1. Boerderij Nachtegaal
Terwijl een wit busje over de oprit raasde, gooide de boer paniekerig het hek open naar het weiland. Alle dieren bleven verbaasd staan. Kuku loeide zelfs van verrassing: ze had nog nooit naar het weiland gemogen.
“Nou, hup, hup, snel een beetje.”
De boer droeg een blauwe overall, glanzend en schoon, met zwarte laarzen die net zo waren opgepoetst. Kuku herkende de klanken, maar wist niet wat hij zei. Sinds de Babbelbroers, aan het einde van het Tweede Conflict, konden de meeste diersoorten niet meer met elkaar praten. Behalve Hess dan: hun waakhond verstond iedereen.
De boerderijdieren keken de boer vragend aan.
Hij herhaalde dezelfde klanken, inclusief iets over “domme wezens” en “glazige ogen”, maar tevergeefs. Daarna sloegen zijn grote handen een paar koeien tegen de kont en schapen in het gezicht, totdat de dieren toch maar het weiland inliepen.
Het witte busje stopte. Op de zijkant stond een mens, losjes getekend en omringd door veel te blije dieren. Ze hield een klembord vast met daarop een papier vol groene vinkjes. Precies de vrouw van de zijkant, inclusief klembord, stapte nu naar buiten.
Haar papier had natuurlijk nog geen groene vinkjes—hij was leeg. Ze kwam de boerderij inspecteren.
Op hakken maakte ze haar lange, luidruchtige weg over het grindpad. Haar rechterhand droeg een vuurrode ring die veel te groot was en haar gezicht zat vast onder de make-up.
Boer Harry draaide om en rende naar de schuur. Hij gooide een paar hooibalen voor de gaten in de muur.
Kuku stapte door het weiland alsof ze bang was elk moment in een hondendrol te staan. Haar vacht was grotendeels wit, bijna roze, met slechts een paar zwarte vlekjes. Soms schrok ze van haar eigen vlekken.
Was dit nou gras? Het voelde gek onder haar poten. Héél gek. Ze boog haar nek voorover, haar snuit vlakbij de grond, en snuffelde een paar keer. Ja! Vers gras! Ze loeide en hapte ernaar.
Even later keek ze dolblij in het gezicht van haar moeder. Die was serieus, zelfs boos. “Doet Harry nou altijd. Wen er niet aan.”
De vorige inspectie was nog voordat ze geboren was. Toen de koeien ontdekten, een week geleden, dat een nieuwe inspectie kwam, werden ze helemaal wild. Nou, Kuku had zich wel wat méér voorgesteld dan één vrouw die onhandig het oneven boerderijterrein overwon.
Ze was nu bijna bij Harry. Die was druk bezig met de stal opruimen en alle stront laten verdwijnen. Het betekende vooral dat het allemaal in een ander, donkerder hoekje werd gegooid. Meerdere flessen luchtverfrisser staken uit zijn diepe zakken, en hij maakte ze allemaal op.
De voorkant van de stal was een jaar geleden ingestort, toen houtluizen en ratten de twee pilaren hadden weggevreten. Daardoor waren twee schapen overleden en konden de grootste koeien de stal niet meer uit.
Harry had de afgelopen week elke avond getimmerd aan een nieuw dak. Het was niet zo goed als het werk van de Berenbouwers, maar een inspectrice zou het verschil niet zien, tenzij ze op het dak klom. Dat wilde Kuku nog wel eens zien.
De instorting, beste lezer, was niet het enige vreemde dat gebeurde op deze boerderij. De schoorsteen was tweemaal uit het niets van het dak gerold. Eén keer was midden in de nacht plotseling de helft van de hekken omgevallen. Alle dieren kregen straf; iedereen beweerde het niet te hebben gedaan.
Regelmatig hapte iemand grote stukken van de graanvelden weg. Alsof ze een spelletje deden om dingen te tekenen die je alleen van bovenaf zou kunnen lezen. Alle dieren kregen straf; iedereen beweerde het niet te hebben gedaan. Kuku was überhaupt nooit lang genoeg losgelaten om de graanvelden bij de toegangspoort te ontdekken.
“Elize!” schreeuwde Harry over het terrein. “Eliiiizeee!”
Zijn dochter, een jong meisje met rood krullerig haar, rende naar hem toe.
“Ik houd die rare vrouw even bezig, kind. Jij moet ondertussen zorgen dat de waterbak is gevuld en dat de andere stal op slot zit.”
“Op slot? Maar dan kunnen die andere dieren er niet meer uit—”
“Doe het!”
