4. Nieuw doel

Bitz had zijn hele laboratorium verplaatst naar de kamer van de commandant, en het proces twee keer voorgedaan. Ze konden moeilijk geloven dat hij ammoniak uit de lucht haalde. Het voelde als magie—ook voor Bitz, die natuurlijk precies wist hoe het werkte.

Lucht en water ging erin, het magische goedje guaan kwam eruit. Datgene waarvoor ze al een eeuw vochten over eilanden. En nu konden ze het gratis maken!

“Niet slecht, voor een Juraad,” bromde de commandant.

Niet slecht?” Bitz beet zijn tong. “Maar natuurlijk, beste prijskat, ik ben slechts een nederige wetenschapper in dienst van de Vrijdieven.”

De prijskat werd omringd door twee andere wezens. Een wat oudere bever en een werkelijk bejaarde tijger. Ze hadden vast belangrijke dingen gedaan voor Duivenland … vijftig jaar geleden.

“We moeten dit meteen opschalen,” zei de tijger. “Als we duizend dieren dit proces laten doen, hebben we binnen de kortste keren genoeg munitie voor iedereen. Kan je dit proces leren aan anderen?”

Bitz verplaatste zijn brilletje met kleine ronde glazen. “De gemiddelde scheikundige zal het snel—”

“En vreemdelingen die we van de straat plukken?”

“Nou, eh,” stamelde Bitz. Hij werd gered door zijn vrouw Bilara, die hem wegtrok naar de kamer ernaast.

Bitz probeerde te luisteren wat die andere mannen bespraken nu hij weg was. Hij dacht iets te horen over “die Juraad houdt ons voor de gek”, maar Bilara was woedend en trok zijn aandacht.

“Wat denk je dat je aan het doen bent, meneertje?”

“Een wereldwijde hongersnood voorkomen.”

Bilara draaide razendsnel om. Haar brede staart zwiepte alle spullen van een tafel. “Jouw proces kan kunstmest maken, ja. Maar het maakt net zo goed vreselijke wapens.”

“We zijn in oorlog, lief.” Bitz bleef rustig en poetste zijn bril met zijn eigen vacht. “In tijden van vrede, is de wetenschapper in dienst van vooruitgang. In tijden van oorlog, is de wetenschapper in dienst van zijn vaderland.”

“Deze oorlog is onzin.”

Bitz probeerde zijn vrouw te knuffelen. Ze sloeg haar staart in zijn gezicht en staarde uit het raam. “Elke oorlog is onzin. Je kunt nog terug, lief. Vertel ze niet over hoe gevaarlijk je uitvinding is. Vertel ze dat het inderdaad een trucje was, dat je ze voor de gek hebt gehouden! Alles om te voorkomen dat ze—”

“We willen hetzelfde,” zei Bitz. “Dat de oorlog zo snel mogelijk eindigt. Als wij veel meer kogels hebben dan de tegenstander, dan is het zo voorbij.”

“Dat vraag ik me af.”

“Het is simpele wiskunde, lief, degene met meer kogels—”

“Of wij hetzelfde willen.” Bilara gooide de deur open en rende weg.

Bitz keek zijn jeugdliefde na, fronsend, onzeker of hij moest volgen. Hij bleef staan.

Hij ving het laatste deel van het gesprek op. De commandant had eindelijk duidelijk gemaakt, aan zijn bejaarde collega’s, dat de industriële revolutie inmiddels had plaatsgevonden. Ze hoefden niet duizend dieren in te huren om, met blote handen, ammoniak te gaan maken.

Ze konden een machine bouwen om het te doen. Nog sneller en goedkoper ook. Bitz wilde dansen van vreugde, maar—

Door al dat gedoe was hij vergeten dat de Godelieven nog altijd op hen wachtten, een kilometer verderop.

De zon was opgekomen, het land goed verlicht, wat betekende dat ze konden aanvallen.

