10. Epiloog
In de weken die volgden sliep niemand. De Planeters voelden altijd dichtbij. Elke zwarte vlek in het heelal—en dat waren er veel—werd lang bekeken en onderzocht op gevaar. HERO verbood ruimteschepen om af te wijken of terug te vliegen ter verkenning. Het plan zou alleen slagen als ze de Planeters niks meer te eten gaven.
Dus de ruimteschepen van HERO vlogen expres naar de gaten in de ruimte. De plekken waarvan de mensen al eeuwenlang wisten, dankzij kijkapparatuur, dat er helemaal niks was om te vreten.
Na een paar dagen brak Arrens raket los van de veilige kudde, een beslissing waar de helft van de passagiers het ook niet mee eens was. Maar zij konden onzichtbaar worden, dus zij moesten naar de dichtstbijzijnde planeet. Eten en brandstof oppikken. Een nieuwe basis maken, want Nibuwe had hen verboden terug te keren door het Reuzenstelsel.
Arren voelde zich naakt zonder AR-BOT. Maar hij voelde ook dat ze nog altijd bij hem was. Alle feitjes die ze altijd vertelde zaten nu ook in zijn hoofd. De logische manier waarop ze alles bekeek hielp hem om rustig te blijven in deze situatie.
Totdat vader hem vroeg om een volgend rapport. Hij had samen met Jannih gezocht naar bewijs dat de Planeters hen volgden, maar geen gevonden.
“Pap,” begon Arren. Zijn vingers friemelden met de rare knoppen van deze raket, te groot en tegelijkertijd te fijn voor mensenhanden.
Een hondachtige huppelde de ruimte binnen. De Delja hadden zoveel mogelijk van Hespry’s kinderen gevangen genomen en gehouden. Misschien in de hoop de Planeters nog ongedaan te maken. Het waren er zoveel dat vrijwel elke familie een eigen huisdier kreeg.
Arren kuchte en vond zijn stem. “Ik kan niet meer een rapport schrijven. Niet zo goed als die laatste.”
Vader begreep het meteen. Hij leunde voorover in zijn stoel en pakte de handen van zijn zoon. “Dat is oké. Ik wist toch meteen dat het niet je eigen werk was? Ik was er blij mee. Ik dacht er blij mee te zijn. Maar, eerlijk, besef ik nu …”
Hij gaf zijn zoon een schouderklop. “Ik heb liever een rapport vol fouten in jouw woorden, dan de perfecte teksten van een robot. Er is één ding dat een robot denk ik nooit gaat begrijpen.”
“En dat is?”
Arrens hoofd dacht nog steeds na over zijn volgende robot. Hij wist dat het de toekomst was, dat het mensen enorm kon helpen. Hij moest het alleen goed doen. Dus voor het antwoord op deze vraag schoof hij naar het puntje van zijn stoel, zijn neus tegen die van vader.
“Fouten en onzekerheid maken het mensenleven. Als wij niet kunnen groeien en leren, wat gaan we doen? Als wij geen baan kunnen hebben, niet kunnen vallen en opstaan, wat is ons doel dan nog? Als wij ooit de andere kant van het heelal bereiken—God bereiken—wat gaan we daarna nog doen?”
“Dus de volgende robot die ik bouw moet expres fouten maken?”
Vader zuchtte. “Je gaat géén volgende robot maken. Nibuwe bedenkt nu al strengere regels om ze praktisch te verbieden.”
Hij stond op uit zijn stoel. “Jij gaat een rapport schrijven, en dan gaan we lachen om je grappige spelfouten, en dan ga ik je een tip geven zodat je volgende rapport beter wordt. En dat je hele leven lang.”
“Laten we hopen,” zei Arren, terwijl hij ook opstond, “dat het nog een lang leven is. En dat de Planeters langzaam uitsterven in het duister van het heelal.”