Harry schopte een volgende groep “slome koeien” het weiland op. Elize maakte een gepijnigd geluidje.
“Niet zo mekkeren. Dat is wat je doet bij domme wezens die niet willen luisteren!”
Elize knikte en beukte een klein schaap dat de weg kwijt was. “Ja, ja, natuurlijk. Weet ik toch, pap.”
“Oh, en breng medicijnen naar dat zieke varkensjong.”
“Medicijnen? Waar liggen die?”
“Weet ik het. Vul een beker met water, schrijf het woord medicijn erop. Moet ik alles voorkauwen?!”
Elize fronste, maar huppelde naar de waterbak. Ze probeerde dezelfde kleding als haar vader aan te doen. Kuku hoorde dat ze haarzelf Boerin Elize noemde als vriendinnen hier kwamen spelen. Het grootste verschil was dat haar kleding en laarzen binnen vijf seconden al bruin zagen van de modder, elke dag opnieuw.
Harry plakte een glimlach op zijn gezicht en liep nonchalant naar de inspectrice. “Welkom, welkom, bij boerderij De Nachtegaal!”
Hij schudde uitvoerig haar hand. Zij veegde haar vingers daarna af aan een doek.
“Ik ben Beatrix en ik heb weinig tijd. Ik begin graag bij uw stal.”
“Natuurlijk, kijkt u vooral overal rond. Ik heb niks te verbergen!” Harry’s handen sloegen op zijn forse buik bij het lachen.
Beatrix was langer dan Harry, maar flinterdun. Kuku grijnsde: “Ze lijkt wel een grasstengel naast dikke Harry—”
“Stil! Houd je gedeisd!” zei haar moeder.
“Hij gaat nooit groene vinkjes krijgen. Die stal stinkt als … als … een hondendrol van Hess.”
Haar moeder flapperde haar oren en loeide zacht.
Ze liepen de stal in.
Ze bleven een paar minuten binnen.
En ze kwamen er gezellig kletsend uit.
“Ja, ja, ik vind het héél belangrijk dat de dieren een fijne lucht hebben,” zei Harry. “En dat ze zoveel mogelijk naar buiten kunnen. Kijk maar!”
Samen liepen ze het weiland op. De vrouw wilde niet verder dan een paar stappen, want daar werd het gras plotseling reuzenlang. Het stond zo hoog dat het kriebelde tegen Kuku’s buik, wat haar alleen maar vrolijker maakte.
Dat liet Beatrix fronzen. “Hoe vaak liet u de dieren ook alweer naar buiten?”
“Minstens 200 dagen per jaar.”
“Dat zegt niks. Hoeveel uur per dag laat u de dieren naar buiten?”
“Zolang als mogelijk, gemiddeld zo’n 8 uur.”
“Waarom staat het gras dan alsof niemand het ooit heeft aangeraakt?”
“Zie je wel,” fluisterde Kuku. “Ze kijkt moohlijk. Hij gaat falen en dan …”
En dan? Werd de boerderij gesloten? Waar ging ze dan leven? De stal stonk. En hij was klein. En ze mocht niks. En het eten was vies.
Maar als de boerderij moest sluiten … wat gebeurde er met de dieren?
Haar moeder legde Kuku weer het zwijgen op.
Harry sloeg een hand op Beatrix’ schouder; zij duwde hem weg en maakte haar schouder schoon met de doek. “Ik gebruik natuurlijk extra sterke kunstmest.”
“Dat mag niet. Te veel kunstmest zorgt dat de grond opraakt.”
Hij vergat te knipperen. “Ik bedoel, natuurlijk, dat ik geweldige pesticiden heb waardoor insecten de planten niet opvreten.”
De inspectrice trok haar wenkbrauw op. “Mag sinds kort ook niet meer. Is giftig en onnatuurlijk.”
Harry’s knokkels zagen wit van zijn nerveuze grip op het klembord. “Sorry, we zijn natuurlijk sinds kort gestopt daarmee en ik gebruik nu een nieuwe, geheime techniek. Na de inspectie mag u wel even binnenkomen. Mijn balkon heeft een moestuintje met net zulk hoog gras!”
“Hmm.” Over de hele boerderij groeide de natuur inderdaad alsof het een race naar de zon moest winnen. Ze zette een half vinkje op meerdere plekken.
“En hoeveel dieren houdt u?”
Harry deed alsof hij moest tellen. Zijn grote vingers wezen één voor één naar alle dieren, terwijl hij ze bij naam noemde. Namen die hij ter plekke verzon.
“Zevenenveertig.”
