6. De Gifstructie

Dat iemand aanklopte bij de kar was niet gek. Dat ze het deden terwijl de kar aan het rijden was, rond middernacht, was een eerste keer.

Chef tikte met haar staart de deur open. Ze voelde Minneka’s ogen al in haar rug branden, altijd waakzaam.

Naast de kar rende een bruinzwart navelzwijn. Een jonkie, te zien aan de kleine rug en slagtanden. Toen de deur openging, sprong hij meteen in de kar en leunde hijgend tegen de muur. Hij bracht de geur van natte modder mee, en een beetje bloed. “Poeh, ik was bang dat ik je niet meer ging bijhalen.”

Navelzwijnen zijn ook niet van hier, maar uit de woestijn, dacht ze. Komen dieren echt van zó ver alleen maar voor mij? Weer voelde ze die druk. Die verwachtingen. Haar poten vlogen uit zichzelf naar de ketel, waar ze het vuur aanstak met vuursteentjes en nog wat extra ingrediënten bij haar recept stopte.

“Je had een opdracht voor mij?”

“Chef,” siste Minneka achter haar. “Onze opdracht is belangrijker. Stuur hem weg.”

“Misschien ligt het op onze route,” fluisterde Chef terug. “We kunnen minstens even luisteren.”

“Mijn naam is Perzwa.” Hij knorde na het zeggen van zijn naam. Misschien was dat de Zwijnse vertaling ervoor. “Ik ben betrokken bij het bouwen van de piramides in Floria. In die piramides zullen grote schatten worden opgeborgen, dus we willen inbrekers buiten houden. Poeh, nou, dat is lastig. Totdat we beseften dat u misschien een geniepig gif kende of een plant die dieren gek maakte.”

“Ik gebruik mijn kennis voor eten en genezen,” zei Chef meteen. “Niet voor dieren gek maken.”

“Poeh, ja, snap ik, snap ik,” stamelde Perzwa aan één stuk door. “Maar de piramides zullen ook eten opslaan. We gebruiken het alleen om inbrekers buiten de deur te houden, ja?”

Chef fronste en tikte haar vingers op het opengeslagen receptenboek. Die had het gesprek al gehoord en een pagina gevonden met een simpel vergif.

“Bekijk het zo,” tetterde het zwijn door. “Niemand vindt vechten en oorlog leuk. Zwaarden zijn scherp en van bloed val ik flauw. Maar als iemand mij zou aanvallen … poeh, nou, zou ik héél blij zijn als een soldaat mij kwam beschermen!”

Ze keek naar de stuiterbal voor haar. Hij had iets schattigs. Zoveel moeite was het toch niet om even langs de Gifgordel te gaan? Dat water was nog steeds giftig sinds die Gifbom eeuwen geleden. Maar in kleine doses was het niet té giftig, dus een inbreker zou niet eraan sterven.

Chef was in gedachten bijna haar ketel vergeten. Net op tijd roerde ze erdoorheen en blies het vuur iets zachter. Ze keek over haar schouder. “We nemen een kleine omweg langs de Gifgordel. Kost maar een paar uur—”

“Jij bent echt gestoord,” brulde Minneka, terwijl ze de deur van de kar opentrapte en wegliep.

“Sorry, eh, ze heeft soms, eh, buien. Ik ga even met haar praten,” zei de Chef, terwijl ze ook het duister inliep. Een paar meter van de kar, met Perzwa nog steeds binnen, draaide Minneka razendsnel om.

“We hebben hier geen tijd voor.”

“We komen praktisch langs de Gifgordel op weg naar Traferia.”

“Je kent dat zwijn niet eens! Je bent veel te naïef. Ik zei het toch.” Minneka schudde haar hoofd. “Je vertrouwt dieren veel te snel.”

“Net zoals ik jou meteen vertrouwde? Was dat ook fout? Anders waren we nu niet samen halverwege dat medicijn geweest.”

Haar kar hobbelde van links naar rechts. Zelfs jonge zwijnen waren vrij zwaar en liepen lomp. Ze hoopte maar dat Perzwa niks vernielde.

Minneka zuchtte. “Ik ben adviseur van de Leeuwenkoning. Misschien wel het belangrijkste wezen in Traferia! Perzwa is een niemand die vraagt om gif.”

“Is dat zo … Minnekeria?”

