9. De uitslag

Terwijl Behdo de poort passeerde, hield hij zijn ogen gericht op de prachtige mozaïek onder hem. Alsof, zolang hij niet keek, al die honderden Kompanen er niet waren. Dan hoefde hij alleen de stem uit te brengen tegenover de Wijze Uil en dan weg te rennen.

Maar ja, waar zat die Wijze Uil? Het was nog stommer als hij dadelijk tegen een steen of een boom bleek te praten.

Dus hij keek op en zag honderden ogen—

Twintig ogen. Tien Kompanen.

Maar tien diersoorten vonden het nodig om zich met deze stemming te bemoeien. Waar was de rest? Hadden ze hun stem al uitgebracht en waren toen vertrokken?

Zoals hij het nu zag, was het gelijk. Vijf stemmen voor de wet, vijf tegen. De dieren die vóór waren, vooral diersoorten die bekend stonden als boeren, hielden hun Kompaanketting omhoog. De anderen, inclusief die giraffe en die rode panda, deden niks en keken nors voor zich uit.

Een grijze uil landde voor hem en bekeek de kettingen. “U … bent geen beer. Noch een sneeuwluipaard.”

“Oh, dit? Dit, eh, ik weet niet hoe deze ba-ketting hier komt. De luipaarden brengen natúúrlijk geen stem uit. Bestaan ze überhaupt nog? Denk het niet.”

Behdo nam de metalen inkerving van een sneeuwluipaard tussen de tanden en wierp het weg. Het plonsde in een rivier, maar gelukkig kwam een dolfijn boven om het te redden.

“Ik behoor tot Himnibs kudde.” Behdo slikte. Het geluid galmde over de tribunes en kwam hard terug in zijn oren. Hij begon van angst zachtjes te mekkeren, tot hij in de lieve ogen van de Wijze Uil keek. Daarvoor hoefde hij niet bang te zijn. Een schaap vertrouwde het wezen dat van hem hield. “Ik heb ba-toestemming voor de Beren te stemmen. Zij stemmen tegen.”

“Mooi,” zei de uil zacht.

“Mooi? U hoort onpartijdig te zijn!”

Behdo wist niet welke voorstander van de wet het schreeuwde.

“Mooi,” herhaalde ze, “want dat maakt mijn werk een stuk makkelijker. Dat zijn dus 6 stemmen tegen, 5 voor. De wet is afgewezen.”

“Pardon?” krijste een paard. “U verandert steeds de regels! Sinds wanneer kan een schaap voor de beren stemmen? En hij heeft overduidelijk de ketting van de luipaarden gejat! Jatten van een Kompaan betekent een straf van—”

De Wijze Uil wreef haar vleugels tegen haar voorhoofd.

“Welk dom dier,” zei ze luid, “jat iets van de Kompanen en brengt het vervolgens netjes terug op de plek waar alle Kompanen zijn?”

“Dit is vals spel,” voegde een Prima toe. “Waar zijn alle andere Kompanen? Die … die herders hebben iedereen bedreigd en gezegd dat ze niet moesten komen!”

De giraffe rolde haar ogen en sloeg haar nek tegen een boom om aandacht te krijgen. “Voordat deze rode panda het mij vertelde, was ik vergeten dat herders bestaan!”

Behdo keek om zich heen. De aanwezige dieren waren allemaal soorten die hij wel eens tegenkwam op reis. Soorten die wisten wat een herder was en er wel eens eentje zagen.

De rest was hun bestaan vergeten. Want de herders hadden geen huizen of steden, geen wagens of bezittingen, geen vaste plek of handelsroutes. Dus alle andere dieren wisten misschien niet eens wat een herder was en kwamen niet.

“Beide wetten?” vroeg Behdo voorzichtig. “Allebei afgewezen?”

“Ja.” De uil vloog terug naar de verhoging waarop de troon stond, die ze vrijwel nooit gebruikte, want ze was een uil. “De herders moeten nog steeds toegang vragen voordat ze een nieuw gebied ingaan. Maar ze worden niet gestraft en het blijft toegestaan om een kudde te ‘bezitten’.”

“Ik wil een nieuwe stemming voor de tweede wet,” zei de rode panda. “Niet alle dieren accepteren het om bezit te zijn. De meeste niet, zelfs. Ze zijn het niet vrijwillig.”

“Jij praat over de slaven van Amor,” zei de uil voorzichtig. “Maar dat zijn criminelen. Dan verlies je al je rechten.”

“Gaat je niet lukken,” voegde de Prima toe, die de tribunes al verliet. “Het is té waardevol. Alle diersoorten die andere bezitten zullen tegen stemmen.”

“Dan zal ik het voorstel blijven indienen, keer op keer, totdat men ziet dat het niet kan.”

Dat zorgde voor een lach bij de meeste diersoorten, die nu samen de Raad verlieten alsof ze beste vrienden waren en dit een gezellig uitje was. De uil luidde de bel. De dag was definitief voorbij en de uitslag stond vast.

Toen alleen Behdo en de Wijze Uil over waren, klonken nieuwe voetstappen onder de poort.

Solong stormde de Raad binnen, een sneeuwluipaard op haar hielen. Beide waren bedolven onder takjes en bloemenstengels—en erg moe. Vlak daarna hobbelde Himnib naar binnen, ondersteund door een paar van die bandieten en zijn geliefde Behdiël.

