8. Het Receptenboek

Ze waren pas halverwege de route naar het Leeuwenpaleis, toen de volgende dieren alweer op de deur klopten. Twee okapi—dieren die leken op herten, maar met de gestreepte poten van een zebra—vroegen om iets voor hun zoontje. Die wilde niks eten en vond alles vies.

De Chef moest hen afwijzen.

Ze moest door naar de koning, zonder omwegen, zonder stilstaan, zolang de klokken nog luidden.

Op een dag rijden van het Leeuwenpaleis, klopte een kaketoe aan. Hun leefgebied onderin Equator was hard geraakt door de constante oorlogen tussen de verschillende godsdiensten. Ze konden bijna geen eten meer groeien en vroegen of Chef een wonderbaarlijk zaadje had dat tien keer zoveel graan maakte.

Chef had zo’n zaadje. Door al die jaren van de beste zaadjes selecteren, wist ze zeker dat haar planten grotere vruchten en meer eten zouden maken. Maar ze moest ook hen afwijzen.

Ze stond gebogen over de vier ingrediënten op haar werktafel: Bultbaracht, Dinolief, Tegenspoedtulp en Zeezot. Ze had erg weinig van elke plant. Ze kon niet zomaar experimenteren en bladeren verspillen—het moest in één keer goed gaan.

Chef leunde haar hoofd in haar handen. Uitgeput zocht ze steun bij de vensterbank. Ze ging iedereen teleurstellen. Ze was eerder de Slechte Chef.

“Had je nu nog maar je receptenboek,” zei Minneka met een grijns. “Had je nou maar geluisterd naar een wijze vos die zei—”

“Ja ja, wrijf het er maar in.” Chef keek naar buiten. Naar de zon die onderging en een rode gloed wierp op het glimmend witte paleis dat nu in zicht kwam. “Ik dacht dat ik een betere kok was. Dat ik het ook wel zonder kon. Maar dat boek wist alles … en ik blijkbaar niks.”

Minneka fronste. “Wacht. Je wist het niet? Je had niks door?”

“Sorry?”

Haar mantel viel van haar schouders. “Dat boek is geen receptenboek, Chef. Jij had, in jouw bezit, het Boek der Betekenis. En je hebt het open in de vensterbank gelegd. Je hebt dieven zowat uitgenodigd om het te komen stelen!”

“Het Boek der … waar heb ik die naam eerder gehoord?”

“Het is één van de Hemelvoorwerpen! Het Boek was van Bella, godin van de Wijsheid. De Leeuwenkoning had je een miljoen Soliduri gegeven voor dat boek!”

“Wat had ik moeten doen met een miljoen goudstukken? Goud kan je niet eten.”

Minneka schuurde langs Chef en keek ook uit het raam. Als je de luidende klokken kon vergeten, lag het paleis er prachtig en vredig bij.

De laatste rode zonnestraal verlichtte de vele symbolen die de goden in de muren hadden gekrast. Toen ze nog rondliepen op Somnia.

“Door mijn familie lopen veel legendes,” zei Minneka, “die Feria ooit heeft verteld. Zo ook een verhaal over een andere planeet: Dalas. Daar aten ze steen, dus wie weet.”

Chef schudde haar hoofd. “Het enige dat ik wil, is een volle maag voor iedereen. Zeg dat tegen de koning. Als ik hem misschien redt—”

Wanneer je hem hebt gered—”

“Zeg dat ik geen goud of schat wil. Word ik ongemakkelijk van. Ik wil mijn receptenboek terug.”

“Dat gaat lastig worden,” zei Minneka. “Er klink geruchten. Geruchten dat er nog steeds groepen zijn die opnieuw de Hemelvoorwerpen allemaal willen verzamelen. Met die vereende kracht kunnen ze … kunnen ze alle halfgoden uitwissen. En jij hebt misschien wel het sterkste voorwerp zo uit je handen laten glippen.”

Minneka hoefde niks meer te zeggen. Chef wilde alleen maar helpen en aardig zijn. Maar nu was ze aardig geweest tegen de verkeerde en had ze daardoor juist meer pijn veroorzaakt.

