7. De explosie
Zijn lichaam stond in brand. Op alle plekken waar het gas Pin had aangeraakt, deed zijn huid pijn, pijn, pijn, alleen maar pijn. Zijn ogen voelden droog en alsof ze nooit meer open gingen. Zelfs zijn longen leken in brand te staan en maakten elke ademhaling zwaar. Hij hoorde stemmen, maar ze kwamen niet over het gepiep heen.
Daardoor had hij pas laat door dat de echte wereld om hem heen óók in brand stond.
Dannis zakte door zijn poten, maar Pin was te zwak om op zijn rug te klimmen. Het vuur van de explosie was overgeslagen op de huizen eromheen. Zelfs van afstand voelde het alsof ze in het hart van een vulkaan waren beland.
Soldaten schreeuwden en renden heen en weer, sommige weg van de explosie, anderen ernaartoe om te redden wat er te redden viel.
Nog een explosie. Het vuur had het eerste huis van deze straat te pakken.
“Pin! Pin! Kan je me horen?”
Eindelijk werkten zijn oren weer, maar zijn ogen zagen nog wazig. Ze prikten alsof iemand er een mes in had gestoken, droog als de woestijn. Hij wist dat ze inmiddels buiten waren, maar hij voelde het gas nog overal, als een deken die hem langzaam liet stikken.
In de chaos waren de Vrijdieven hun gevangenen compleet vergeten. Ze sprongen op iets nieuws genaamd een Auto. Het reed uit zichzelf en duwde smerig gas uit de achterkant. Niet zo smerig als dat mosterdgas. Pin wilde het zeggen, maar ook zijn keel stond nog in brand. Hmm ik zou wel een hele oceaan kunnen leegdrinken nu.
Het vuur sloeg om zich heen, sneller dan Dannis kon bijhouden, en voor ze het wisten zaten ze er middenin. Links, rechts, overal ontstonden vuren van muur.
Een auto kwam langs. Dannis waagde een sprong en duwde de bestuurders—drie bevers—ervan af. De papagaai hielp om Pins zware lichaam, dat totaal niet meewerkte, op het rijdende voertuig te krijgen.
“Waar is het stuur?!”
Dannis was de auto’s van de Godelieven gewend, gemaakt voor apen. Die hadden stoelen, een stuur dat je met handen bestuurde, en een hendel voor versnelling. Deze had niks van dat alles en leek eerder op een houten plank met een motor. Een groot uitgevallen zeepkist.
“Hou je goed vast!”
“Alsof—kuch—ik—kuch—”
“Wat zeg je, Pin?”
Dannis trapte tegen een uitstekende plank. Blijkbaar liet die de auto naar rechts gaan. Ze draaiden cirkels over de open plek, maar het vuur verzwolg alles en hij zag geen uitgang.
“Pin! Pin! Gaat het?”
“We moeten—” Hij hoestte slijm en draaide op zijn buik. “We moeten terug.”
“Wat?”
De auto helde plotseling naar links. Pin keek achterom. Twee bevers hadden zich vastgeklampt en wilden mee, één van hen met een verbrande staart, de ander met een bril die geen glazen meer had. Even dacht Pin dat het Bitz was—en hij stond klaar om hem van de auto te schoppen—maar toen zijn zich scherp stelde bleek het een ander.
Natuurlijk. Bitz en de commandant waren allang gevlucht en zaten nu veilig ergens anders.
“Denk nou eens na, makker!” schreeuwde Pin, gevolgd door meer gekuch. “Een kans. Hun geheimen stelen.”
“Ik ben aan het nadenken—hoe we gaan OVERLEVEN.” De auto helde weer opzij en kantelde bijna. Een zwaarlijvige neushoorn plette de achterbanden in een poging bovenop het voertuig te klimmen.
“Je bent de VIJAND aan het REDDEN.” Pin hervond langzaam zijn kracht, al was het vooral zijn woede die hem staande hield.
Dannis ving één van de bevers met zijn gewei en duwde hem naar het stuur van de auto. Het dier begreep wel hoe de auto werkte en zocht een uitweg van het vuur. Dannis wierp een schaduw over Pin.
“Ik ben levende wezens aan het redden.”
“Ik HAAT JOU.” Pin deed zijn helm nog strakker om, maar toen hij probeerde van de auto te springen, maakten ze plotseling een bocht en viel hij achterover.
“Jij bent een HUMEURIGE PINGUÏN.”
“Ik heb je leven gered!”
“En daarna heb ik jouw leven gered!”
Nog een explosie. Alle huizen in hun omgeving stonden in brand. Ze naderden het pakhuis vol nitraat, waar de explosies begonnen en nog steeds bezig waren.
Pin wees naar een gebouw iets verderop, het laboratorium van Bitz. “Ik ga naar DAT GEBOUW en ik steel de formule voor het gas. Houd me niet tegen!”
“Nou, nou, ik ga MEE.”
Samen sprongen ze van de rijdende auto, rolden over de hobbelige grond, en zochten hun weg naar het lab. Pin probeerde te buikschuiven, maar zijn zere huid protesteerde. Hij gromde naar Dannis, maar klom toch op zijn rug.
