10. Epiloog

Arlar wenste dat hij nooit de Windvlaagvleugel had aangeraakt. Ja, zijn ogen waren geweldig, goed genoeg om in Traferia toch de weg te vinden. Of de weg terug naar Garda, samen met de Prijskatten. Hij was sneller, groter, sterker dan andere vogels.

Maar zijn poep kwam eruit als gigantische zaden. Zijn eieren waren zo groot dat hij er geen nest voor kon bouwen. En hij voelde steeds meer wat Cosmo bedoelde: het voorwerp was zo sterk dat het je brein brak. Met elke dag werd het moeilijker om nog na te denken, te praten, te leven. Alsof hij steeds minder begreep hoe zijn lichaam werkte.

Maar hij had het geaccepteerd, want dankzij die krachten zouden ze sowieso de goden verslaan.

“Dus waarom zijn we gevlucht? We konden winnen!”

Arlar wist dat zijn toon te fel en te luid was. Zijn scherpe snavel in het gezicht van Kajar duwen zou zijn humeur ook niet helpen. Maar als het aankwam op een gevecht, had Arlar goede kans te winnen, en dat wist de leider van de Prijskatten ook.

“We hebben ook gewonnen.” Kajar kraste met zijn nagel drie strepen in het steen. “We hebben nu drie Hemelvoorwerpen in ons bezit.”

Arlars snavel viel open. “Het is gelukt? Je hebt hem gevonden?”

Kajar lachte scherp. “Tibbowe had de juiste plek gevonden. Zijn soldaten hadden de grond vrijgemaakt. Tja, zo’n cadeau sla ik niet af. Na eventjes zoeken, vonden we Darus’ Hemelvoorwerp.”

“En toen …”

“Toen gaf ik het commando om terug te trekken.”

“Maar als je ze allemaal afslacht, wat we hadden kunnen doen, hadden ze nooit—”

“Wie van ons weet het geheim? De manier om de goden te verslaan?”

Arlar nam een stap terug en keek schuldbewust naar de grond. “U, u mijnheer Kajar. De wolven dan? Die zijn niet mee teruggekomen.”

“De wolven gaan ondergronds … om op het juiste moment weer boven te komen.”

Kajar struinde weg. Hier in Garda hadden ze geen maïs of graan. Maar het kostte weinig experimenten om te vinden wat ze hier wél in tuinen konden groeien: rijst.

Het vereiste het kappen van nogal wat bomen, en hele stukken land onder water zetten. Maar ach, Kajar draaide zijn poot niet om voor wat vernieling.

Arlar zag het al voor zich. Ze zouden duizenden dieren kunnen onderhouden in hun leger, net zo lang als de oorlog duurde, zolang ze maar konden leven van planten. Vroeger had iedereen dezelfde baan: eten zoeken. Sinds de oorlog had iedereen een nieuwe baan: vechten voor je leger.

Voor het eerst konden banen nu verschillen: de meest waardeloze vechters bleven achter en werkten de hele dag in de Tuinen. Ze moesten er nog een goede naam voor verzinnen, want Buitenpootje Gewassenteler was het niet. Misschien kon het ingekort naar boer.

Natuurlijk kon je zo’n tuin niet meenemen naar het volgende slagveld. Arlar hoopte dat dit Kajar overtuigde om niet wéér halsoverkop naar een ander continent te gaan en daar oorlog te voeren.

Kajar tikte hem aan. “We moeten terug naar Origina.”

Arlar zuchtte. Sinds hij de Windvlaagvleugel had aangeraakt, werd een zucht al snel een wervelwind die vachten de andere kant op blies.

“Zij hebben nu ook agricultuur. En zij hoeven het niet te verplaatsen, want Origina is hun thuisland. Ik hoorde dat ze in Traferia een groot paleis bouwen voor Tibbowe, met plannen voor een stad eromheen. Dankzij jouw ontvoering van Bunjo hebben de beren nu officieel verklaard dat ze achter de goden staan. Dit is waanzin!”

“Dus we gaan terug om wraak te nemen op de Berenbouwers,” zei Kajar meteen.

Ze begrepen niet precies wat het Hemelvoorwerp deed. Tijdens het gevecht had het dingen veranderd over de hele wereld. Planten groeiden sneller. De grond kon meer aan. Zelfs niet-magische zaadjes bloeiden in hoogstens een paar maanden, niet jaren of eeuwen.

Laatst passeerde zelfs een handelaar die beweerde dat ze ergens aardappelen onder controle kregen. Maar goed, die beweerde ook via Compana te komen, en daarvan had hij echt nóóit gehoord.

Kajar had veel geprobeerd, zoals planten die vlees groeiden, maar de Steen van Zekerstof was onbegrijpelijk. Voor nu.

“Des te meer reden om nu te gaan. Nu ze nog niet in stenen huizen zitten. Nu ze nog geen nieuwe uitvinding hebben die wij niet hebben. Voordat nog meer Gesplitste Soorten ontstaan, zoals de onvoorspelbare Gosti.”

“Kunt u dan minstens vertellen wat het geheim is? Waarom we dit doen?”

“Denk je nou echt dat ik zulke informatie zomaar … Prijsgeef?” Kajar tikte zijn nagel tegen Arlars veren. “De eerste stap: verzamel alle Hemelvoorwerpen. De tweede stap: zorg dat deze oorlog zo lang, lang, lang, lang mogelijk duurt.”

Arlar snakte naar informatie—Kajar draaide weg. “Al dit praten over eten maakt me hongerig. Hongerig als een paard!”

 

En zo ging het leven door …

Ander verhaal?

Deze knoppen gaan naar de verhalen hiervoor (links) en hierna (rechts).

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

10. Epiloog

Arlar wenste dat hij nooit de Windvlaagvleugel had aangeraakt. Ja, zijn ogen waren geweldig, goed genoeg om in Traferia toch de weg te vinden. Of de weg terug naar Garda, samen met de Prijskatten.…