Notities
Ik wilde dit verhaal vroeg schrijven omdat het véél belangrijker is dan veel mensen denken. Dat betekende ook, echter, dat het niet in één verhaal paste. Dit verhaal en de volgende paar zijn in één keer gepland en geschreven, want allemaal draaien ze om hetzelfde idee: mensen leerden de natuur beheersen (en zo hun voedsel)
Dat is wat “agricultuur” betekent. Niet “een tuintje maken en oogsten”, maar expres stappen zetten om planten en dieren te controleren zodat ze zo nuttig mogelijk zijn. Vanuit menselijke ogen, dan.
Voordat mensen ontdekten dat ze planten konden verbouwen, waren ze jagers en verzamelaars. Je enige taak was om te jagen op dieren of eten te verzamelen dat toevallig om je heen lag. Had je genoeg eten? Dan ging je de rest van de dag doen waar je zin in had.
Onderzoek toont aan dat mensen uit de oudheid waarschijnlijk méér vrije tijd hadden dan de mensen die hun voedsel haalden uit agricultuur. Ze waren meer bezig met muziek, kunst en andere dingen. Ze waren vaak ook gezonder.
Waarom zijn we dan toch overgestapt naar agricultuur? Omdat het een paar grote voordelen had.
- Je controleert je voedselbron. (Je bent dus niet afhankelijk van weer, toeval, competitie, enzovoort.)
- Je kan een overschot aan voedsel krijgen en bewaren. Dat betekent dat mensen in staat zijn om andere dingen te doen dan eten verzamelen! Voor het eerst zag je dat mensen hun eigen baan of rol kregen.
- Het kan vrijwel overal toegepast, zolang je ruimte hebt en de grond een beetje bewerkt.
De nadelen zijn …
- Al dat bewerken van de grond is niet geweldig voor de natuur. De meeste uitvindingen van mensen om agricultuur te helpen—zoals het bouwen van een dam of het toevoegen van véél mest—zijn vreselijk voor het klimaat.
- Het bewerken van het land is zwaar werk dat veel sterke handen nodig heeft. Indirect zorgde agricultuur voor het ontstaan van slavernij zoals de meesten het kennen.
Hoe ontstond het?
Tja, dat maakte dit verhaal zo lastig. We weten het niet. Er zijn verschillende theorieën.
- De stammen waarin mensen leefden groeiden te groot. Dus er was druk om meer efficiënt of zeker eten.
- Het zaaien en oogsten van planten begon als iets anders, zoals een experiment of ritueel. Toevallig ontdekte men dat dit eetbaar voedsel opleverde dat ze konden controleren. (Ik herhaal nogmaals dat men vroeger behoorlijk wat vrije tijd had, en daarin graag experimenteerde of creatief bezig was. Dat is iets heel menselijks.)
- Het begon als een reserve, een soort “back-up”, voor minder goede jaren. Over tijd bleek de reserve misschien wel handiger dan het jagen en verzamelen zelf.
Eén oorzaak is niet aan te wijzen, omdat agricultuur op verschillende plekken ontstond. Ongeveer tegelijkertijd, maar deze mensen uit de prehistorie konden natuurlijk niet even elkaar bellen en zeggen: “moet je horen wat ik nou heb uitgevonden!”
Het gewas dat ze gebruikten hing natuurlijk af van hun omgeving.
- Zuid-Azië: rijst
- Mexico: Maïs
- Zuid-Amerika (Andes): aardappelen
- Mesopotamië (Midden-Oosten): Graan
- West-Afrika: Yamswortel
Dit verhaal probeert dus de verschillende theorieën te laten zien, en dat het op verschillende plekken ontstond.
Een aanpassing
Een subtiel onderdeel van dit verhaal is dat planten vóór deze tijd heel langzaam groeiden. En dat het idee van een tuin wel bestond maar werd gezien als leuke decoratie of een ritueel. Quili probeert als eerste om specifiek een tuin voor eten te maken. Vanwege de magische zaadjes, en later de Steen van Zekerstof, gaan planten sneller groeien en wordt agricultuur mogelijk.
