6. Behdo's Beslissing
Behdo’s poten rilden bij elke stap in de besneeuwde bergen. Ze waren er bijna uit. Hij dacht in de verte al een hutje te zien met brandend vuur, en een groot bord met kleurrijke letters dat hij niet kon lezen. Maar Himnib bleef weer hangen. Hoe sneller we uit Hima zijn, dacht Behdo, hoe ba-beter.
Himnib deed niet eens iets. Hij had zijn kudde losgelaten op een stuk plat steen waar paarse en gele bloemen groeiden en … stond stil in het midden. Al urenlang. Dat deed hij heel vaak en Behdo werd er zenuwachtig van.
Wat deed hij? Zocht hij de sterkste en mooiste schapen om samen een kind te maken? Zocht hij zijn volgende slachtoffer dat moest worden geschoren of gemolken? Hij vond je alleen leuk als je meer melk gaf dan de rest, of meer wol had—dus Behdo vond hij niet leuk.
Meestal liep Himnib na urenlang staren weg zonder iets te doen.
Zo had hij ook niet door dat een rode panda al lange tijd achter hem stond en toekeek. Die kwam je wel tegen in Kina, maar deze was vrij ver afgedwaald. Het waren sowieso rare diersoorten. Niemand wist waar ze vandaan kwamen of waar ze leefden, en ze hielden zich netjes buiten elk conflict.
De panda kuchte. “Mag ik vragen wat je aan het doen bent?”
Himnib schrok niet. Hij keek niet eens om. Als herder moest je vast ogen in je achterhoofd hebben.
“Kijken.”
“Ja, dat zie ik, maar waarom?”
“Een herder moet observeren wat normaal is, om te weten wat niet normaal is.”
De panda overwoog dat even. Ze schuurde langs zijn berenpoten. “En? Is alles normaal?”
Himnib schudde zijn hoofd. “De schapen worden niet meer zo groot als vroeger. Ze lopen langzamer. Ik denk dat het komt door weinig voedsel, maar misschien is het een ziekte.”
De panda knikte instemmend. “Weinig eten meer te vinden nadat het Eerste Conflict alles vernielde.”
“Niet alles. Ik hoorde dat er wat prachtige gebieden zijn, rond Compana en Traferia, het verste weg van de strijd. Daar gaan we heen, als de Raad me niet de hele tijd oproept.” Himnib ging door zijn knieën en bestudeerde de mond en ogen van een schaap. “Nadat we uit deze Himabergen zijn.”
Behdo stond ernaast. Hij was ook klein, veel kleiner dan zou moeten. Hij had nog lang geleefd van moedermelk, wat Himnib kwaad had gemaakt, want hij wilde de moeder alweer gebruiken om te melken. Terwijl zijn vrienden allemaal werden gekoppeld aan een leuke schapendame, werd hij nooit ergens voor gekozen.
Inmiddels wist hij zeker dat er iets mis was met hem.
Himnib ging hem afdanken. Misschien al voordat ze bij dat hutje kwamen, waarvan hij de warme groentesoep al bijna kon ruiken. De kudde had niks aan hem. En de favoriete uitspraak van zijn baasje was niet voor niets: “maak jezelf nuttig, wollige vriend, en er is altijd een plek voor jou in de kudde”.
En jahoor, Himnib sloeg Behdo over en ging direct naar het schaap ernaast. Behdiël, altijd Behdiël. Of nee, toch niet. Hij liep terug, sloeg Behdo wéér over, een kriebelde een ander schaap. Een vrouwtjesschaap met een vacht voor twee. Het bekende mes vloog uit zijn rugtas en scheerde haar vacht.
“Je hebt mooie schapen,” zei de rode panda. “Ik weet nog hoe weinig vacht ze vroeger hadden. Maar die van jou … is het magie?”
“Nee, nee,” zei Himnib glimlachend. “Was het maar zo. Ik laat alleen de beste schapen kinderen krijgen. Zo wordt elk kind nóg sterker dan de vorige, met nóg dikkere vacht.”
Een tros lege flesjes kwam klinkend uit zijn tas. Hij dook onder het schaap, zocht haar uiers, en kneep erin om de melk eruit te laten komen. Zo ging hij door tot ze allemaal vol waren, terwijl de panda al die tijd toekeek.
“Waarom ga je niet naar de steden? De beren zijn geliefd, zeker in Origina. Je zou niet in de sneeuw, op je knieën, de hele dag moeten werken. Niet op jouw leeftijd.”
“Werken is goed. Het houdt je fit en gezond. Nee, herder zijn is niet voor iedereen. Je moet soms dagen lopen zonder slaap, schapen tillen terwijl je armen trillen van spierpijn, en leven met de constante angst dat je iets hebt gemist en je kudde sterft.”
Himnib draaide de dop op de flesjes en stuurde het schaap weer terug naar de rest. “Maar als je dat doet, kan je de hele wereld zien.”
De panda sprong op zijn wandelstok. Behdo kwam mekkerend in beweging, al wist hij niet waarom hij nog met de kudde meeliep. Himnib stapte eindelijk door.
