9. Maïsveldslag

Quili probeerde de voetstappen van haar leger te volgen. Maar de bomen stonden zo dicht op elkaar dat de meeste dieren door elkaars spoor moesten lopen. Traferia perste iedereen samen totdat ze met de vacht langs bomen en struiken schuurden, waardoor nog meer bladeren en takken omlaag dwarrelden.

Ze kon het leger dus niet vinden, maar wel een paar achterblijvers. Een paar Gosti leunden met de ogen dicht tegen een boomstam, als zandkorrels tussen tienmaal grotere leeuwen. Eentje hoorde Quili komen en perste een oog open.

“Oh, jij bent het.”

“Heeft Tibbowe jullie hiernaartoe gestuurd? Als … als …” Hun stilte verraadde het antwoord. Tibbowe wist hier niks vanaf.

“We kunnen niet meer,” fluisterde een Gosti. “Dit is idioot. Ik heb te weinig gegeten om een arm op te tillen, en we moeten gaan vechten?”

Ze probeerde de Gosti overeind te duwen met haar hoeven, en daarna haar neus. Het enige resultaat was dat ze nu bovenop een leeuwenvacht voor pampus lagen.

“Luister! Word wakker! Ze lopen rechtstreeks een val in!”

Op die zin openden meer wezens hun ogen. “Waarom denk je—”

“De adelaars staan helemaal niet aan onze kant. Zij laten dieren verdwijnen en laten een zaadje achter, want zij hebben stiekem de Windvlaagvleugel.”

De Gosti keken elkaar aan. “Maar dat is geweldig nieuws!”

Wat?

“Dan hebben we een smoesje voor achterblijven!”

Quili trok de Gosti aan zijn staart van de grond en liet hem bungelen. “Wie van jullie is de snelste? Ga naar Tibbowe en probeer hem nog te waarschuwen.”

“Dat zal ik wel weer zijn,” zei de grootste leeuw. “Tjonge jonge, gecommandeerd worden door een Equid, het moet niet gekker worden.”

Maar hij luisterde. Uit het niets vloog hij naar topsnelheid, wat levensgevaarlijk was, want hij was te moe om rechtdoor te rennen. Na twee bijnabotsingen met bomen besloot hij maar een nieuw renstijl: afzetten tegen bomen en zigzaggen vlak boven de grond.

“Weet een van jullie de weg naar Darus’ Hemelvoorwerp? De missie die we eigenlijk zouden doen?”

Een paar Gosti knikten. Tibbowe had hen formaties geleerd: als je genoeg soldaten had, kon je slim in een vierkant gaan staan, zodat je elkaar beschermde. Iedereen schoot automatisch in zo’n formatie, want dat was er flink ingedreund.

Het werkte minder goed als iedereen te moe was om de formatie aan te houden.

De groep slingerde door het woud alsof ze allemaal slaapwandelden. De leeuwen aan de buitenkant liepen steeds naar binnen toe, waardoor Gosti werden geplet en halsoverkop naar buiten moesten rollen. Toen Quili het tempo wilde verhogen, begaven haar voorpoten het en dook haar snuit als een schep in het zand. De andere dieren reageerden natuurlijk veel te laat en schepten even later met haar mee. Deze formatie kon de grond geweldig omwoelen, maar als ze een vijand tegenkwamen …

En wat als Darus’ hemelvoorwerp beveiliging had? Ze had gehoord dat andere magische plekken vaak een test hadden die je moest doorstaan.

Dit was rampzalig. “Is het nog ver?”

“Ik dacht dat we er al waren?” zei een Gosti verbaasd. “Waarom zijn we anders aan het graven?”

“Omdat ik mijn klauwen nauwelijks meer kan optillen.”

Hun magen rommelden zo onophoudelijk, dat Quili pas laat merkte dat de lucht écht rommelde. Onweer was op komst. De eerste regendruppels vielen al. Dat werd dadelijk een hevige regenstorm die een hele dag kon duren. De naam Regenwoud, die sommige dieren gebruikten, klonk haar steeds beter in de oren.