Zij waren de natuurlijke vijanden van de Planeters geworden. En zij die van de mensen. En zo hoorde het: een herinnering dat alles in balans moest zijn, want zelfs iets goeds, wanneer er geen grens op zat, wordt uiteindelijk iets verschrikkelijks.
Jannih rende de stuurkamer in, haar lange haar vastgeplakt aan haar wangen. “Ik had contact met HERO. Ze zeggen dat er nu al Planeters sterven.”
“Dat is te snel,” zei Arren meteen. “Elk levend wezen kan langere tijd zonder eten. Ik neem aan dat ze vroeger ook niet elke dag een nieuwe ster of planeet aten! Anders … anders is de rest van het universum al opgevreten.”
Arren wilde er niet aan denken, want het was een mogelijkheid.
Jannih schudde haar hoofd. Haar zwetende handen hielden de radio vast, maar ze liet hem vallen om te wijzen door het raam. Hun nieuwe planeet was zichtbaar geworden, een groenrood stipje in de verte. “HERO zegt dat de Planeters krimpen, terwijl hun mist verdampt, totdat ze er ineens niet meer zijn. Alsof …”
“Als een scheikundige reactie,” mompelde Arren. “Alsof de mist reageert met een ander stofje dat het afbreekt.”
“Alsof ze vergiftigd zijn,” zei Jannih. “Zo omschreef de oprichter van HERO het.”
Arren kon zichzelf voor de kop slaan. Dát is hoe kleinere dieren wonnen van grotere.
Gif.
En Begha-ti-Rec wist het, dus ze vergiftigde de laatste planeet, waar ze allemaal graag van aten. Maar hoe wist ze dat? Hoe kende ze het tegengif?
Hij sprong uit zijn stoel, joelend, handen omhoog. “We hebben een kans! Nee, ik weet het zeker, we hebben het gedaan! Planeters ontmoet en overwonnen!”
“Niet te vroeg juichen, zoon.”
“Iedereen moet dit nieuws weten!”
Arren rende de kamer uit.
Vader schudde zijn hoofd. “Wat zijn baan ook wordt, een leidinggevende functie lijkt me niet verstandig,” zei hij tegen een glimlachende Jannih.
“Maar we hebben het gedaan, toch?” vroeg ze. “We zullen veilig leven op Dinnifee, toch?”
Vader schakelde de lichtjes van de ruimte uit. Ze hoefden niet meer te sturen en zouden snel landen op de nieuwe planeet. Nog steeds onzichtbaar, met vergiftigde Planeters, maakte hij zich steeds minder zorgen.
“We zullen de eerste menselijke kolonie vestigen in het Feeënstelsel. En daarna ga ik héél lang slapen.”
Hij liep met Jannih naar buiten. Wat hij niet zag, terwijl hij de deur dichtdeed en een anekdote over feeën begon, was dat één scherm uit zichzelf weer aansprong.
Arren had gelijk, beste lezer. AR-BOT is ongelofelijk intelligent. Slimmer dan mensen, als je haar de juiste dingen vraagt. Terwijl de Deljaraket vastzat aan die van Arren, en AR-BOT diens ondergang voelde aankomen, had ze haarzelf gekopieerd en geüpload naar de Deljaraket. Vanaf daar analyseerde ze het hele gevecht met de Planeters, totdat ze de oplossing realiseerde.
Omdat de Deljaraket bestond uit stukjes Zekerstof, het Hemelvoorwerp dat alles in alles kon veranderen, kon ze een nieuw stofje uitvinden. Eentje die razendsnel over een planeet verspreidde en specifiek Planeters doodde. Met het geheim van dat stofje, liep Begha-ti-Rec even later naar Kirren.
Haar opoffering redde de mensheid en de paar overlevenden van haar eigen Delja. In haar ogen was AR-BOT een godsgeschenk. Ze had de robot goed verborgen voor Kirrens ogen, verspreid over alle systemen in de nieuwe raket.
Het was maar de vraag hoe de robot zou reageren op Arrens verraad.
En zo ging het leven door …