6. Gifgrijpers
Honatanan zou willen dat hij kinderen had om waarschuwingen tegen te zeggen, maar het was lastig om een vrouw te vinden als jouw diersoort minder dan tien leden over had. Niet zoals de duiven: die zaten overal, als een deken van witte veren over het landschap en de bomen. Behalve de Gifgordel, natuurlijk. Die giftige plek was uitgestorven. Ze konden er niet meer vissen—niemand kon er nog vissen.
Krokodil!? Nee, hij zag gewoon een groengele langwerpige plant.
Ze hadden geprobeerd om het gif uit de rivier te vangen. Zijn vader dacht dat hij de Giftige Beet zou krijgen als hij het opdronk. Zijn moeder had het gif in kleine beetjes over planten gedruppeld en die daarna opgegeten. Nou, ze leefden nog, maar helemaal goed in hun hoofd kon je ze niet noemen.
Gonadisa had toch een krokodil verslagen? Waarom kwam hun gif niet terug? Of telde dat ook niet, want het was per ongeluk en geen gevecht? Eerst werd ze gezien als heldin. Maar toen bleek dat ze het gif nergens voor konden gebruiken, en nu ook geen eten meer konden krijgen, sloeg de stemming in zijn familie snel om.
Dat gebeurde wel vaker. Zo’n beetje honderd keer per dag. Krokodil? Nee, een zonnestraal op een rare plek.
Heldin of niet, Gonadisa had één ding opgehelderd. Al het gif van hun voorouders was daar opgeslagen. Het moest zijn afgepakt. De dieren die hen uit het water visten, of samen aanvielen, wilden hen gebruiken voor hun gif. Waarschijnlijk lieten ze zijn voorouders in die planten bijten, totdat het gif eruit stroomde en zo werd opgeslagen. Maar waarom hadden ze het nooit gebruikt? Waarom gif opslaan om het nooit te gebruiken?
Krokodil! Nee, zijn moeder.
Zijn soort was steeds kleiner geworden, met doffere kleuren en minder scherpe tanden. Moeder zag er niet meer uit als een roofdier, met bananen in haar oren en bladeren als schoenen onder haar poten. Vader prevelde regelmatig een zelfverzonnen gedichtje en tekende kruizen in de lucht. Dat “hield de krokodillen op afstand”. Nou, het hield ook alle vrouwtjes op afstand.
Ze waren geen roofdieren meer. Ze moesten niet alleen bang zijn voor krokodillen, maar voor bijna elke vleesetende diersoort in de buurt.
Honatanan dacht de laatste maanden steeds meer na over een andere oplossing: op zoek gaan naar de andere kant van de familie. Zouden ze nog leven? Hij dacht van wel. Hij mocht nooit met ze praten—hij mocht niet eens over die “verraders” praten—maar het was zijn enige kans. Liever samenleven met die “monsters”, dan leven op een uitgestorven en giftige plek.
Maar wat als ik een krokodil tegenkom? Misschien moet ik wel wekenlang alleen reizen. Misschien vind ik mijn familie nooit.
Hij slenterde langs de Gifgordel. Zoveel gif, zo sterk, en zij konden niks ervan gebruiken. Het leken allemaal andere soorten, maar ze deden allemaal hetzelfde. Of ze tastten je zenuwen aan, waardoor je jezelf niet meer kon besturen, of ze zorgden dat wondjes nooit genazen, waardoor je doodbloedde.
Langs deze rivier was al het leven op die manier verdwenen.
Ook de Gosti waren naar andere plekken vertrokken. Na het incident met de rivier waren de goden minder blij met de wezens.
Hier was geen toekomst. Zijn beslissing was gemaakt.
Hij nam afscheid van zijn ouders, maar die merkten het niet meer. Moeder had nu bladeren op haar ogen gedaan, omdat het “krokodillen zou afschrikken”.
In het Spookden hoopte hij nog wat Gosti te vinden die misschien wisten waar zijn familie zat.
Krokodil! Nee, een zwerm insecten.
Het werd al avond toen hij het Spookden eindelijk bereikte. “Hallo? Gosti?”
Niemand reageerde. Het leek uitgestorven, maar ze heetten niet voor niets Spookdiertjes. Hij stapte alsnog verder en tuurde omhoog, naar het bladerdek van de bomen, op zoek naar verborgen ogen. Bladeren knisperden onder zijn poten, en dat was het enige geluid.
Hij vond een paar ogen. Die knipperden en kwamen toen omlaag. De Gosti werden groter en waren nu even lang als hij. Dit wezen keek opgelucht en legde een hand met vier vingers op zijn schouder. “Poeh, we dachten even dat je misschien een krokodil was.”
“Zeg dat nou niet!” siste een andere Gosti met grijze vacht. “Ik hoorde dat ze op je afkomen als je krokodil zegt!”
“Ja nu zeg jij ook krokodil!”
“Je zegt het zelf opnieuw!”
“Gosti!” zei Honatanan streng, alsof hij hun vader was. “Weten jullie waar mijn andere familie is?”
“Diegene die niet bananen in hun oren doen?”
“Ja, die.”
“Ze zijn steeds dichter bij de goden gaan wonen, bij de Troon. Wij hebben ze ook lang niet meer gezien.” De Gosti leunde voorwaarts en fluisterde. “Maar dat pad ligt bezaaid met krokodillen, ik zeg het je!”
De grijze Gosti krijste over het hele Spookden: “Nu zeg je wéér Krokodil!”
Krokodil! Nee, het was een Gosti die onder de bladeren zat. Honatanan probeerde zichzelf te kalmeren, maar hij wist niet of dat nog kon. Hij kon zich geen tijd herinneren dat zijn buik niet was opgeblazen of zijn rug strak van spanning. Als je de hele dag krokodil zegt, dacht hij, dan gaat er natuurlijk een keer eentje toevallig verschijnen vlak nadat je het hebt gezegd.
Het moest eens klaar zijn. Hij nam zich voor om niet meer aan die beesten te denken. Om zijn rug te rechten, zichzelf groot te maken, en zonder zorgen naar zijn andere familie toe te lopen.
Het was een goed plan. Maar niemand blijft rustig als het pikkedonker is en je niet weet of een familie wel op je wacht.
Rennen, dacht hij, alleen maar rennen. Hij volgde het Groene Pad. Een drukke plek die de goden veilig probeerden te houden. De Langnek, de rivier ernaast, vermengde steeds meer met de Gifgordel en werd net zo giftig. Waarom deden de goden niks? Zij wilden dit toch ook tegenhouden?
Krokodil!
Krokodil?
Krokodil!?
Allemaal vals alarm, maar het alarm bleef lekker afgaan. En als dat gebeurde, merkte je het niet meer als het alarm op een gegeven moment wél echt was.
Een felgroene waas explodeerde uit de Langnek en landde bovenop hem. Hij wist meteen dat hij verslagen was. Zijn lichaam bevroor van de kou en van de angst, terwijl zijn belager véél groter en sterker was. We gaan gif nooit terugkrijgen, dacht hij droevig, want niemand van ons, zelfs met alle geluk van de wereld, gaat een krokodil verslaan.
Toen hij na lange tijd nog niet was opgegeten, wist hij dat er meer aan de hand was.