“En je ziet nieuw leven dat wordt geboren. Dit begon natuurlijk ooit met een paar schapen. Ze waren bij mij, ik herinner niet waarom, en volgden al mijn commando’s op. Bunjo nam ze mee naar huis tijdens het Conflict, toen slechts makke dieren met een klein beetje wol. We hielpen elkaar, vluchtten samen van de Prijskatten. Sindsdien heb ik vele schapen moeten begraven … maar ook geboren mogen zien worden. Het meest enge moment van elk schapenleven. Zo kwetsbaar.”
Jahoor, Himnib stopte weer. Deze keer wel bij Behdo: om hem te bestuderen.
Hij duwde delen van zijn vacht opzij en voelde rond zijn kaak, poten, en kont. Hij keek zorgelijk—niet een blik die Behdo wilde zien. Hij mompelde iets over ziekzijn en niet genoeg lammetjes het afgelopen jaar.
Dat is dat, dacht hij. Ik moet me voorbereiden op dat ik word achtergelaten.
De panda begon ook de vacht van schapen te bekijken en onderzoeken. Hier en daar pulkte ze een insect ertussenuit, om die vervolgens op te eten.
“En al die schapen luisteren naar je? Ze vertrouwen je?”
Himnib glimlachte. “Schapen vertrouwen alleen wie van hen houdt.”
Het begon flink te sneeuwen. Een grijsblauwe lucht: storm op komst. Dát was genoeg om Himnib eindelijk tempo te laten maken. Toch liep hij weg alsof hij het jammer vond de bergen achter zich te laten. Alsof hij gedag wilde zeggen, onzeker of hij ooit op deze mooie plek terugkwam. Een plek waarvandaan je een groot deel van de wereld kon zien, toen ze op de top stonden.
Behdo had er misschien niet genoeg van genoten. Himnib wel, met zijn pauze van vijf dagen. We passen niet bij elkaar, dacht hij. Ik lever deze kudde niks. Ik ga weg.
Eenmaal bij het hutje ging hij expres achteraan staan. Zoals verwacht, pasten de laatste tien schapen écht niet meer in het hutje en moesten buiten staan, terwijl de storm aanwakkerde. Behdo had een slechte dag gekozen om weg te lopen. Maar een beslissing is een ba-beslissing, en het was beter zo.
De panda hield hem tegen. “Vind je het fijn in de kudde?” vroeg ze fluisterend.
“Eh, nou, ja, nee, ba-weet niet.”
“Hmm. Niet heel overtuigend.” Ze keek naar de andere schapen die buitenstonden. Die waren enthousiaster.
“Zijn jullie niet bang dat hij je opeet? Hij is een grote vleesetende beer.”
“Hij eet ons ook op. Als we zijn gestorven.”
Maar ik lever zelfs dan niet genoeg vlees, dacht kleine Behdo met zijn halve hoorn op het hoofd. Dus ik ga weg.
“En dat hij de baas over jullie speelt? Dat jullie Himnibs … bezit zijn?”
De andere schapen schamperden. “Hij is niet de ba-baas. Als wij niet willen ba-lopen, stoppen we alle honderd met lopen. En wat gaat hij dan doen? Ons allemaal tillen? Stevig toespreken?”
“Hmm. Hij heeft jullie nooit iets aangedaan? Geen straffen? Geen geweld? Goed voor jullie gezorgd?”
Nu pas werden de schapen achterdochtig. Wie was deze panda? Deed ze onderzoek naar Himnib? Zocht ze een reden om de kudde van hem af te pakken?
Alle schapen in het hutje werden luider. Behdo hoorde tafels tegen de muur klappen en versplinteren. Himnib schreeuwde iets. Was een gevecht uitgebroken? De andere schapen renden naar binnen om te helpen.
Behdo rende de andere kant op. De panda volgde hem. Die aten alleen hele kleine dieren, toch?
Het roodwitte beest rolde een perkament uit. Behdo was niet de beste lezer—weer iets dat hij niet kon—en had lang nodig om het perkament te lezen.
Eén wet om herders te straffen voor overal naartoe lopen en natuur opvreten.
Eén wet om het te verbieden dat je andere dieren bezit.
“Ik weet niet of we hier goed aan doen,” zei de panda. “Of juist alles teniet doen dat de goden hadden opgebouwd.”
Behdo hoorde het maar half. Toen hij terugkwam bij het hutje, was iedereen weg. Een Yak veegde grommend en mopperend alle rotzooi bij elkaar. “Denk je geluk te hebben, meerdere Kompanen, hooggeëerde gasten, jakhoor, doen ze dit soort dingen …”
Op de toonbank lag een Kompanenketting. Van ene luipaard genaamd Lazpard. Behdo griste het van tafel, het geknapte touw tussen zijn kaken, en liep snel weer weg.
Hij hoopte dat de panda bleef, maar ze slingerde een boom in en racete weg. “Sorry, op jouw tempo haal ik de stemming nooit meer.”
De sneeuwstorm mocht hij eenzaam trotseren, onzeker of hij de weg naar de Raad moest zoeken, of ver weg moest lopen van elke kudde.