“Dat is krap onder de limiet van vijftig, maar acceptabel. Dan wil ik alleen nog die andere stal—”
“Oh, bespaart u de zorgen. Die staat leeg, al jaren op slot.”
Kuku telde met Harry mee, maar ging nog iets langer door. Hij had bijna honderd dieren. Nog belangrijker, haar vader stond in die andere stal. Kreeg hij wel lucht? Met alles op slot en de gaten gedicht? Ze rende onrustig rondjes door het hoge gras, wat ze nog steeds hongerig weg hapte.
Elize betrad het veld. Beatrix keek toe hoe het kleine meisje een emmer vol water droeg, die bij elke stap iets over de rand morste, op haar kleding. Om haar schouder hing ook nog een tas, met daarop medicijnentas geschreven in kinderlijke letters.
Beatrix legde plotseling een hand op Elize’s rode lokken.
“Ander plan. Ik wil graag even uw dochter spreken. Alleen.”
“Elize? Och, ja, ze helpt soms.” Beatrix keek zuur. Harry haalde zijn schouders op. “Vraag maar raak, dan ga ik alvast koffie aanzetten.”
Beatrix ging door haar knieën, zodat ze Elize in de ogen kon kijken.
Kuku sloop uit het weiland, een paar meter langszij. Haar hart bonsde in haar keel en ze had het idee alsof ze elk moment kon worden aangevallen. Maar Beatrix bekeek de kleine koe een fractie van een seconde … en deed niks.
Natuurlijk. Dieren hoorden vrij rond te kunnen lopen. Ze was Harry nu juist aan het helpen! Moest ze doen alsof ze veel pijn had? Moest ze gaan loeien? Ze haatte dat ze niet meer kon praten met mensen.
Ze liep door naar de andere stal die op slot zat.
“Hij zorgt heel goed voor de dieren!” zei Elize vrolijk. “Echt een dierenvriend. We leven alleen maar van onze boerderij, van de eieren, melk, vlees. Allemaal superlekker!”
“Dat … is fijn. Zorgt hij ook goed voor jou? Hoe vaak moet je werken?”
“Oh, nee hoor, ik moet niks. Ik vind het leuk om te helpen. Ze noemen mij Boerin Elize!”
“Ah. En hoeveel dieren heeft deze boerderij, Elize? Weet je dat?”
Ze dacht even na. Haar wijsvinger tikte tegen haar kin, terwijl de wind speelde met haar krullen. “Ik denk iets van vijftig.”
Elize’s woorden klonken bekend. Harry had precies deze zinnen aan zijn dochter geleerd de afgelopen week.
“Hmm. En wat vind je van vaders moestuintje? Help je daar ook bij?”
“Moestuintje?” vroeg Elize. “Ik weet—oh, dat.”
“Je klinkt verbaasd.”
“Harry noemt het een moestuintje. Hij is er, eh, trots op. Ik vind het weinig voorstellen en heb al meerdere keren per ongeluk dingen vernield. Een verwoesttuintje! Een morstuintje!”
Elize’s vrolijkheid werkte aanstekelijk. Beatrix moest ook glimlachen en gaf haar een kusje op haar voorhoofd. “Kom, ik kijk even naar die laatste stal, en dan laat ik je weer boerin spelen.”
Kuku stond inmiddels bij die stal. Van de buitenkant zag die er inderdaad uit alsof hij vorige eeuw voor het laatst was gebruikt.
“Pap?” riep ze tegen de muur. “Pap? Alles oké? Mooht ik je bevrijden?”
In de oren van de inspectrice klonk dat natuurlijk als doodnormaal geloei.
Maar haar vader loeide terug van binnenin de stal. Een jankende, luide loei die iedereen kippenvel bezorgde.
Beatrix’ open schoten open. Ze moest veel sterker zijn dan ze leek, want ze pakte een stuk metaal en forceerde het slot.
Harry rende het huis uit met een smoesje, maar tegen de tijd dat hij haar schouder pakte, was het slot al gebroken en vlogen de deuren open.
Een genadeloze stank kwam naar buiten, net zoals een horde angstige dieren die gewoon het daglicht wilden zien. Het zieke varken slingerde heen en weer en viel op de zij. Een schaap was maar voor de helft geschoren, rood van de wondjes.
Beatrix viel en werd vertrappeld door schapenpoten. Ze krabbelde net op tijd op, haar nette kapsel uit elkaar gesprongen als droog stro.
“De inspectie plaatst boerderij Nachtegaal in de categorie kritiek! Ik zal eisen dat het wordt gesloten!”
Harry keek naar Kuku alsof hij haar kon vermoorden.