De auto kwam achter hen aan. De bever had de hoogste versnelling gevonden. Pin dacht dat ze eindelijk doorhadden dat ze vijanden waren, maar ze kwamen niet voor hen.
Ze kwamen voor een bever die vlak voor het pakhuis stond.
“Bilara! Bilara!” riepen ze. “Bilara! We komen je redden!”
Hun stemmen klonken opgelucht, bijna vrolijk. En verwonderd dat ze op wonderbaarlijke wijze uit het vuur was gebleven.
Bilara draaide om.
Ze liep het vuur in.
Het vuur verzwolg haar, verschroeide haar huid, maar ze reageerde niet. Dannis en Pin konden het niet aanzien. De auto remde af en stopte voor de deur, vol ongeloof, onzeker wat ze moesten doen.
Ze konden haar niet meer redden.
Dannis brak met zijn halve gewei de deur van het laboratorium. Pin rende naar binnen en trok alles open: kasten, lades, koffers, folders, andere deuren. De grijze mist van het vuur dwarrelde door de ruimte alsof het laboratorium door spoken werd bewaakt.
Terwijl Pin naar de andere kamer ging, stoof Dannis naar de stellage bij het raam. Bitz’ notities lagen daar, nog niet aangetast door het vuur, verspreid alsof ze daar toevallig waren neergegooid. Alsof ze niks waard waren.
Maar op die dingen stond het geheim. Het geheim om zelf die guaan te maken, zodat ze de eilanden nooit meer nodig hadden.
Dannis geloofde het al die tijd eigenlijk niet. Hij dacht dat de Vrijdieven de Steen van Zekerstof hadden gevonden en daardoor ineens alles konden groeien. Maar op deze papieren stond het bewijs dat een scheikundig proces bestond om zelf kunstmest te maken.
De keuze was makkelijk. Dannis had genoten van Eerste Eilandzoeker zijn. Maar zijn doel was niet een hoge functie—zijn doel was nooit meer honger. Teruggaan naar de bossen van Casbrita, naar zijn familie, met het goede nieuws dat ze nooit meer honger hoefden te lijden. Hij was geen soldaat—nooit geweest.
Een versleten tas hing bij de deur. Hij gooide alle papieren erin en stak zijn nek door de schouderriem. Pin stak zijn hoofd door een deuropening.
“Er is hier,” hij kreeg weer een hoestaanval. “Een andere uitgang!”
Voor het raam racete de auto voorbij. De andere soldaten hadden ook gezien dat ze niks voor Bilara konden doen. Door een opening in het vuur kwamen ze veilig weg.
Dannis en Pin renden naar de andere uitgang en sprongen even later op een grasveld, net buiten het vuurgebied. Ze verspilden geen seconde en zochten de weg naar het front van de Godelieven. Hopelijk werd Dannis herkend, als Eerste Eilandzoeker, en lieten ze hem binnen. Anders hadden ze nog grotere problemen.
Hoe langer ze liepen, hoe meer Pin terugviel. Het mosterdgas had hem flink aangetast. Het voelde alsof zijn hele lichaam ziek was, maar uitrusten maakte het niet beter, het maakte alles erger.
Hun papagaai landde op Pins schouder, die meteen een pijnkreet maakte.
“Waar heb jij al die tijd gezeten?”
“Slecht nieuws! De Vrijdieven willen doorgaan met het gas. Ze gaan het morgen gebruiken, op grote schaal, bij een aanval op de Godelieven.”
“Dat was te verwachten,” zei Dannis, zijn blik serieus. De nacht viel. Ze moesten zeker nog een paar uur lopen om het kamp van de Godelieven te vinden.
“Nog slechter nieuws! De Godelieven hebben de explosie gezien en denken dat de Vrijdieven zijn verzwakt. Ze zijn van plan vannacht nog een verrassingsaanval te doen.”
Dannis en Pin keken elkaar aan. “Tja, dan zal het lot van de oorlog wel weer in handen liggen van een geniale antilope en een humeurige pinguïn.”
“Een heldhaftige, sterke pinguïn. Die honger heeft.”
“En, eh—” Dannis fronste naar de papagaai. “We hebben jouw naam nooit gevraagd.”
“Beter van niet, de halve wereld zoekt mij nog voor piraterij. Een valse beschuldiging, aye!”
“Ja ja. Ik kan niet wachten tot we die Telefoon kunnen gebruiken op zee. Hebben we jou helemaal niet meer nodig!”
“Prima. Ik word oud. Ik hoorde een Vrijdief zeggen dat ze de Hemelvoorwerpen verzamelden om de Magie van Langleven te stoppen. Kan je het voorstellen? Dat je niet duizend jaar leeft, maar … twintig ofzo?”
Dannis en Pin keken alsof ze een smerige geur roken. “Dan is er écht geen tijd te verliezen.”
Alle drie zogen een flinke teug lucht naar binnen.
Ze raceten naar de Godelieven, zo hard ze konden, om hen te vertellen niet dat gevecht aan te gaan.