7. Verdachte Vrienden

De raket raakte stuurloos. Het draaide als een kermisattractie, waardoor Arren moest overgeven. Hij hoopte dat het slechts enkele seconden was, maar het hield aan, minutenlang. Het draaien leek zelfs te versnellen. Arren kon zich nauwelijks overeind trekken en staande houden.

Kom op, pap. Sturen dat ding.

“Help!”

Jannihs stem.

De volgende kogelregen flitste langs de ramen en zorgde voor het enige licht in de gang.

Waar kwam Jannihs stem vandaan? Arren zette zijn AR-BRIL op. Die zou haar locatie precies kunnen vinden, zeker als ze geluid bleef maken, net zoals hij zijn vader eerder had gevonden.

De bril deed natuurlijk niks meer.

Arrens vingers kropen opzij om AR-BOT toch weer aan te sluiten. Zonder AR-BOT deze situatie overleven voelde alsof hij in zijn eentje tegenover duizend soldaten stond, geblinddoekt en ziek.

Hij schudde zijn hoofd. Het moest zonder.

Maar hoe? Hoe vond hij in Ardex’ naam één vrouw op een donkere kapotte raket?

Nu hij even dichtbij de Planeter was geweest, besloot hij het toch een dier te noemen. Het hapte naar de raket als een dier. Het jaagde zoals een roofdier dat zou doen, met pauzes, en dan plots snelle uitvallen. Maar het viel alleen hun raket aan, niet die andere.

Hij keek naar buiten. De andere raket was onzichtbaar. Alleen de regen van laserschoten gaf weg dat het voertuig nog steeds langs hen zweefde.

Vader kreeg maar geen controle. Arrens lichaam werd van de ene naar de andere muur gegooid, waardoor hij steeds een ander beeld kreeg door zijn raam.

“Help!”

Haar stem klonk van links. Hoe kon het dat zijn oren dat zo goed hoorden?

De Planeter was misschien groot en sterk, ja. Maar mensen hadden intelligentie en verfijning. Hij voelde dat daar de sleutel zat tot het verslaan van dit gevaar. Of misschien was dat een smoesje dat hij zichzelf vertelde om zich niet waardeloos te voelen.

Eén voor één schopte hij de deuren open van kamers in de gang. Her en der ontdekte hij groepjes die schuilden, vaak onder tafels of bedden. Hij drong aan dat ze naar de stuurkamer gingen, voorin de raket. Daar was iedereen, daar waren ze het langste veilig. Niet iedereen durfde het advies op te volgen.

“Help! Iemand!”

Iets anders klonk gelijktijdig haar stem: geklop en gebonk.

Een tussendeur. Ze zat vast achter de volgende tussendeur. Vader had hem dichtgedaan na de laatste aanval, want op zijn scherm kon hij niet zien of er nog passagiers waren.

“AR-BOT, kraak de—”

Ook geen optie meer. Arren gromde en zocht in zijn uniform. Hij had alleen een schroevendraaier die hij gebruikte bij het maken van AR-BOT’s computer. Daarmee wrikte hij een grijs kastje los waarachter toetsen en draden schuilgingen.

“Jannih! Hou vol!”

De Planeter sloop dichterbij voor de volgende hap. Arren probeerde alle codes die hij kende, maar geen werkte. Hij schroefde het hele paneel los en keek naar de wirwar van elektronica erachter.

“Arren? Oh, Arren, open de deur! Alsjeblieft!”

De Planeter hapte. Jannih gilde. Arren sneed met zijn schroevendraaier een draad door. De schuifdeuren openden.

Hij reikte naar voren en trok Jannih naar binnen. De druk in de kamer erachter viel bijna meteen weg, waardoor ze allebei plotseling geen adem meer kregen en bijna flauwvielen. Arren hield de twee kapotte draadeindes nog één keer tegen elkaar, en de deuren sloten.

Kleine wolken zwarte mist van de Planeter waren ook binnengekomen. Ze omringden Jannih—maar ze deden niks. De mist zelf was dus niet gevaarlijk. Het ging om de hele Planeter. Net zoals de lippen van een mens niet gevaarlijk zijn, maar de hele kaak wel.

