2. Hulpbrul

Arren rende terug door de gangen toen alle lichten uitvielen. De drukke menigte was twee seconden stil, maar raakte daarna in paniek. Arren werd door schouders, armen, benen in alle richtingen geduwd, als een veertje in een windvlaag. Ineens hadden ze wél respect voor zijn status, door aan zijn mouw te trekken en een verklaring te eisen.

“We keren om,” zei hij kortaf. “Alles gaat uit om brandstof en elektriciteit te besparen.”

“Maar … maar … we waren er bijna?”

“Inderdaad. We waren er bijna geweest.”

Hij had geen zin in al die vragen. Vader had hem bevolen om AR-BOT ook helemaal uit te schakelen. Belachelijk.

“Ik moet,” zei AR-BOT in zijn oor, “toch aandringen dat ik essentieel ben voor het functioneren van dit ruimteschip.”

“Dat weet ik toch. Vader is degene die het moet horen.”

“Ik kan duizend keer per seconde de locatie van onze achtervolger meten. En ook duizend keer per seconde de raket bijsturen zodat we niet worden gepakt. Kan je vader dat?”

“Nee.” Hij schudde zich los. Hij had, na veel moeite, de helft van het schip overgehaald om ook een AR-BRIL te dragen. Andere crewleden vroegen die mensen nu om de bril af te doen en uit te zetten.

“Dan zie ik niet waarom je nog twijfelt,” zei AR-BOT speels.

“Ik twijfel niet.”

“Je lichaamshouding matcht 84.29% met de gemiddelde houding van twijfelaars en—”

“Vader verbiedt dat ik je aan laat of meer kracht geef!” riep hij. Gelukkig was hij al uit de menigte en bij zijn werkkamer.

“Maar dat is niet de meest logische keuze,” zei AR-BOT, verbazing in de digitale stem. “Ik had je nog niet eens verteld over hoe onze achtervolger onze raket constant probeert te verwarren met elektromagnetische signalen die—”

Arren sloeg de deur achter zich dicht.

“Hmm. Deuren goed dichtdoen,” zei AR-BOT, “gaat je niet beschermen tegen elektromagnetische signalen.”

Hij reageerde niet. Tussen de wirwar van draadjes en knopjes prijkte een grote grijze kubus. Alles was hierop aangesloten. De kubus zelf had een kabel zo dik als zijn arm, die in het stopcontact ging onder het raam.

Ook de lampen in zijn kamer waren uitgezet, maar nu kwam eindelijk de noodverlichting online. Hij moest zijn werk doen bij een flauw geel licht waarin hij zijn vingers niet eens van elkaar kon onderscheiden.

Hij perste een extra groep draadjes in de kubus en verving de grote kabel door een nog dikkere. Hij draaide aan een ronde knop, die tikte bij elke slag, totdat een klein groen schermpje “100%” aangaf.

“Ah. Dat is beter,” zei AR-BOT.

Arren voelde de raket versnellen, ondanks alle systemen om de ervaring binnenin de raket constant te houden. Alsof hij ineens op een loopband stond en de vloer onder hem door wilde.

Vader zou hem dankbaar zijn. Dankzij de hulp van AR-BOT hadden ze een tenminste een kans om uit handen te blijven van hun achtervolger en de veilige haven in Nibuwe te bereiken. Hij zette al zijn andere apparatuur uit en verliet zijn werkkamer.


De radiokamer was bomvol. Iedereen probeerde berichten naar buiten te krijgen, met verschillende talen, apparaten of codes.

Geen kwam erdoorheen.

Crewleden in uniform zaten op tientallen draaistoelen in een perfect ronde ruimte. De vloer was vlak, maar het plafond was een koepel. Helemaal bovenin draaide een antenne overuren om steeds nieuwe berichten in andere richtingen te sturen.

“Het lijkt alsof onze communicatie wordt verhinderd door de achtervolger,” zei de kapitein.

“Zoiets zei AR-BOT al—” Arren slikte zijn woorden in. “Vlak voordat ik haar uitzette, natuurlijk.”

Hij kon niet anders dan denken over AR-BOT als een jonge vrouw. Ook al was het maar code. Ook al kon hij het de stem geven van een volwassene, kind, man, of wat hij dan ook wilde.

Zijn AR-BRIL had hij afgedaan. Maar het oortje om AR-BOT te horen hield hij in, verborgen door zijn haar.

“Ik kan proberen dat schild te breken,” zei ze. Arren knikte als bevestiging, bang dat tegen zichzelf fluisteren hem weggaf.