“We zijn er bijna,” brulde de leeuw over het lawaai van inslaande druppels. De brul werd beantwoord door iemand verderop. Ze moesten in de buurt zijn gekomen van het andere leger, maar in het regengordijn zagen ze niet verder dan één leeuwenlengte.

De regen spoelde de grond weg die ze net hadden opgegraven.

Het onthulde een paarsblauwe plaat.

Alsof een grot ondergronds was gebouwd, en daarna bedekt met aarde. De ontdekking gaf haar weer energie. Ze rende over het stenen pad dat ontstond, op zoek naar een ingang. De andere dieren vonden ook nieuwe energie en spreidden zich uit om meer van de plaat te onthullen. Er moest een gigantische grot zijn, vlak onder de aarde. Hoe ver ze ook renden, hoeveel modder ze ook wegspoelden, het bleef maar doorgaan. Ze had het idee dat ze in een grote boog liepen, terug naar het kamp.

Een bliksemflits sloeg in. De plaat nam het op. Nee, de plaat zoog het op, alsof het de straal uit de lucht plukte. Het steen kreeg een geelrode ring, die groeide en groeide, totdat het zelfs zichtbaar was onder aarde die niet was weggespoeld.

Niet veel later klonk opnieuw gebrul.

Die ring heeft het andere leger bereikt, dacht ze. Dan zijn ze dichtbij.

Erg dichtbij.

Uit de regendruppels ontstonden plots wolvenhoofden. Twee glimmende kaken openden zich voor Quili’s neus. Een leeuwenklauw trok ze dicht en twee Gosti’s bonden er een touw omheen. Nog een donder. Nog een flits, die heel even genoeg licht gaf om de complete veldslag te overzien.

Tibbowe en twee andere soldaten waren de valstrik ingelopen. Zij zaten vast in die piepkleine grot, samen met de Prijskatten, hoewel de deur al was losgerukt.

De rest had de waarschuwing op tijd gehoord. Didrik zoefde over het slagveld en hielp waar soldaten in de minderheid waren. Met Tibbowe opgesloten, werd hij automatisch de nieuwe leider.

Nu de adelaars kleur hadden bekend, miste hun leger luchtsoldaten. De olifanten rukten hele bomen uit de aarde om als schild boven hun hoofd te houden. De Gosti hielden de scherpe punt van hun speren altijd omhoog. Cosmo stond er alleen voor tussen de wolken.

Quili keek heen en weer. Tussen de valstrik … en de grot onder haar voeten die sowieso Darus’ Hemelvoorwerp bevatte. Het hele krachtige voorwerp. Hetgeen waarmee Cosmo dacht de oorlog meteen te kunnen beëindigen.

Ze maakte een keuze.

“De koning! Red de koning!”

Ze sprong bovenop de rug van een leeuw. De groep die net nog halfdronken over de modder waggelde, vormde een formatie die wél vierkant was en rende naar de opening van de grot. Andere soldaten, van beide legers, sprongen aan de kant voor deze stekelige vuurpijl. Quili dook in de manen van haar leeuw toen een adelaar op hen neerstortte—Cosmo greep het beest in zijn snavel voordat het zover was.

De grot was weinig meer dan drie grote stenen die dicht op elkaar stonden. Ze maakten samen een kleine doodlopende kamer. Van buitenaf leek het op een schuilplek voor de God van Steen, maar van binnen bleek dit meteen onjuist. De Prijskatten omsingelden Tibbowe in het midden, maar daarvoor moest één kat met zijn rug naar de opening staan. Die hoorde de formatie komen, keek achterom, en kon niet op tijd reageren.

Quili’s legertje stampte over de voorste twee Prijskatten heen. Tibbowe’s eigen bewakers waren al gestorven. De koning sloeg wild in het rond en trapte achteruit. De omsingeling hield stand. De Prijskatten waren formidabele wezens, zelfverzekerd en vechtvaardig.

