2. Stikstof
Precies toen Bitz de twee drankjes wilde mengen, schudde zijn hele gebouw en morste hij alles over tafel. Een derde beker glipte tussen zijn lange tanden door en barstte in scherven op de vloer. Nu moest hij het hele experiment opnieuw doen.
“Wel potverdrie—” Een bekend geluid bereikte zijn oren. Explosies. Bommen. Je zou denken dat een bever wel bestand was tegen een bevend laboratorium, maar Bitz strompelde en struikelde kwaad naar buiten.
Een paar kilometer verderop eindigde zijn kamp—die van de Vrijdieven—en begon het gebied van de Godelieven. Toen ze Bitz vroegen of hij alsjeblieft mee wilde naar het front, had hij direct ja gezegd. Nu wist hij het niet meer zo zeker. De Godelieven vielen aan met bommen, granaten, en kogelregens.
De Vrijdieven, zijn Vrijdieven, deden niks terug.
“Schiet dan! Houd ze tegen!”
“Nou zeg, wat een idee! Waren wij nooit op gekomen joh!” schreeuwde een groep soldaten die voorbij rende. Het waren verschillende diersoorten, maar allemaal konden ze op twee poten lopen, en met hun andere poten een geweer vasthouden.
“Waarom gebeurt het dan niet?” De eerste gebouwen van de stad gingen in vlammen op. De Godelieven leken een vuurspuwend monster, een draak, die iedereen zou verpletteren als ze niet snel iets deden.
Twee soldaten haalden hun geweer uit elkaar en gooiden de onderdelen op de grond. “We hebben geen kogels, geen kruit, geen munitie. We hebben niks om af te vuren.”
Bitz keek om zich heen. De hele stad stond vol met wapens die niet werden afgevuurd. Hadden de Eilandzoekers niet gezegd dat ze weer een eiland hadden gevonden? Bij een afgelegen strand op Elwar? Die hadden allang terug moeten zijn met dat guaan.
De volgende explosie blies een battalion bevers de lucht in. Bitz keek omhoog. De avond zou binnenkort vallen en dan werd er meestal niet gevochten. Maar als ze morgenochtend geen munitie hadden, was dit front verloren. De Godelieven zouden het hele Frambozenbos terugpakken en misschien wel meer.
Dat kon niet gebeuren. Bitz was niet meegereisd om te kijken hoe ze hopeloos werden verslagen omdat ze geen kogels hadden. Hij was meegereisd om zijn land, Duivenland, te laten zien dat hij de beste scheikundige ooit was.
Hij draaide zich om en stampte naar een wit gebouw met scheuren in de muren. De deur werd voor zijn neus dichtgegooid. Hij knaagde razendsnel door het hout en drong hijgend de donkere kamer binnen.
“Ga weg, Bitz,” brulde de commandant. “We hebben niks aan een bever met een bril die zichzelf slim vindt.”
“Ik ben een wetenschapper! Ik zal een manier vinden om nieuwe wapens te maken.”
De commandant was een Prijskat, een sluwe en sterke katachtige. Hij stamde af van de familie die de originele goden had uitgeschakeld, en die nog steeds beweerde een paar Hemelvoorwerpen te bezitten. Waarschijnlijk vond hij zichzelf daarom beter dan alle anderen.
Bitz bekeek de kaart. Alle routes tussen Duivenland en Elwar hadden een rood kruis.
“Een zeeblokkade,” mompelde hij. “De Casbrita hebben ons afgesneden van de eilanden. Hun vloot is veel groter en sterker dan de onze. Daarom hebben we al maanden geen guaan ontvangen!”
Daarom gaan we nooit meer guaan krijgen, dacht Bitz er meteen bij. Hij was meegegaan om dat stofje te verwerken en meer voedsel te groeien voor het leger. Een zinloos doel als de Eilandzoekers het stofje niet meer konden terugbrengen naar Duivenland.
De commandant tikte Bitz’ vingers weg en rolde de kaart razendsnel op. “Natuurlijk. Een Juraad als jij kan nooit eens met z’n neus uit andermans zaken blijven.”
Een Juraad als jij, een vuile Juraad, Bitz hoorde het steeds vaker. Zijn geloof, dat hij niet eens serieus uitoefende, was blijkbaar genoeg reden om hem weg te duwen als een klein kind.
Hij wilde nooit meer worden weggeduwd.
“Geef me een dag. Ik ken de scheikunde, de stofjes. Ik vind een manier om zelf guaan te maken. De tegenstander heeft alle magie en halfgoden—dan moeten wij wetenschap hebben!”
“Zoals ik al zei: jij bent zinloos geworden. Vannacht vluchten we van deze plek. Ik stuur je terug naar de universiteit.”
“Maar—”
“Wees blij dat ik je niet naar de gevangenis stuur.”
De Prijskat duwde hem hardhandig uit het gebouw. Een nieuwe explosie klonk, veel dichterbij dan de eerste. De deur viel uit zijn voegen en alle ramen barstten.
Bitz had er geen oog voor. Hij rende terug naar zijn laboratorium, door een dikke grijze mist en het geschreeuw van de paar soldaten die nog wél kogels hadden. De rest verschool zich in de huizen en maakte zich klaar om te vluchten. Bitz liep alsof er niks aan de hand was, en als hij minder geluk had gehad, was hij misschien die avond door een bom geraakt.