Haar oren spitsten en haar staart sloeg plat tegen de grond. Ze opende haar mond, maar klapte hem weer dicht en snoof haar neus. “Je hebt mijn paspoort bekeken. Goed. Je leert wantrouwen.”

“Dat is helemaal niet goed!”

De deur van haar kar sloeg open. Perzwa hing eruit. “Doet u mijn opdracht nou of niet?”

Chef wist niet wat ze moest zeggen. Waar ze moest kijken of wie ze teleur moest stellen. “Wacht, rustig, ik moet—”

Het zwijn gilde en rende de kar uit. Achter hem aan kwam een kokend hete waterval die de houten planken krom trok.

Chefs ketel was overstroomd.

Met een machtige sprong landde ze meteen in haar kar. Ze klauterde over de muren, weg van het hete water, totdat ze haar zijden handdoeken kon pakken. Terwijl ze haar kar probeerde te redden, blies ze het vuur uit. Minneka en Perzwa keken enigszins schuldig toe.

“Ik ga jullie allebei helpen. Want dat is wat ik doe.” Chef krijste heel Esprante wakker. “En we gaan op tijd in Traferia komen. Dat is mijn beslissing—en jullie hebben het ermee te doen!”

Minneka liet haar hoofd hangen. Ze greep een handdoek tussen haar tanden en probeerde de laatste natte vlekken te deppen. “Sorry, mijn gedrag was ongepast.”

Perzwa slaakte een zucht van verlichting en huppelde weer naar binnen. “Poeh, nou, niemand zei dat de goede Chef zo’n temperament had!”

Het duurde zeker een uur voordat alles weer droog was. Chef vond Perzwa bij haar prachtige moestuintje, betoverd door alles, maar zeker door haar zelf ontdekte plant.

“Hoe … hoe doe je dit? Mama vertelde dat er binnenin de aarde een godin van natuur woonde, en dat die de planten liet groeien. Maar deze staan in een kar!”

Chef glimlachte. Elke kans om over haar passie te vertellen greep ze aan. “Planten hebben maar een paar dingen nodig. Water, zonlicht, en een paar stofjes die helpen groeien. Daarmee kunnen ze groeien van een zaadje tot een gigantische plant vol vruchten en eten. Het is magie!”

“Het is fotosynthese,” mopperde Minneka. “Een bewezen proces van—”

“Ja, ja, en toch is het magie. Foto staat voor licht. Synthese staat voor maken. Planten maken zichzelf uit zonlicht! Magie, toch?”

Het zwijn wroette in de aarde. “En het water dan? En de stofjes?”

“Planten halen normaal water uit de aarde. Dat kan niet in mijn kar, dus ik moet zelf elke dag water over hen heen gooien. Die stofjes zijn nog het moeilijkst. Soms heb ik geluk en poepen een paar vogels over mijn tuintje. Anders moet ik zelf op zoek.”

Perzwa deinsde achteruit. “Poeh, misschien is het vak van boer toch niet voor mij.” Hij had alweer een nieuw speeltje gezien. Haar receptenboek. “En deze? Heb je al die pagina’s zelf geschreven? Het lijkt wel …”

“Nee. Dat boek heb ik ontvangen toen ik bij de Primas woonde.”

Minneka schamperde. “Ontvangen? Alsof ze zo’n voorwerp ooit zouden weggeven. Je hebt het gestolen, kan niet anders. "

Chef fronste. Minneka had gelijk, daar niet van. Ooit was Chef een jonge chimpansee met een passie voor eten, en ta da—daar lag plotseling een boek met alle recepten. Natuurlijk had ze hem op een avond stiekem meegenomen, al gaf Primas nog altijd de schuld aan de Wolven.

Maar hoe wist Minneka dit?

“Het boek schrijft uit zichzelf!” riep Perzwa. De pagina veranderde weer naar die van Tegenspoedtulpen—het volgende deel van hun medicijn—maar voegde deze keer iets toe. De locatie van een handelaar in de buurt, als een stipje op de kaart van Esprante.

Over een paar uur zouden ze vlak langs het stipje komen, maar ook bij de Gifgordel zijn. Chef kon niet op twee plekken tegelijk zijn. Een eigenschap die ze bijna elke dag miste.

“Ik ga naar de Gifgordel. Ik ken de veilige manier om gif te scheppen. Jullie twee bezoeken die handelaar en kopen Tegenspoedtulpen.”

“Ik ga niet met dit stuiterzwijn daarnaartoe.”