Ze kwamen even op adem en renden toen samen verder.

Jannih hield een rond apparaat vast. Haar eigen radio, gestolen uit de radioruimte. Het kleine gebarsten beeldscherm toonde een oudere vrouw met een herkenbare stem.

“HERO is bijna bij jullie,” verzekerde ze, haar ogen groot en blik geschrokken. Had ze meegekeken met wat hier net allemaal gebeurde? “Ik heb deze informatie aan iedereen doorgegeven. Als die … die … monsters naar het Nibuwe stelsel komen …”

“Gelukkig had Arrens robot ons precies de andere kant op gestuurd,” zei Jannih. Haar handen trilden zo erg dat ze de radio steeds liet vallen. “Als we ze weg leiden …”

De vrouw keek streng, alsof ze haar kinderen boos toesprak. “We gebruiken een raket met duizend passagiers niet als een lokaas! Waag het niet om heldhaftige opofferingen te gaan doen. Sowieso gaat het niet werken: als ze echt leven van planeten en ruimteschepen, geef je ze alleen maar meer voedsel! Je voedt het monster! We komen jullie redden en we gaan die Planeter verslaan.”

Het scherm wisselde naar een plattegrond van het Reuzenstelsel. De locatie van Arrens raket was een puntje aan de rand. De soldaten van HERO waren vele puntjes die snel dichterbij kwamen.

Lichamen van passagiers zweefden langs het raam, door het lege duister van de ruimte. Eén fractie van een seconde in aanraking met de buitenwereld, nog korter dan knipperen met je ogen, en het was voorbij. In de ruimte was geen zuurstof, geen lucht, niks van alles dat een mens nodig had om te leven. Als de raket geen stand hield, hadden ze allemaal geen schijn van kans.

Jannih moest wegkijken. Arren focuste op de gang en zo hard mogelijk rennen.

Tegen de tijd dat ze de stuurruimte bereikten, was de raket niet opnieuw aangevallen. De andere raket was ook gestopt met schieten. De Planeter leek even gevuld, misschien vertraagd door een volle maag.

Arren hoopte dat ze het wezen konden afleiden door andere planeten voor te schotelen. Er moesten nog een paar lekkere hapjes—van duizenden kilometers grootte—op de route liggen.

Vader hield het stuur stevig vast. Eindelijk kreeg hij de raket in bedwang. De meeste overlevende passagiers zaten in de stuurruimte of vlakbij, nog altijd in het donker. Ze leken zombies—doodsbang zijn had alle energie gekost.

De andere raket klampte weer vast aan de zijne. De onderzoekster betrad de stuurruimte met een klein groepje.

“Onze wapens zijn op,” zei ze tegen niemand specifiek. “Wat is het plan?”

“HERO is binnen een dag bij ons,” zei Jannih.

De vrouw haalde nerveus een hand door haar krullende haren. “En dan? Je ziet dat ze niet doodgaan van wapens.”

“En jullie wapens zijn een stuk sterker dan ik ooit heb gezien,” zei kapitein Kirren. “Mag ik nogmaals vragen waar jullie vandaan komen?”

Arren fluisterde: “AR-BOT, vertel me wat je denkt over deze—laat maar, je bent er niet meer.”

“Ik was onderzoeker onder Trevran. Wij zijn afgehaakt bij zijn expeditie naar het einde van het heelal—het werd veel te gevaarlijk. We weten bijna niks over wat er voorbij het Reuzenstelsel ligt! Op de weg terug werden we overvallen door Planeters.”

Meerdere?”

“Zoals elk dier kunnen ze kinderen krijgen en vermenigvuldigen. Wat wij net vochten, was een jong kind.”

Dat maande de stuurruimte tot stilte.

Arren vond het verdacht. Nu AR-BOT weg was, moest hij zelf gaan denken zoals AR-BOT. Maak een lijst van alle feiten, trek logische conclusies.