Nu hadden ze Quili óók omsingeld.

“Ik waardeer het gebaar,” zei Tibbowe door geklemde kaken, “maar red jezelf.”

“Dat doe ik. Door het wezen te redden dat mij veilig houdt.”

Ze klonk zeker. Ze was alleen maar zeker dat ze dadelijk werd opgevreten door een Prijskat. De kring om hen heen kromp en kromp. Tibbowe was het middelpunt van een hoopje soldaten die niet langer konden vluchten.

Ik hoop dat de goden ook de hemel besturen waar dode dieren heengaan, dacht ze. En dat ze zien dat ik aan hun kant stond.

Iets hards schuurde over haar hoofd. Een doffe klap werd gevolgd door nog meer doffe klappen. Ze durfde haar ogen niet te openen. Ze was inderdaad een waardeloze vechter. Welke soldaat sluit nou diens ogen middenin—

Iemand trok haar mee. Ze voelde weer regendruppels in haar vacht. Haar ogen openden automatisch.

Een beer, die niet onderdeed voor Tibbowe, zwaaide in het rond met een deur die veel te mooi was om als wapen te gebruiken. Prijskat na Prijskat kreeg het platte, onbreekbare hout tegen de neus, kaak, ribben of achterpoot. En op zijn rug zat een Equid die haar bekend voorkwam.

“Pak ze! Ja! Laat ze voelen hoe stevig Berendeuren zijn!” riep Epoh, kletsnat door de regen, maar haar ogen fris en scherp. Wolven grepen naar haar. Adelaars pikten naar haar vel, een mierenlengte verwijderd van ontvoering.

Ze leeft nog! Ze leeft nog! Als het er écht om ging, riskeerde ze haar leven om Quili te redden. Het maakte haar eerder acties makkelijk te vergeven.

Uiteindelijk is iedereen vooral blij als ze nog leven—de rest doet er dan weinig toe.

Haar groep werd snel overgenomen door Tibbowe, die een terugval commandeerde. De leeuwen klaagden over “nog meer rennen”. Niet alle soldaten kwamen weg, want terwijl ze terugtrokken, achtervolgden de vijanden die over waren.

Een volgende bliksemflits sloeg in. Een rode cirkel groeide weer onder de grond—de paarsblauwe plaat was geraakt. De beer nam de deur nu op zijn rug, en de kleinste soldaten namen plaats erbovenop. Epoh ook. Quili twijfelde geen seconde en sprong naast haar.

Hun ogen ontmoetten elkaar. Zonder iets te zeggen schuurden ze tegen elkaar en gaf Epoh haar vriendin een snel kusje op het voorhoofd. “Dit is Bunjo!” riep Epoh. “Hij gaat—”

Toen ze de top van een heuvel bereikten, gooide Bunjo de deur als een slee op de grond.

De tocht omlaag was hobbelig en pijnlijk, maar in ieder geval twintig soldaten zouden het redden.

Dat had ze gedacht.

Adelaars cirkelden boven hun kamp, met Prijskatten en wolven in hun klauwen. Hield het dan nooit op!?

Een paar kleine diertjes op een deur waren gelukkig niet interessant voor hen. Toen de rest samen met Tibbowe over de heuvel kwam, renden de twee legers op elkaar af.

Alleen zat Quili’s tuintje daar nog tussen. Het gevecht verplaatste zich naar de stenen spiraal omhoog, waar dieren schuin moesten vechten en elkaar van de rand probeerden te duwen. Didrik klom naar de top en gleed omlaag, alsof het een glijbaan was, terwijl hij onderweg de poten wegtikte onder alle tegenstanders.

Zij en Epoh sprongen van de deur toen ze langs het tuintje kwamen. Ze sprongen in een vierkant vol … stevige stengels en uitgekomen planten.

Hoe was het zo snel gegroeid? Dit was … dit was eten!