“Poeh, nou, lekker aardig.” Perzwa stapte vooruit. “Ik ren al een jaar de wereld rond om te onderhandelen over piramides en alles. Ik kan het prima alleen.”

“Alleen?” Minneka keek weer boos. “Je laat hem toch niet alleen deze belangrijke taak doen?”

“Ik moet wel. We moeten door.”

Die zin snoerde Minneka de mond.

Het was al middag toen ze de kar verlieten en naar de Gifgordel liepen. Minneka droeg een tas met daarin potten, terwijl Chef haar neus volgde naar de beste plek. Terwijl ze een stukje blauwgroen water in de potten schepte met een houten pollepel, begon de woestijnvos zacht te praten.

“Mijn echte naam is Minnekeria,” zei ze. “Omdat ik een halfgodin ben. Ik stam af van Feria. Zij heeft lang geleden met een woestijnwezen een kind gekregen, en dat zijn mijn voorouders. Een stukje van haar magie stroomt nog door mij.”

Chef draaide om en viel bijna zelf in het giftige water. Ze glimlachte breed. “Een halfgodin?! Ik reis samen met een god?”

“Sssst.” Ze drukte haar poot tegen de mond. “Kan je nou één keer geheime informatie niet door het bos schreeuwen?”

“Mmhm-so-mm-rry.” Minneka liet los. “Waarom ben je niet trots? Waar heb je mij nog voor nodig?”

“Het is een gevaarlijke tijd om een halfgodin te zijn.” Minneka schudde droevig haar vacht. “Het is altijd een gevaarlijke tijd om halfgodin te zijn.”

Chef was te nieuwsgierig om het niet te vragen. “Wat is je kracht? Ik hoorde dat alle halfgoden een beetje kracht van hun voorouder hadden.”

“Dat is het probleem. Ik heb het nooit ontdekt. Maar zodra anderen ontdekken wat ik ben, zullen ze niet twijfelen om me te ontvoeren, verbannen of vermoorden.”

“Nee joh, praat niet zo raar. De dieren houden van—”

“Je bent naïef, Chef. De dieren hebben de goden vermoord omdat ze niet wilden dat ze de baas speelden. Toen ontdekten ze dat er honderden halfgoden waren en ontvoerden hen voordat ze de kans kregen om met hun magie de baas te spelen!”

Minneka klemde haar tanden op elkaar totdat ze bijna braken. “Denk je nou echt dat het anders afloopt met de halfgoden?”

Met spijt, beste lezer, moet ik zeggen dat haar angst niet ongegrond was. Het zorgt dat ik Minneka beter begrijp en haar verhaal durf te vertellen. Maar het praat haar houding tegenover de hele wereld niet goed. Als ik ook maar één keer was langsgekomen, één keer met haar had gepraat, was dit verhaal misschien anders afgelopen.

De weg terug naar de kar verliep in stilte. Toen ze aankwamen, stond de deur wagenwijd open.

Perzwa hobbelde weer van links naar rechts, waarbij hij de ketel omstootte die gelukkig leeg was, en probeerde uit te vogelen hoe het stuur werkte.

Maar Chef had alleen oog voor een bundeltje bloemen op de vensterbank. Een witte bol met een puntig uiteinde, boven een slingerende groene stengel met doorns.

“Tegenspoedtulpen! Het is je gelukt!”

“Ik ben een goede handelaar,” zei Perzwa trots. “Het kostte maar 500 Soliduri.”

Wat?” Minneka was een haar verwijderd van dit zwijn uit de vensterbank gooien. “Dat was bijna al het geld dat ik had!”

Perzwa haalde zijn schouders op. “Poeh, geen zorgen, ik zal je terugbetalen met een deel van de piramideschatten.”

Chef had wél zorgen. Ze zette de potten vol giftig water netjes in haar kast en haalde de stengels van de Tegenspoedtulpen. Alleen nog de Zeezot. We zijn al in Traferia, steeds dichterbij het Leeuwenpaleis. En ik heb nog steeds géén idee hoe dit medicijn moet samenkomen.

Uiteindelijk won de uitputting het van de zorgen. Ze viel in een diepe slaap.

Toen ze wakker werd, was er weer bijna een dag voorbij—en haar receptenboek weg.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

6. De Gifstructie

Dat iemand aanklopte bij de kar was niet gek. Dat ze het deden terwijl de kar aan het rijden was, rond middernacht, was een eerste keer. Chef tikte met haar staart de deur open. Ze voelde Minneka…