10. Epiloog

Voor het vinden van Gallo had Himnib zijn geweldige richtingsgevoel niet nodig. Of Solongs geweldige ogen. De Gigant stak boven alles uit, met een bladerdek dat het dak van een hele stad kon zijn. De natuur rondom de boom leek voller, groener, alsof daarin ook iets van de originele godenmagie zat. Hun kuddes, nu samengevoegd tot één, vraten er vrolijk van. Himnib kon nauwelijks bevatten hoe een boom zó oud, groot, sterk en mooi kon zijn. Je zou een hele wereld kunnen bouwen, een stad van boomhutten, en het zou prachtig zijn.

Hij nam plaats op een steen om zijn gebroken been rust te geven. Hij genas snel, wat geen zekerheid was op zijn leeftijd, maar was nog niet de oude. Vanaf hier kon hij genieten van de verkoelende schaduw onder Gallo, maar ook kijken naar de Saurzee en een ingang naar de Tunnelstelsels van de Wolven.

Behdo huppelde weer naar hem toe. Dat deed hij al de hele reis. Hij bood constant zijn hulp aan en leek nauwelijks meer te slapen.

“Ik heb de omgeving onderzocht. Er is geen ba-gevaar. En ik heb alvast geleerd hoe we met Gallo kunnen praten. En—”

“Waarom doe je dit, wollige vriend?”

“Waarom doe ik wat?”

“Doe rustig aan. We overleven ook zonder al die moeite. Ga lekker met Solong in de zon liggen.”

Behdo stond strak. “Maar, maar, ik wil niet weg!”

“Solong ligt maar twee boomlengtes verderop, Behdo.”

“Ik wil niet weg uit de kudde!”

“Hmm? Je hebt de kudde gered, Behdo. Waarom zou je ooit wegmoeten? Waar komt dit vandaan?”

“Je zei het zelf. Er is alleen plaats als ik ba-nuttig ben.”

Himnib lachte. “Is dat het? Is dat waarom je wegliep en helemaal alleen naar de Raad rende? Ik dacht dat de sneeuwluipaarden je hadden ontvoerd, en dat je bij de Raad je zegje had gedaan.”

Hij schudde weer zijn hoofd en vergat zijn pijnlijke been te ontzien. “Ik kan je niet zeggen dat je mijn beste schaap bent, Behdo, want dat ben je niet. Ik kan je niet kinderen laten krijgen met alle vrouwtjesschapen, want dan zou mijn kudde over twintig jaar net zo klein en ziek zijn als jij. Het spijt me. Maar er is geen reden om bang te zijn dat ik je wegstuur of afdank.”

Hurkend knuffelde hij Behdo. “Je bent een levend schaap. Alleen al door te bestaan, heb je elke dag een strijd gewonnen. Alleen al door het zoveelste schaap te zijn, vorm je bescherming voor de rest. Je hoeft jezelf niet elke seconde nuttig te maken—je bent prima zoals je bent.”

Behdo voelde zich sterker dan ooit, en verloor tegelijkertijd alle controle over zijn lichaam. Hij wilde over de grond rollen en genieten van de zon, en tegelijkertijd tegen iedereen schreeuwen dat hij leefde en een schaap van Himnibs kudde was.

“Daarover gesproken,” mompelde Himnib. Hij liep weg, leunend op de wandelstok die hij nu wél echt nodig had.

Verscholen door Gallo’s dikke boomstam, lag een vrouwtjesschaap op de grond. Solong was al ernaartoe gerend en leunde eroverheen.

“Ze … ze …”

Het vrouwtje mekkerde luid. Solong legde haar poten zo voorzichtig mogelijk rond haar buik.

Langzaam gleed een rood, klein, levend wezen naar buiten. Himnib landde naast haar en hielp het vrouwtje te kalmeren, terwijl hij haar hartslag in de gaten hield. Behdiël stond erbij, afwisselend als trotse en als bezorgde vader.

Voordat Behdo met de ogen kon knipperen, hield Solong een klein lammetje vast.

Iedereen hield de adem in. Geen gemekker klonk, geen vogel tetterde, de Herdershonden zaten als standbeelden op hun kont. Dit waren de cruciale uren. Himnib zorgde met dekens dat het lammetje warm en veilig was, terwijl Solong de moeder verzorgde.

Zelfs tot diep in de nacht, wilden die twee haar niet verlaten. Himnib controleerde bijna elke minuut of het lammetje nog leefde, ademhaalde, niet ziek was, geen afwijkingen had. Toen zowel hij als Solong toch uitgeput in slaap waren gevallen, stond het lammetje op.

Ze waggelde, met vallen en opstaan, naar de uiers van haar moeder.

Behdo nam de wacht over en kwam beschermend voor de twee liggen. De baby was sterk. Ze zou het overleven. Ze was een nieuw levend wezen, dat er eerst nog niet was, maar nu zelf kon lopen, nadenken, rennen, spelen, en later de kudde versterken.

Ze was genoeg om de laatste twijfel bij Behdo weg te nemen.

Alleen maar door te bestaan, was ze genoeg.

Hierna zouden ze naar Compana gaan. Op zoek naar de verloren herders, en hoe Himnibs wandelstok in schapennaam aan zijn magie was gekomen. Onder de dieren groeide een hekel aan de Kompanen en hoe ze dingen regelden, maar met herders wilden ze vaak nog wel praten. Dan vertelden ze van een land genaamd Magica, onderin de punt van Compana. Elk verhaal over magie dat Himnib had gehoord, kon hij terugleiden naar die plek.

Maar eerst langs de leeuwenkoning Tibbowe, verderop in Traferia. Het lag toch op de route. Het dak van zijn paleis lekte—en eens een Berenbouwer, altijd een Berenbouwer.

 

En zo ging het leven door …

Ander verhaal?

Deze knoppen gaan naar de verhalen hiervoor (links) en hierna (rechts).

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

10. Epiloog

Voor het vinden van Gallo had Himnib zijn geweldige richtingsgevoel niet nodig. Of Solongs geweldige ogen. De Gigant stak boven alles uit, met een bladerdek dat het dak van een hele stad kon zijn. De…