1. Proloog

Cona had nooit verwacht dat ze kinderen zou krijgen, en wel om twee redenen. Ten eerste kon de kleine diersoort, een mengeling tussen een visje en een wormpje, zich niet verdedigen en werd vrij snel opgevreten.

Ten tweede had ze zulke slechte adem dat zeewier afstierf als ze twee tellen in de buurt bleef. Ze wist niet hoe het kon. Geen andere Connidoe had ergens last van, maar zij had al sinds geboorte een rare smaak tussen haar scherpe lange tanden.

Tja, geen mannetje van de Connidoe wilde daarbij in de buurt zijn. Helemaal niemand wilde bij haar in de buurt zijn. De dieren die al konden praten noemden haar stinnik en giffik. Ze begreep de woorden niet, maar had snel geleerd dat het geen positieve termen waren.

Althans, dat dacht ze.

Op de vlucht voor een vis véél groter dan zij, zwom ze dieper en dieper de zee in. Naar de bodem waar geen zonlicht kwam—behalve dan het ene lichtpuntje dat groeide. Ze raakte in de war. Ging ze wel de juiste kant op? Kwam er een lichtgevend wezen op haar af?

Afremmen was onmogelijk. Ze wist niet welk beest achter haar aan zat, maar het hapte wild in het rond en maakte stromen luchtbellen die vluchten nóg moeilijker maakten. Dus ze racete naar het lichtpuntje, hopend dat het haar redding zou zijn.

Maar redding kwam vaak niet in de vorm van een glad, perfect, rechthoekig stuk hout dat licht geeft.

Ze botste ertegenaan. Het voorwerp klapte een stukje omhoog en ze kroop eronder. Misschien zou haar achtervolger het opgeven, of haar oprecht niet kunnen vinden. Het was een schrale troost. De meeste wezens vonden het prima om de halve omgeving weg te eten als ze daarmee ook dat ene hapje kregen.

Het was natuurlijk geen stuk hout, beste lezer. Het was een boek. Maar deze dieren kenden nauwelijks taal, laat staan wat een boek is. Cona’s ogen waren ook niet goed genoeg om het te lezen. Zij zag de wereld in tinten grijs, licht en donker, en meer niet. Maar gelukkig was dit niet zomaar een boek …

Cona’s schuilplek bewoog. Haar achtervolger probeerde het op te tillen. Ze drukte haar lange lijfje dichter tegen het hout, in de hoop dat ze bleef plakken.

Het boek viel op en spreidde diens vleugels, waarna het omhoog dwarrelde. Het bladerde diens eigen pagina’s, keer op keer, totdat het stopte op een van de latere bladzijdes. Toen viel het weer omlaag, alsof het een dak bovenop Cona’s hoofd plaatste.

Ze keek op. Symbolen en tekeningen waren in de pagina gekrast. Een tekening van een Connidoe. Eentje die precies op haar leek, maar dat kon ze zelf niet weten, want deze dieren waren te primitief om zichzelf te herkennen. Bovendien waren er weinig spiegels in de prehistorische oceaan, tenzij Bella er eentje kwijtraakte. Cona herkende het als een Connidoe.

Eentje die een véél groter beest aanviel. Zonder angst, tanden vooruit, hap in een taaie meterslange poot. Wat dom! dacht ze. Die is sowieso gestorven. Hun kleine beet deed niks tegen zo iemand.

Het boek leek te begrijpen dat ze niet kon lezen. Hoe langer ze keek naar de pagina, hoe meer ze een geluid dacht te horen vanuit de bladeren.

“Giffik … giffik … giffik …”

Maakten stukken hout haar nu ook al belachelijk? Ze—

Iets trok het boek ruw bij haar weg. Ze stond oog in oog met de voorloper van Krokodillen—een Protokrokodil. Hij stoof naar voren. Cona sloeg het boek omhoog als een schild, met het puntje van haar lichaam.

Het groene geschubde monster dacht wel even erdoorheen te bijten, maar het boek brak niet. Er kwam niet eens een puntje van de bladeren, ook al zette het beest al diens scherpe tanden erin.

Cona twijfelde. Het wezen zat vast. Met elke hartslag dat hij het boek niet uit zijn bek kreeg, groeiden zijn ogen en sloeg de paniek toe. Zijn staart zakte steeds verder richting de zeebodem, gehuld in een wervelwind van luchtbellen. Ze had een kans. Kon het waar zijn? Kon er iets magisch aan de hand zijn met Connidoe tanden?

Kon ze haarzelf voor altijd beschermen?

Ze zwom naar zijn achterpoot, sloot haar ogen, haalde haar tanden van elkaar—en beet erin met alles dat ze had.