Maar hij had wél geluk en bereikte ongedeerd zijn laboratorium.
De bommen vielen stil. De zon ging onder en de Godelieven pauzeerden hun aanval. Toen Bitz zeker was dat zijn vloer niet meer zou trillen, ging hij aan de slag.
Zijn vrouw, Bilara, hupste naar binnen. Hij was getrouwd met zijn jeugdliefde; zijn hart maakte nog altijd een sprongetje als ze verscheen. “Bitz! Jij ware idioot! We moeten weg hier. Weg van deze hele oorlog.”
“Ik ga niet weg totdat ik een oplossing heb.”
In zijn lange tanden droeg hij vijf bekers tegelijkertijd naar de tafel. Daar bouwde hij een opstelling van metaal, voorzichtiger dan ooit. Door de bommen was veel materiaal op de grond gevallen en gebarsten. Hij had twee, misschien drie, pogingen. Als het dan niet was gelukt, was zijn laboratorium leeg en was hij een waardeloze Juraad.
“Een oplossing voor wat?” Bilara gaf hem een knuffel en een zoen. Zonder iets te hoeven zeggen, wist ze precies welke bekers ze moest aangeven en dat ze de verhitter moest aanzetten.
“Guaan. Ik heb het keer op keer bekeken, en ik denk dat het werkt vanwege ammoniak. Dat stofje maakt grond zacht, vruchtbaar, geschikt voor plantjes.”
Bilara fronste. “… het stofje dat wij uitplassen?”
“Nee, dat is ureum. Het lijkt er wel heel erg op. Het zal me niks verbazen als die witte eilanden het resultaat zijn van een magisch wezen dat plast in de oceaan.”
“En je denkt toch dat wij, wezens zonder magie, zelf guaan zouden kunnen maken?”
Bitz plaatste alle bekers op hun positie. Daarna pakte hij een onbekende metalen koker.
“Ammoniak bestaat uit twee stofjes. Stikstof en waterstof.”
“Ik weet het, schat. Ik haalde een hoger punt voor die toets dan jij.”
Nu pas herkende Bilara de koker: een buis gevuld met lucht onder hoge druk. Ze gebruikten dit vaak als ze een stofje uit elkaar wilden trekken. Als je maar genoeg druk zette op iets, dan brak het in kleinere stukjes.
Deze buis had wel héle hoge druk. Nu was Bilara geïnteresseerd, en ze liep rondom de stellage om te ontdekken wat haar man van plan was.
Bitz glimlachte en trok aan een touw. Een gloeilamp ging aan, met enige tegenzin. De rest van het lab was compleet donker, maar het gele licht plaatste Bitz en Bilara in een warme cirkel.
“Stikstof en waterstof. Weet je waar die twee stofjes ook altijd voorkomen?”
Bilara’s ogen sprongen wijd open. “Lucht.”
Het klinkt misschien gek, beste lezer, maar het is waar. De stofjes die planten beter laten groeien, of wapens laten vuren, zitten in de lucht om ons heen. Maar ze zijn op een andere manier met elkaar verbonden. Twee stofjes kunnen het ene moment hartstikke giftig zijn, maar als je ze anders verbindt, worden ze ineens een medicijn. Sommige stofjes willen graag uit elkaar, andere niet. Bitz stond voor de lastige taak om stikstof—een stofje dat tegenwerkt—uit de lucht te halen en in een beker te stoppen.
Het was gekkenwerk: de lucht, die overal om hen heen was, omzetten in zoiets als ammoniak. Bitz wist vrij zeker dat het ging falen. Maar als het kon, dan moest het gebeuren onder hoge druk, op de juiste temperatuur, en samen met water.
Hij plaatste het laatste onderdeel in het proces. Hij had uiteindelijk alles in zijn lab tegen dit probleem gegooid. Een diepe zucht verliet zijn uitgeputte lichaam.
Het was tijd.
Samen met Bilara zette hij alle onderdelen aan. Aan de bovenkant werd lucht naar binnen gezogen, terwijl hij aan de onderkant water toevoerde. Het proces kende meer dan vijf stappen, waarbij dingen werden samengevoegd, gekoeld, gemengd, of juist verhit.
Het wachten begon.
Als hij gelijk had, kon hij twee vliegen in één klap slaan. Het ammoniak maakte grond vruchtbaar. Maar als je het verbond met zuurstof—ook een stofje dat overal in de lucht zat—werd het nitraat. Ook wel bekend als munitie voor wapens.
De maan hing hoog aan de hemel. Bitz en Bilara keken gespannen toe, naar bekers die bubbelden en flessen die verkleurden.
Even later was Bilara slaap gevallen. Bitz kauwde zenuwachtig op takken. Over een paar uur zou de zon opkomen en het gevecht doorgaan. Dan moest—
Hij keek op de klok. Als zijn berekeningen klopten, was het proces nu klaar.
Zijn grote staart wikkelde om de gloeiend hete beker als een ovenwand.
Hij keek naar het goedje: het zag eruit als guaan.
Hij rook aan het goedje: het rook als guaan.
Van schrik en verwondering liet hij de beker vallen. Bilara was net op tijd wakker om hem op te vangen.
“Bitz, blijf rustig, denk na. Deze uitvinding kan de wereld veranderen, maar ook—”
“Commandant! Commandant!” krijste Bitz, terwijl hij uit het lab rende en het hele kamp wakker maakte.