De eerste bommen sloegen weer in. De vloer trok scheef en Bitz was blij dat hij niks had gegeten, anders had hij het weer uitgespuugd.

De commandant schreeuwde iets naar buiten. Daarna verplaatste hij naar de Telefoon.

Een zwart, langwerpig voorwerp werd vastgehouden door een krullend draad. Daaronder staken knoppen uit de muur met daarop de cijfers nul tot tien, even groot als Bitz’ hoofd.

Een Telefoon voor viervoeters. De commandant gebruikte afwisselend zijn snuit en voorpoot om razendsnel het telefoonnummer in te toetsen. Een krakend geluid galmde door de ruimte. Omdat viervoeters het voorwerp niet konden vasthouden, zoals apen, stond hij altijd hard genoeg om de hele kamer te vullen.

Terwijl de Telefoon overging, keek de commandant glimlachend naar Bitz.

“Ik ga jou verbinden met een geniale scheikundige en ingenieur, Bitz. Binnen een paar maanden wil ik machines die voor ons bergen van dat spul maken!”

Het getik en geratel van geweerschoten dreunde alweer in Bitz’ oren. Het was verschrikkelijk. Zijn oren piepten de hele tijd en hij kon nauwelijks slapen sinds hij aan het front was.

Had zijn vrouw dan toch gelijk? Hij wilde haar niet kwijt. Hij vond het vreselijk als ze zo boos op hem was. En ze leek al boos sinds het moment dat hij enthousiast toestemde met het verklaren van de oorlog.

Waarom deed hij dit? Was hij zo hard op zoek naar erkenning? Omdat ze hem soms een vuile Juraad noemden? Nee, hij was nou eenmaal een wetenschapper. Wat anderen deden met zijn uitvindingen … dat moest hem niks uitmaken, toch?

Hij had gewoon gelijk. De oorlog was sneller voorbij als ze harder vochten. En dat wilde Bilara toch? De oorlog sneller voorbij?

De commandant was klaar met zijn telefoongesprek. Hij beukte tegen een plek in de muur en verbrak de verbinding. Het schudde Bitz ruw uit gedachten.

De vurige ogen van de prijskat staarden in de zijne. “Maar voor nu wil ik dat jij het proces zo snel mogelijk omzet in munitie.”

“Ah, nou, ik heb misschien mijn mond voorbij gepraat,” begon de bever voorzichtig, terwijl hij friemelde met zijn bril. “Het is kunstmest, niet meer dan dat. Het, eh, geeft planten de nodige mineralen, zorgt dat de grond beter water opvangt, en dat de lucht beter circuleert. Er is géén manier om het om te zetten in wapens of—”

“DOE HET.” De prijskat rende de kamer uit, het slagveld op. De laatste kisten munitie werden uitgedeeld. Al vrij snel moest de voorste linie opgeven en verplaatste het gevecht dieper de stad in.

Zijn beverhanden trilden. Zijn hele lichaam trilde. De eerste paar bekers die hij oppakte, kneep hij fijn.

Wat moest hij doen?

De vloer bleef trillen door explosies. Hij hoorde de commandant opnieuw schreeuwen. De voorste linie schoof wéér naar achter. Ze hadden veel te weinig wapens om de Godelieven op afstand te houden.

Beelden schoten door zijn hoofd. De tegenstander die de kamer instormde en hem gevangen nam, misschien wel zijn vrouw … doodschoot.

Hij rechtte zijn rug. Zijn handen vonden uit zichzelf de juiste knopjes, bekertjes en metertjes. Alle ammoniak die hij tot nog toe had gemaakt, verbond hij met zuurstof tot nitraat. Op zichzelf was dat niet zo gevaarlijk. Het was ontvlambaar en moest voorzichtig worden opgeborgen, maar je kon er geen wapen mee afvuren.