Dit is niet gebaseerd op iets waargebeurds. Het was nodig voor het verhaal.
(Als planten vanaf het begin zo snel groeiden als in onze wereld, was het minder spannend of geloofwaardig. Agricultuur was echt wel eerder uitgevonden, zeker omdat er (natuur)goden rondlopen met verstand hiervan. De “magische” zaadjes hadden geen nut. Ik had geen manier om de kracht van de Steen van Zekerstof te laten zien.)
De originele versie van dit verhaal had nog wat extra toevoegingen … maar die maakten het te lang. Bijvoorbeeld, het legde uit dat je ook planten kon groeien als medicijnen (tegen gif). Het legde uit dat er een verschil is tussen “het dier bijten is giftig” en “gebeten worden door het dier is giftig”. Quili hield de tuin niet overeind, maar ze gebruikten de achtergelaten tuin van de vijand voor eten. Het was … onduidelijk hoe Quili “plotseling” op het idee van zaadjes planten kan
Ik heb al deze dingen weggehaald of duidelijker neergezet. Het verhaal kwam daardoor onder 15,000 woorden (mijn absolute grens voor deze korte verhalen), maar het werd ook veel duidelijker voor de gemiddelde lezer. Ik probeer soms té veel in een Levenssaga verhaal te stoppen. Met deze edits leer ik mezelf hoe ik dat kan voorkomen en de verhalen meer stroomlijnen!
Domesticatie
Waarvoor ik geen ruimte meer had in dit verhaal, was het tweede belangrijke onderdeel: “domesticatie”. (Vandaar dat ik het over meerdere verhalen had gepland.)
Het was voor de mensen niet genoeg om een zaadje te planten en te hopen op het beste. Ze wilden alleen de beste zaadjes. Dus als een plant ziek was, of niet groot genoeg werd, gooiden ze het weg. Over tijd hielden ze alleen de beste planten over, die steeds beter werden en steeds meer eten opleverden.
Zo kennen wij bananen als een groot, lekker, gezond stuk fruit. Maar de allereerste banaan was echt niet zo: dat was een klein verschrompeld ding met meer schil dan inhoud. Door domesticatie van de mensen—steeds alleen de beste bananen overhouden en planten—werden ze groter en voedzamer.
Ditzelfde kan je doen met dieren. Je laat je sterkste koeien, met het meeste vlees, voortplanten en de andere niet. Zo krijg je over tijd steeds grotere koeien die meer vlees opleveren.
De domesticatie van planten en dieren heeft de mens in één klap vooruit geholpen. Het maakte steden en dorpen mogelijk. Want ineens was er een overschot aan voedsel, dus men kon bij elkaar leven en ieder hun eigen rol invullen.
Maar goed, meer daarover in komende verhalen :)
Personages
- Quili: actief en ziet mogelijkheden, maar daardoor ook een naïeve flapuit die last heeft van woede. (Heel veel zin om allerlei beesten “in de staart te bijten”) Twijfelt nogal aan de koning en het nut ervan.
- Epoh: stil, verlegen, onzeker, reageert op alles “ik weet het ook niet, ik weet het ook niet”. Laat zich besturen door anderen. Wil vooral “normaal doen” en niet opvallen, en vindt Quili’s idee van het tuintje daarom raar.
- Didrik: onze favoriete tijdreizende zonnedas, zegt soms dingen uit een ander tijdperk of plek. Praat en gedraagt zich vrij losjes. Maar als het moet is hij altijd sterk, snel en behulpzaam.
- Tibbowe: plechtige koning, veel liefde voor zijn vrouw en trouw aan de goden, leren hem verder niet heel goed kennen dit verhaal
- Gossin: denkt dat de Gosti geweldig zijn en de rest dom. Liegt over bang zijn voor bloed, want staat eigenlijk achter de vijand: de Gosti zijn de enige diersoort die half achter de goden staan en half niet. (“Gesplitste Diersoort”)
- Bunjo: de Bovenste Berenbouwer, ontvoerd door de Prijskatten om voor hen dingen te bouwen, maar verklaart zich daarom juist voor de Goden aan het einde