Quili wilde al een hap nemen, maar Epoh tikte haar aan. Ze doken weg voor de eerste stampende kudde die dwars door haar tuin wilde. Ze ging beschermend voor de stengels staan, alsof haar lichaam een goed schild zou zijn tegen een leger.

“Pas op! Zet je poten ergens anders neer!”

Een olifant stampte bijna haar tuin plat. Epoh steigerde om hem de andere kant op te sturen.

Twee wolven renden naar de olifant, plantenstengels tussen hun nagels. Quili beet van haar af om ze rondom de tuin te leiden. Elke stengel die overeind bleef was een overwinning.

“Stop met vechten! Neem een andere route!”

Epoh zette alle houten hekjes weer overeind en duwde ze dieper vast in de grond. Quili wenste vurig dat zij ook ooit de vlugge handjes van de Gosti kregen, in plaats van massieve hoeven.

Vijandelijke gifslangen glibberden door haar tuintje en namen nog meer stengels mee. Quili had toch zó’n zin om ze in de staart te bijten. Deze keer vond ze dat het mocht.

Samen met Epoh verjaagde ze alle indringers uit hun tuin.

Haar leger was aan het verliezen. Haar tuin stond nu nog overeind, maar als het zo doorging, was hij dadelijk aan gort.

Niemand had het dan ook verwacht dat de vijand plotseling zou vluchten.

Een boodschap werd bijna fluisterend doorgegeven. Alle vijanden draaiden om. Weg van dit kamp, weg van hun eigen kamp, misschien wel weg uit Traferia.

Haar leger was te moe en verbaasd om te juichen of elkaar te feliciteren met de overwinning.

Tibbowe keek sceptisch. “Beheers jezelf. Juich niet te vroeg.”

Alle vleeseters stortten zich op de gestorven soldaten van de tegenstander. Ze schransten op het vlees en kenden geen maat. Het was de eerste keer dat de commando’s van Tibbowe door zijn leger werden genegeerd. Tibbowe was zelf ook te hongerig om er iets mee te doen.

Alle planteneters keken naar de tuin. Quili’s tuin. Hij was overeind gebleven, met genoeg eten voor iedereen. In al het geweld, hadden de twee vriendinnen de tuin overeind gehouden. Glimlachend vielen ze in elkaars armen.

“Het spijt me,” zeiden ze tegelijk, waarna een rommelende maag de rest van het gesprek overnam.

Ze vielen aan. Konijnen, schapen, maar vooral Equids schransten van maïs en graan. Hele velden verdwenen en nog steeds had Quili honger. Niet zo gek als je meer dan een week niks had gegeten. De paardachtigen vraten zo snel en enthousiast dat Didrik een nieuw spreekwoord invoerde: “Ha, ik heb honger als een paard!”

Toen ze even later voorzichtig het kamp van de vijand opzochten, vonden ze het spookachtig verlaten. Een houten cirkel wachtte daar op Didrik, die meteen verder moest. Hij vroeg Quili nog of zij niet bij de Kameraden zonder Koning wilde. Ze hoefde niet lang na te denken. Ze had haar plek gevonden—haar koning.

Tibbowe was teleurgesteld over de Steen van Zekerstof, zoals Darus zijn eigen Hemelvoorwerp noemde, maar beloonde Quili voor het redden van zijn leven. Hij beloofde het territorium rond zijn paleis uit te breiden, zodat alle prooidieren in de wijde omgeving veilig zouden zijn. Hij richtte een groep op die vanaf nu tuintjes moest bijhouden en voedselvoorraden regelen.

Nooit meer zou hij moeten toekijken hoe dieren vergingen van de honger. Quili en Epoh, als eerste Adviseurs van Agricultuur, zouden hem daarbij helpen.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

9. Maïsveldslag

Quili probeerde de voetstappen van haar leger te volgen. Maar de bomen stonden zo dicht op elkaar dat de meeste dieren door elkaars spoor moesten lopen. Traferia perste iedereen samen totdat ze met…