Daarvoor was een tweede deel nodig. Nitraat zorgt dat iets blijft branden, maar je moet het eerst nog in de fik steken. Van dat laatste deel—zwavel of salpeter—hadden ze wél genoeg in het kamp liggen.

De Godelieven drongen diep het kamp binnen. Bitz kon nauwelijks de juiste bekers pakken doordat de hele kamer trilde onder de vele explosies. Hij durfde niet achterom te kijken, niet uit het raam te kijken. Hij moest zijn vrouw zoeken. Waar zou ze zitten? Ze zou toch wel een veilige plek hebben opgezocht?

De explosies stopten, heel even. Bitz hart stopte ook. Een staart die hij niet herkende gleed langs het raam als een ruitenwisser.

De deur vloog open. Razendsnel keerde hij om. Zijn bril vloog van de snuit en landde aan de andere kant van de ruimte.

Het waren de Vrijdieven, niet de Godelieven die hem kwamen halen. Prijs Duivenland! Ze hadden nog niet verloren.

De soldaten renden naar binnen en wezen vragend naar meerdere schaaltjes met wit en zwart poeder.

“Ja,” zei Bitz met trillende stem. “Nieuwe munitie.”

De slag duurde urenlang, waarin minstens honderd soldaten langskwamen om poeder te pakken.

De Godelieven lieten de stad wankelen, maar hij viel niet. Ze hadden net genoeg vuurkracht om zich te verdedigen totdat de avond weer viel.

Zijn hart leek pas weer te kloppen toen Bilara naar hem toe rende, levend en wel. Ze rende door een spookstad, met halve gebouwen, bergen opgeblazen stenen, en vuurtjes die nooit meer leken te doven.

De commandant haalde haar in. “Bitz! Jij bent me toch een bijzondere Juraad. De slimste die ik ken!”

Bilara duwde hem aan de kant. In elke andere situatie had dat haar een flinke straf opgeleverd, maar de prijskat liet het gebeuren. “We hebben gedaan wat u vroeg. Laat ons nu vertrekken en vraag ons niet meer.”

Haar woorden vielen op dove oren.

Ze moet het gevoel hebben gehad, beste lezer, alsof ze niet bestond. Alsof ze een spook was en niemand haar kon horen. Ik probeerde haar te helpen. Ik probeerde twijfels te zaaien in het hoofd van Bitz—maar hij was een man zonder empathie, diep in zijn hart, en niks kon dat veranderen.

Ik probeerde de Godelieven te vertragen in hun aanval, zodat Bitz langer had om na te denken. Als ze hadden geluisterd naar Bilara … had ik niet al die verschrikkelijke dingen hoeven meemaken die hierna kwamen.

Boodschappers renden de grijze, donkere kamer in. “De Godelieven hebben een nieuwe Eilandzoeker die al onze eilanden inpikt! Hij durft zelfs ons gebied in te varen!”

“Geen zorgen,” zei de commandant met een grijns. “We hebben dat guaan nooit meer nodig. Laat ze lekker tijd verspillen aan die eilanden.”

Bitz kreeg een idee. Een ingeving, dankzij al die jaren van scheikunde studeren. De stofjes die hij nu had gebruikt voor de munitie, konden ook een gas worden. Als je ze anders verbond, kreeg je iets dat waarschijnlijk levensgevaarlijk was.

Een onzichtbaar, giftig gas.

Een sluipmoordenaar waarmee ze de oorlog wel direct moesten winnen.

Een geweldige uitvinding voor deze aller slimste Juraad, die misschien wel de Knobbelprijs waard is.

Bitz schudde zich los. “Ik heb nog een idee, commandant.”

De prijskat liep weer naar de Telefoon.

“Mijn beste Juraad, jij krijgt alles dat je nodig hebt.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

4. Nieuw doel

Bitz had zijn hele laboratorium verplaatst naar de kamer van de commandant, en het proces twee keer voorgedaan. Ze konden moeilijk geloven dat hij ammoniak uit de lucht haalde. Het voelde als magie…