3. Boek der Betekenis

Eonada wist precies wat haar familie ging zeggen, en ze haatte het, dus ze liep weg. Als Donat haar vader niet had gered van zo’n dom gevecht met een krokodil, was zij er niet geweest. En nu was Donat er niet meer. Ze had haar oom graag ontmoet, volgens haar vader was hij de liefste broer ooit. En duidelijk veel slimmer dan de rest hier.

“Niet weglopen!” riep haar moeder. “Eonada! Dit is belangrijk!”

“Bla bla, de Connidoe die een krokodil verslaat brengt het gif terug, doe dit wel, doe dit niet. Alles mag niet!”

Ook al liep ze al jaren weg, ze kon niet voorkomen dat ze ook overal gevaar zag. Een schaduw werd al snel de neusgaten van een krokodil. Als de zon onderging, begon ze te rillen, nog voordat het daadwerkelijk koud werd.

Ook al was ze een van de grotere roofdieren op deze planeet—en nog nóóit in gevaar geweest. Haar familie kwam achter haar aan, maar liet haar met rust toen andere wezens plotseling om haar heen liepen.

De godenkinderen hadden besloten om deze plek te bezoeken.

Haar familie groeide zenuwachtig alsof ze vijf krokodillen zagen. Nee, tien krokodillen! Eonada niet. Ze mocht de goden wel, precies omdat haar familie hen haatte.

Een mooie wasbeer stond op twee poten en stak haar voorpoten uit. “Jullie hebben iets van ons.”

“Wij weten niet waarover u het heeft.” Donats moeder, haar grootmoeder, speelde onschuldig.

Bella zuchtte. Achter haar stonden Ardex de tijger en Darus de wolf, alsof het haar bewakers waren. “Wil dit op een vriend’lijke wijze voltrekken. Kan ook jullie hele gebied overhoop om mijn Boek t’rug te krijgen.”

“Hoezo jouw boek?” zei Eonada’s moeder, ook niet de slimste thuis. “Wij vonden het eerst.”

Bella rolde haar ogen. “Dat je het vond betekent dat het eerst door iemand anders is gemaakt, of niet?”

Toen de rest het niet helemaal leek te begrijpen, wees de godin van wijsheid naar haarzelf. “Ik heb dat boek gemaakt. En ik weet nu zeker dat jullie hem hebben. Dus geef hier.”

Alle familieleden keken elkaar aan. Zelfs op momenten als deze stond Eonada’s familie duidelijk een paar meter van de rest. Sommige zagen Donat als heldhaftig en goed, andere als laf. Haar vader had daarna gezworen nooit meer een krokodil recht in de ogen te kijken, wat de hele familie zag als laf.

“Onder één voorwaarde,” zei haar grootmoeder. “Jullie geven ons de Giftige Beet terug.”

“Waarom denk je dat wij dat kunnen? Wij zijn de goden van wijsheid, vuur en aarde.”

“Dan … dan … die giraffe van jullie. Of die vos.”

“Een beetje respect—” begon Ardex.

“Het zou ons behagen,” zei Bella, “als jullie de namen van de goden zouden leren. We willen jullie helpen. We weten wat voor onrecht jullie is aangedaan in het verleden. Maar we hebben jullie gif niet afgepakt, dus we kunnen het ook niet teruggeven.”

“Zoek het dan maar uit met je boek!”

Eonada moest hardop lachen. Wat dacht ze te bereiken? Dacht ze nou echt dat ze het boek voor eeuwig kon verstoppen voor de goden? Haar familie was echt gestoord.

“Ik laat wel zien waar hij ligt,” zei ze, nog half lachend.

Als deze dieren scheldwoorden hadden gekend, hadden ze die nu allemaal naar Eonada’s hoofd geslingerd. Meerdere Connidoe probeerden een muur voor haar te vormen. Darus blies één keer door zijn neusgaten en haar familieleden gleden allemaal uit.

Eonada slenterde naar de Boekgrot. Tot het moment dat ze precies de juiste stenen opzij schoof, wisten de goden niet dat het daar lag.

“Ik zei het toch,” fluisterde Darus. “Ik wist dat ze hem zouden verbergen in een grot of iets. Stenen—altijd handig.”

“Darus, wij zijn dit waardevolle voorwerp een miljoen jaar kwijt geweest,” zei Bella serieus. “Ik ben blij als we het terug hebben, maar ik vind het akelig dat dieren het voor ons verstopten.”

Nu het avond werd, was het felle licht van het boek niet te missen. Bella kreeg een brede glimlach en trappelde ongeduldig. De goden maakten een cirkel eromheen. Darus wilde het steeds aanraken, maar Bella sloeg zijn poot er vanaf.

“Welk onrecht?” vroeg Eonada voorzichtig. “Je zei dat ons onrecht was aangedaan? Vroeger?”

Bella’s vingers gleden over de pagina’s. Haar nagels deden alle symbolen na, alsof ze pas echt waren als ze die opnieuw in het boek had gekrast, en haar ogen wilden meteen alle pagina’s tegelijkertijd lezen. Onder haar goddelijke aanraking zag Eonada pas écht de kracht van het boek. Ineens leken er wel miljoenen pagina’s te bestaan. De paar die haar familie ondertussen had vertaald stelden helemaal niks voor in het geheel van alle kennis.