“Behdo! Mijn wollige vriend!” Himnib strompelde op hem af en tilde hem op voor een dikke knuffel. Niet verstandig, want nu lagen ze allebei op de grond, tussen de verzameling planten van over de hele wereld. “Je hebt ons gered! Ik mag mijn kudde houden en nog herder zijn!”

Hij stopte pas met rollen toen hij Solong zag. Haar gezicht klaarde op, hoopvol ondanks wat Behdo haar had verteld.

“Je … herinnert mij?” vroeg ze, alsof ze nog steeds een verlegen klein meisje was.

“Ik … herinner jou?”

Himnib tikte tegen zijn tempel, alsof hij bang was dat een ander hoofd op zijn lichaam was geplaatst. De magische klap van de wandelstok, veroorzaakt door Behdo, had iets in zijn hoofd bewogen dat voorheen onbeweeglijk was. Of het had him simpelweg een hersenschudding gegeven.

“Jij bent de derde herder,” mompelde hij. “Hoe kon ik jou ooit vergeten? So … Sonja? Soria?”

Solong schreeuwde van plezier en rende in Himnib’s warme armen. “Goed genoeg. Goed genoeg.”

Hij hield haar stevig vast. Iets was ontwaakt in hem, iets dat hij lang geleden had onderdrukt. “Hoe …”

“Het is een lang verhaal.”

“En mijn kudde? Oh halfgoden, heb ik al die schapen van jou gesto—”

“Ze waren altijd al van jou, dat was je nou eenmaal vergeten. Nog een lang verhaal. Maar ik vertel het graag tijdens de reizen die we vanaf nu samen gaan maken.”

“Ja. Ja, dat zou ik fijn vinden.”

Een chagrijnige Lazpard liep om hen heen, naar de Wijze Uil. In het voorbijgaan viste hij zijn eigen kletsnatte ketting van de grond.

“Zoals het hoort, Aria,” zei Lazpard, “zal ik de uitslag accepteren. Maar weet dat veel dieren hier niet blij mee zullen zijn. Als wij niet ten onder willen gaan als de goden, zullen we niet dezelfde fouten moeten maken. Ik verwacht dat volgende wetsvoorstellen serieuzer worden behandeld.” Hij keerde tot Himnib die samen met Behdo door de Raad rolde, en daarna tot een stralende Solong die alle plantjes van dichtbij bekeek. “Een andere diersoort kan niet voor jou stemmen. En de beren mogen nog maar één Kompaan hebben.”

“Prima,” zeiden Solong en Himnib tegelijk.

“Ik hoef het niet meer,” zeiden ze weer tegelijk.

De Wijze Uil kreeg ter plekke vijf grijze veren. “De beren kunnen niet nul kompanen hebben!”

Solong en Himnib hielden elkaar overeind terwijl ze naar de troon liepen en hun kettingen neerlegden. “Lieve Aria, gevederde vriendin. Het heeft geen zin om die dingen te houden, als we toch nooit meer van plan zijn om op te dagen.”

Toen Aria realiseerde wat ze zeiden, keek ze verdrietig op, haar snavel halfopen. “Jullie gaan weg?”

“Dit is vaarwel,” zei Solong. “Wij willen de wereld rondreizen, mooie natuur bezoeken.”

“Ik heb het gehad met al die wetten, steden, grenzen, en geniepige plannetjes,” zei Himnib. “Geef mij de natuur, nachten onder de sterren, en een schaap om te knuffelen.”

“Het ene moment nieuwe leven in je armen houden,” voegde Solong toe, “en het andere moment leven voelen wegglippen.”

“De prachtige, veilige stilte van de slapende kudde vlak voordat de zon opkomt.” Himnib glimlachte naar Solong en pakte haar hand. “Ik wil niet steeds worden teruggeroepen naar de Raad, nooit verder kunnen reizen dan Sommer en omgeving.”

Het laatste stuk mompelde hij. “Bovendien weet ik niet meer of de Raad en hun straffen wel een goed idee waren.”

Zijn neus botste tegen Aria’s snavel. “Dit is vaarwel.”

Lazpard grinnikte. “Nul Berenkompanen vind ik hartstikke prima.”

Aria gaf beide een zoen op het voorhoofd en nam de kettingen aan. “Eentje blijft, de rest moet worden vernietigd.”

Hirdi en zijn Herdershonden renden door de raad en plasten over elk paaltje dat ze tegenkwamen.

Himnib streelde Behdo eindeloos over zijn vacht. “Wie weet,” zei hij. “Komt er over tien jaar weer een vergeten herder. Misschien leeft Jorib nog, of Bellib. Dan heeft u uw nieuwe kompaan.”

“Geen u,” zei Aria zacht. “Niet voor jullie, mijn beste Berenbouwers. Ik vergeet niet wat jullie voor de wereld hebben betekend. Ik vergeet niet dat jullie deze raad hebben gebouwd, met berenhanden en berenhout. Het ga jullie goed.”

De simpele herder, beste lezer, gaat niet de geschiedenisboeken in. Je zal niks van hen terugvinden, behalve misschien een spoor van aangevreten velden. Maar ook dat groeit aan. En zo is de simpele herder de enige soort die geen permanente pootafdruk achterlaat op de planeet. Als iedereen herder zou zijn, dan zouden we nooit meer problemen hebben!

Ook daarom vertel ik zijn verhaal. Ik was het zelf bijna vergeten.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

9. De uitslag

Terwijl Behdo de poort passeerde, hield hij zijn ogen gericht op de prachtige mozaïek onder hem. Alsof, zolang hij niet keek, al die honderden Kompanen er niet waren. Dan hoefde hij alleen de stem…