De krokodil reageerde vooral geïrriteerd. Hij sloeg met zijn staart om Cona weg te halen, maar bleef bezig met het boek.

Toen Cona een stukje verder was gezwommen, hield het zwaaien met de staart op. Toen ze van een afstandje toekeek, hield het zwaaien met de poten op. Eenmaal veilig tussen een ander stuk zeewier, hield de krokodil helemaal op.

Het enge wezen zakte als een standbeeld, met open ogen, tot de bodem van de oceaan. Het boek viel uit zijn tanden, onbeschadigd en nog even fel, op de steen waar het vandaan kwam.

Een sliertje geelgroen water stroomde uit Cona’s mond en loste snel op in het water.

Voor het eerst in haar leven, kwam een andere Connidoe naar haar toe.

“Jij hebt kroko overwinnik! Grote kroko! Jij!”

“Eh, ja, ja, dat blijkbaar gedaan.”

Het mannetje merkte haar slechte adem niet. Nee, besefte Cona, het was weg. Voor heel even dan, daarna kwam het weer terug. Maar deze man was al overtuigd: hij wilde met Cona kinderen krijgen.

In deze tijd vér voor de dinosaurussen, beste lezer, was er weinig meer nodig. Liefde bestond nog niet eens. Hij zag een sterke vrouw die veel grotere dieren kon verslaan. Dat moest sterke kinderen betekenen die zich óók goed konden beschermen.

Dus het duurde niet lang voordat Cona’s kinderen om haar heen zwommen. Zij hadden ook de Giftige Beet.

Hun moeder keek trots toe hoe ze al op jonge leeftijd hun eigen voedsel regelden door veel grotere dieren uit te schakelen. Een krokodil was nooit meer langsgekomen, wat ze erg jammer vond, maar stiekem ook fijn. Ze hoefde alleen al zeewier te zien in de vorm van een krokodil, of haar lichaam sloeg op hol en ze bevroor bijna van schrik.

Elke dag bezochten ze het Boek. Ze wisten niet wat het was, of hoe het werkte, maar voelden aan alles dat het belangrijk was en hun leven had gered. Het liet zich niet verplaatsen, ondanks vele probeersels. Ze hadden het maar verstopt in bergen zeewier en stenen.

Ze zwommen vaak met het hele gezin in die schuilplek, en dan wees Cona opnieuw en opnieuw naar die ene pagina. Ze konden nog geen verhalen vertellen—ze konden nauwelijks een gesprek houden met elkaar—dus het ging met tikken en korte woordjes.

“Lekker hapje? Bijten, wachten, eten!”

Haar kinderen riepen haar na.

“Krokodil? Eerst tanden hem uitzetten. Dan bijten, wachten, eten!”

Haar kinderen riepen haar na, inclusief een enge stem bij het woord krokodil.

Ze kreeg meer en meer kinderen, die allemaal lang leefden. Ze vond zelf dat het kwam door haar geweldige opvoeding en waarschuwingen. Bijna allemaal hadden ze de Giftige Beet—waardoor nu juist de Connidoe zonder dat talent belachelijk werden gemaakt.

Regelmatig zwom ze een stukje met die niet-giftige kinderen, om hen te vertellen dat zij véél beter moesten uitkijken. Zij moesten vluchten van élk gevaar—anders waren ze snel opgegeten.

Zo zwom ze vlakbij het strand, in ondiepe wateren, om deze toespraak voor de zoveelste keer te geven aan een kind. Ze werd er zelf al moe van, hoe moesten de kinderen het wel niet vinden? Hoe vaak moest ze het zeggen voordat ze zouden luisteren?

“Niet alleen op pad. Niet naar donkere plekken. Niet dieren bijten. Als denkt krokodillenhoofd te zien, metéén wegzwemmen en—”

“Krokodillenhoofd!”

“Ja, goed zo, roepen, maar ook—”

Iets greep van bovenaf en hengelde Cona uit het water. Ze was maar een piepklein visje. Haar tanden van één millimeter lang deden weinig tegen een volgroeide aanvaller buiten het water.

Het nadeel van gif was dat het pas achteraf werkte: de krokodil die haar aanviel zou sterven, ja, maar pas over een uur of een dag.

Ze had geen schijn van kans.

Ander verhaal?

Deze knoppen gaan naar de verhalen hiervoor (links) en hierna (rechts).

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

1. Proloog

Cona had nooit verwacht dat ze kinderen zou krijgen, en wel om twee redenen. Ten eerste kon de kleine diersoort, een mengeling tussen een visje en een wormpje, zich niet verdedigen en werd vrij snel…