Ze dacht dat de goden haar niet wilden antwoorden, totdat Bella door haar hurken ging en het boek voor haar neus hield. Eonada was niet perse klein—Bella was groot, zeker voor een wasbeer. Op de pagina verscheen een schets. Een ruwe tekening, alsof die ter plekke werd gemaakt door een onzichtbare hand.

Een tekening van haar voorouders die massaal uit het water werden gegrepen door andere dieren.

“Ze vielen ons aan?”

“Van de ene op de andere dag spanden alle dieren samen en visten jullie uit het water. Het was voorbij voordat wij het doorhadden en er een stokje voor konden steken.”

Ardex stond al bij de uitgang. “Schiet het nog op?”

Eonada greep Bella’s vacht, maar liet snel los. “Hadden ze stiekem een afspraak gemaakt?”

“We weten niet hoe, of waarom. Het scheelde weinig of jullie soort was toen uitgestorven. Jouw vader …”

“Dat weten we helemaal niet zeker,” onderbrak Ardex. “Bella, je moet niet je theorieën noemen alsof ze waarheid zijn.”

Eonada begreep het niet. Toen hadden ze nog gif, toch? Dat had moeten helpen en alle dieren moeten afschrikken. In plaats daarvan waren ze allemaal naar de rivier toegekomen om hen uit het water te halen.

Bella fronste en wiebelde haar zachte neus, het boek geklemd onder haar oksel. Ze leek iets te willen zeggen. Eonada wilde dat ze iets zei, want ze kon nu écht niet meer terug naar haar familie. Die vonden haar vader al laf, en zij was nu een verrader.

Maar de prachtige godin stond op en liep resoluut de grot uit. “We zijn niet gediend van dieren die onze spullen stelen,” zei Bella tegen de hele familie, maar voornamelijk haar grootmoeder.

“Wat? Een Boek?” Eonada’s familie keek extreem verbaasd. “We hadden géén idee dat het daar lag!”

Bella negeerde het. “Als je antwoord had gewild op vragen, had je het gewoon aan ons kunnen vragen.”

“Helemaal naar jullie Troon lopen? Er zijn minstens vijftig krokodillen op dat pad!”

“Dat jij daarvoor bang bent, betekent niet dat iedereen daarvoor bang is.”

Bella keerde om en trok Darus mee, die nog steeds de stenen van de grot bestudeerde alsof het pasgeboren baby’s waren. Eonada huppelde erachteraan, maar Bella stak meteen haar hand op en liep razendsnel door. Té snel voor Eonada om te volgen.

Je moet begrijpen, beste lezer, dat deze wezens koudbloedig waren. Ze hielden hun eigen lichaam niet warm, zoals mensen. De meeste dingen bij levende wezens gaan sneller of beter bij een hogere temperatuur. Nu het avond was, koud en donker, met weinig eten in de maag, was het alsof hun lichamen bevroren en tot stilstand kwamen. Alsof voor Eonada de wereld op halve snelheid afspeelde.

Met gebogen hoofd keerde ze terug bij haar familie. Vader was al aan de kant geduwd, buiten het territorium. Niemand hoefde iets te zeggen. De grootste mannetjes vormden een muur en de rest keek boos of keerde hun rug.

Tergend langzaam, met poten die voelden alsof het gewicht van de hele wereld eraan hing, sjokten ze weg van hun familie. Ze waren alleen, écht alleen. In elk straaltje maanlicht, in elk geritsel in de struiken, dacht Eonada een krokodil te zien. Haar vader was er ook niet gerust op. Hij hield haar dicht tegen zich aan en zijn hoofd draaide alsof het los werd geschroefd.

Het mocht niet baten.

Twee rijen scherpe tanden flitsten in het maanlicht. Eonada werd kort verblind en sloeg haar poten naar voren, maar ook dat gebeurde op halve snelheid. Ze raakte een leerachtige huid, misschien het uiteinde van een staart, maar niet hard genoeg om schade te doen.

“Laat ons met rust,” zei vader rustig. Na de vele ontmoetingen tussen Connidoe en Krokodillen, konden ze elkaars taal redelijk verstaan. “Wij wensen geen gevecht.”

De krokodil klapte zijn tanden op elkaar na elk woord, alsof hij ondertussen iets anders at. “Je kent de voorspelling. Het is tijd voor ons gevecht.”

Haar vader groef zich in de aarde. “Waarom doen we dit? Waarom halen jullie plezier uit iedereen van mijn familie doden? Wat voor monsters zijn jullie?!”

De krokodil stopte met klappertanden. “Jullie zijn eten en da’s al dat ik moet weten. Wil je de Giftige Beet terug of niet?”

Eonada begreep nog steeds niet hoe dat moest werken. Als zelfs de goden het niet terug konden geven, waarom zou het op magische wijze terugkomen als ze een krokodil versloegen? Ze hoorde meer geritsel om haar heen. Meer krokodillen? Of kwam hun familie toch? Ze keek hoopvol achterom, tot ze een klap in haar buik voelde, van blokken hout tegen haar aangegooid.

Tegen de tijd dat ze terugkeek, was het gevecht al in volle gang, en bijna voorbij.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

3. Boek der Betekenis

Eonada wist precies wat haar familie ging zeggen, en ze haatte het, dus ze liep weg. Als Donat haar vader niet had gered van zo’n dom gevecht met een krokodil, was zij er niet geweest. En nu…