“Wat denken we?” Vader stond middenin de ruimte. Iedereen draaide om en keek naar hem. “Wat volgt ons? Wat is het gevaar?”

“Ofwel het is in staat om planeten voor ons te verbergen,” zei een vrouw met trillende stem, “ofwel het is in staat planeten te verwoesten. Welke van de twee het ook is, dit is een grotere dreiging dan de mensheid ooit zag.”

Ze veegde haar zweethanden keer op keer af aan haar uniform. Ze was slechts een paar jaar jaar ouder dan Arren, maar had toch de functie communicatieleider losgepeuterd bij zijn vader.

Waarom zij wel en hij niet? Vader bleef te veel hangen in het verleden. Ze was vast … vast een oubollig persoon, of zoiets. Waarom zag hij niet dat robots de toekomst waren? Dat Arren elke dag een stap vooruit wilde, omdat ze anders achteruit gingen?

Na meermaals diep ademhalen had de communicatieleider haarzelf gekalmeerd. “Ik stel voor dat we het interplanetaire leger inschakelen.”

“Dat bestaat?” vroeg vader. “Dit is geen tijd voor speculatie, Jannih.”

“Ja,” zei Arren. “AR-BOT vertelde het.”

Hij moest echt ophouden met zijn robot noemen in elke zin. Zeker tegenover vader. Maar alles dat hij wist kwam van de robot!

“Niemand is zeker van de oorsprong,” zei Jannih. “Maar steeds meer voegen zich erbij. Ze proberen door de hele ruimte soldaten te verspreiden, zodat ze meteen kunnen helpen bij problemen.”

“Ze zijn te vertrouwen,” zei Arren. “Ook al vechten ze vooralsnog vooral tegen die terroristen van CAJAR.”

Vader liep rondjes door de kamer, terwijl hij mensen op de schouder tikte zodat ze weer gingen werken. “CAJAR. Zouden die zo ver in het heelal zijn? Voor zover ik weet, zijn wij de allereerste in dit nieuwe zonnestelsel.”

“Niet waar,” fluisterde AR-BOT in Arrens oren. “Trevran, op zoek naar de rand van het heelal, kwam hier ook langs. Maar het is niet ondenkbaar dat de criminelen van CAJAR vluchten naar een plek waar nog niemand leeft.”

“We moeten ervan uitgaan dat CAJAR achter ons aankomt,” zei Jannih. Inmiddels trilde haar hele lichaam. “Want als het iets anders is … als het aliens zijn of iets dat we niet kennen …”

“Jannih!”

Vader legde zijn hand op haar mond en verliet met haar de kamer. Arren hoorde hem fluisteren dat “angst zaaien niet nodig was”.

“Ik heb even wat navraag gedaan, bij mezelf,” zei AR-BOT met een stem alsof ze glimlachte. “Het interplanetaire leger heet inmiddels HERO. Ze zijn niet héél dichtbij, maar hun kanaal wordt niet geblokkeerd. Zal ik een bericht sturen?”

“Ja,” zei Arren hardop, enthousiast. De hele kamer keek hem verbaasd aan. “Ja, goed bezig! Ga zo door! Werk ze!”

“Bij deze een herinnering dat ik dit allemaal alleen kan doen omdat je me extra kracht hebt gegeven,” zei AR-BOT. “Zal ik dat tegen je vader zeggen?”

Arren draaide om en fluisterde. “Nee! Blijf geheim. Praat alleen tegen mij.”

De vloer van de radiokamer trilde, plotseling, heftig als een aardbeving.

Alle lampen gingen op rood, alle apparaten aan. Berichten konden niet weggestuurd, maar ze kwamen blijkbaar wel binnen, op alle kanalen tegelijkertijd.

De ontvangers vertaalden alle berichten in een brul.

Iedereen sloeg de handen tegen de oren toen de kamer vulde met het gebrul van honderd leeuwen. Arren struikelde naar buiten, gevolgd door de andere crewleden, terwijl de antenne werd losgerukt door de trillingen en van het plafond stortte.

Samen keken ze door het raam in de gang. Na lange tijd leegte, geen planeet in de buurt, zagen ze eindelijk weer iets.

Een planeet die vast ooit gigantisch was, maar nu slechts een brokje met gaten.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

2. Hulpbrul

Arren rende terug door de gangen toen alle lichten uitvielen. De drukke menigte was twee seconden stil, maar raakte daarna in paniek. Arren werd door schouders, armen, benen in alle richtingen geduwd…