Geen bekende raket. Geen bewijsbare geschiedenis, want over Trevran wist niemand iets. En dan hadden ze nog Hemelvoorwerpen aan boord—de Zingende Bloemen—en sterkere wapens.

Wat zou AR-BOT hebben gedacht? Die zou verder onderzoek hebben gedaan naar elk feitje in diens database. Die zou precies weten wat de kans was dat ze de waarheid spraken. Die zou hebben doorgevraagd naar logische verklaringen.

“Vergeef me,” begon Arren, “maar hoe weten jullie dit?”

“We hebben deze Planeter geboren zien worden.”

“Jullie zijn lange tijd in de buurt geweest van meerdere Planeters … en de ergste schade is een meisje met een hoofdwond en een dode kapitein?”

De vrouw haalde opnieuw de handen door het haar. De vingers waren niet gelijk gekleurd. Ook zoiets raars. Enkele hadden een stuk huid in een andere kleur, alsof daar lange tijd een ring had gezeten die de huid had verbrand.

Het gewonde meisje stond ook in de stuurkamer. Haar ouders knikten dankbaar naar Arren en Jannih.

“Wij hebben niet jullie leven gered,” zei de vrouw, “zodat jullie ons konden verdenken en beschuldigen.”

Arren wilde in zijn schulp kruipen. Terug in het donkere hoekje, AR-BOT vragen om dit soort dingen te doen—maar dan beter.

Zijn vader liep naar hem toe. Hij zou een hand op zijn mond leggen, hem meenemen buiten de ruimte, en dan boos worden over “angst zaaien” en “bondgenoten wegduwen”—zoals hij bij Jannih had gedaan.

Het gebeurde niet. Kirren kwam bij hem staan en legde een hand op zijn schouder.

“Mijn zoon stelt slechts vragen. Hele logische vragen. Het is ons bijvoorbeeld ook niet ontgaan dat jullie ruimteschip onzichtbaar kan worden. We moeten de volledige waarheid boven tafel krijgen, anders verslaan we die Planeters nooit.”

“Je kunt ze niet verslaan!” riep de vrouw. “Ze zijn letterlijk het allerhoogste dat het universum te bieden heeft. Bovenaan de voedselketen. Groter dan planeten. Wij zijn mieren die vechten tegen een dinosaurus! Het enige dat miljoenen jaren aan dinosaurussen heeft stopgezet, was een grote ramp en het werk van de goden. Nou, de Planeters zijn de nieuwe goden.”

De ruimte viel opnieuw stil.

“Dus we vluchten?” vroeg vader. “Voorgoed?”

“Ik weet dat de trots van de mensenwezens het niet aankan.” Deze vrouw moest wel een biologe zijn, de manier waarop ze sprak over mensen en leven. “Maar bijna alles in het universum leeft van dag tot dag, altijd op de vlucht. Het wordt tijd dat mensen hun plek ook herkennen.”

De Planeters zijn de nieuwe goden. Wat was het aan die uitspraak dat Arren niet zinde? Waarom spraak ze over mensenwezens, niet mensen of de medemens?

Toen viel het kwartje. Die plekken op haar hand kwamen van de Vuurring, het Hemelvoorwerp van Ardex. Hun ruimteschip kon onzichtbaar worden dankzij de Steen van Zekerstof. De Hespryhond was achtergelaten rond het nest van de Planeters. In hun raket stonden de Zingende Bloemen van Eeris.

Op een bepaald moment had deze vrouw waarschijnlijk alle Hemelvoorwerpen in haar bezit.

In hun kamer stond de persoon die al eeuwen door mensen werd gevreesd. Afgejaagd en verguisd als het sterkste wezen ooit.

“Arresteer haar!” schreeuwde Arren. “Zij is de leider van de Delja!”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

7. Verdachte Vrienden

De raket raakte stuurloos. Het draaide als een kermisattractie, waardoor Arren moest overgeven. Hij hoopte dat het slechts enkele seconden was, maar het hield aan, minutenlang. Het draaien leek zelfs…