka meteen moeten vragen om bewijs dat ze voor de Leeuwenkoning werkte! Geen enkele opdracht accepteren voordat ze bewijs zag!

Maar Chef leek het geluk aan haar kont te hebben. Of misschien dwong ze het af. Ze was ooit kort in Schola geweest, waar men geloofde in Karma: wie anderen hielp, werd als bedankje door de wereld geholpen. Misschien had ze goede Karma.

Het paspoort was een perkament dat duur aanvoelde, met de pootafdruk van de Leeuwenkoning. Ernaast stond een geschetst gezicht, gekrast met een nagel en daarna opgevuld met inkt, die sprekend leek op Minneka. Hoewel de schets lachte, in plaats van altijd boos te kijken. Daardoor leek ze jonger en energieker.

De naam klopte ook … maar een deel was doorgekrast. Ze had eigenlijk een langere naam. Het was moeilijk te lezen, maar Chefs ogen waren gelukkig wél goed gegroeid.

Haar echte naam was Minnekeria.

Geschreeuw bereikte haar oren. Ze sprong meteen door haar vensterbank en zag hoe Minneka—of hoe ze ook heette—werd opgegeten door een roodgloeiende varen zo groot als een olifant.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

4. Altijd een Leeuw in Traferia

Chef had Amor altijd druk en overweldigend gevonden, want haar neus moest ineens honderden geuren verwerken. Overal waren winkeltjes die ander eten bakten en kookten. Daarbovenop was de hoofdweg…