“Het sterkste voorwerp? Het is slechts een boek dat zegt hoe je een Pompoencake maakt of een Trekdroptaart. Knappe panter die je aanvalt met een stuk taart.”

Chef tikte tegen haar kin. “Hoewel, als je een Kinese Knauwer expres zou laten aanbranden, wordt dat ding zó hard dat je misschien wel—oh, dat doet me denken aan die ene keer dat ik bij de Himabergen was in Kina en—”

“Het is wat het moet zijn voor wie het leest. Voor jou had het alleen recepten en plantenkennis. Voor mij had het waarschijnlijk verhalen over alle andere halfgoden gehad. Misschien een antwoord op waar ze zijn, of welke kracht ik heb.”

“Dan vragen we de Leeuwenkoning zeker om dat boek voor ons terug te stelen.” Chef besefte hoe apart de diefstal eigenlijk was. Perzwa had niet terug hoeven komen met Tegenspoedtulpen. Hij had veel meer kunnen stelen, of weg kunnen komen met het boek voordat zij terugkwamen.

Was het een dief met eer? Was het boek zoveel waard dat hij best oprecht wilde helpen?

Moet je jezelf horen, dacht ze. Zelfs een dief die een Hemelvoorwerp jat, praat je nog eer en goede bedoelingen aan.

Het was stil in het oerwoud. Akelig stil. Chef en Minneka pakten in paniek elkaars poot.

De klokken waren gestopt met luiden.

Minneka sprong naar buiten. Chefs zicht werd wazig, haar hele omgeving plots tien keer zo donker, alsof Minneka tien reuzenschaduwen had gekregen die haar ondergronds wilden trekken.

“Help! Help! Kom de kar trekken!”

“Wie is daar?” schreeuwde een bewaker vanaf de voorste paleistoren.

“De Goede Chef! Met het medicijn!”

De paleisdeuren werden razendsnel opengegooid. Een kudde Equids—die inmiddels Paarden heetten voor de meesten—holde naar buiten en dromde om de kar. Chef improviseerde touwen, van klimop die ze zelf had gegroeid, en bond die om hun nek.

Ze was tegen andere dieren de kar laten trekken. Maar voor deze keer zag ze de noodzaak.

De paarden maakten snel vaart. Chef viel achterover en werd tegen de achterwand gedrukt. Tegen de tijd dat haar ogen weer scherp stelden, racete ze al door glanzend goudbruine deuren. Het witte marmer van het paleis was betoverend, maar ook geweldig in het blokkeren van maanlicht.

De kar hobbelde met horten en stoten door een compleet donkere ruimte. Er hingen wel fakkels aan de muren, maar die werden door de windvlagen uitgeblazen. Chef voelde om haar heen. De ingrediënten lagen niet meer op tafel, maar verspreid over de vloer.

“Kan ik wat licht krijgen?” Haar stem galmde tegen de muren. Iemand maakte de paarden los. De kar zakte een halve meter omlaag en kwam tot stilstand.

“Schiet op! Schiet op!” riep Minneka, maar ze klonk ver. “Hoe is het met de koning?” vroeg ze aan een tweede stel pootstappen die de zaal binnenkwam.

“Daar durf ik geen uitspraken over te doen,” zei een lage serieuze stem.

Chefs poten grepen alle kanten op. Had ze nu de Dinolief vast? Nee, dit waren de doorns van de Tegenspoedtulp. Ze moest haar vuurstenen vinden. Voor licht. Om de ketel warm te krijgen. Maar waar lagen die verdraaide dingen?

“Het is nu of nooit, Chef!” riep Minneka plotseling van dichtbij. “Geef ons alsjeblieft je beste medicijn. Alsjeblieft.”

Het voelde alsof er een dikke, beklemmende deken over haar en de kar was gegooid. Haar hart sloeg op hol en ademhalen was moeilijk. Haar hoofd riep twee verschillende dingen.

Je kan dit, Chef.

Je gaat falen, Chef.

Ze negeerde het allebei en maakte op de tast een recept klaar.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

8. Het Receptenboek

Ze waren pas halverwege de route naar het Leeuwenpaleis, toen de volgende dieren alweer op de deur klopten. Twee okapi—dieren die leken op herten, maar met de gestreepte poten van een zebra…