10. Epiloog

Bella dook in het water en genoot. Het leven was geëxplodeerd. Sterker nog, het voelde alsof het honderden keren was geëxplodeerd. Ze kon nauwelijks een stukje zwemmen zonder tegen een groep Beweeglingen aan te botsen—wezens die ze nu toch langzaamaan Dieren gingen noemen. Het enige verschil was een beetje voedsel. Planten eten. Maar het voelde alsof ze leven opnieuw hadden ontdekt.

Hiervoor deden ze het. Hiervoor gaven ze al hun tijd en tranen aan deze barre planeet.

Bella zag al de eerste visachtige vormen door haar godenogen. De oceaan vulde zich met kleuren, beweging, leven. Duizenden diersoorten die nét een andere manier hadden gevonden om te bewegen of voedsel te zoeken. Over de roestende zeebodem kropen de eerste wormen, die steeds meer tunnels achterlieten. De dieren aten de planten weg, maar de stofjes die ze uitscheidden hielpen de planten juist ook met groeien.

Alles leek, voor nu, in balans. Alsof Vader toch behoorlijk slim was geweest toen hij de wetten van het universum bedacht. Alsof, als je maar lang genoeg wacht, op elke plek een Hemelpaleis kan ontstaan.

En nu alles even goed ging, vond ze het tijd om te spelen. Even te zwemmen, elkaar nat te spetteren, Darus belachelijk te maken om zijn volgende slechte grap. Er zouden vast volgende problemen komen. Zo waren er nog geen planten op het land, en dus zeker geen dieren.

Maar tot die tijd? Ze hadden de speelbal van Thuis terug—maar eigenlijk was de hele planeet hun speelbal.

Hanah bleef een mysterie voor haar. Ze wilde een paar dagen blijven, maar stond erop dat ze daarna weer alleen verder moest. Dus toen Bella weer als een dolfijn uit het water sprong, samen met Gulvi, stond Hanah klaar met haar Zandmannetjes om weg te lopen.

Darus praatte tegen een half-luisterend oor. “Maar hoe heb je die poort gemaakt? Kan je ’t mij leren? Hoe kwam je aan die bijzondere stenen?”

“Die poort was een grote fout,” zei Hanah, die het strand afspeurde naar haar Zandkoning. “Ik kon het niet controleren. En nu heb ik per ongeluk allemaal hele sterke magische voorwerpen losgelaten op deze wereld.”

“Ja, waar blijft de mijne?” zei Darus. “Iedereen heeft iets. Behalve Bella en ik.”

Hanah haalde haar schouders op. “Ik zal ernaar zoeken. De poort heeft ze vast een keer uitgespuugd toen ik er niet bij was.”

Bella klom het strand op en schudde haar wasbeervacht droog. “Denk je dat Moeder erachter zat? Dat ze ons wil helpen?”

Hanah lachte. “Nee. Dat zou Moeder zéker niet doen.”

Bella en Darus fronsten. Moeder was altijd lief geweest. Als ze terug waren gekeerd naar het Hemelpaleis, had iedereen haar sowieso als eerste opgezocht. Vader speelde Oppergod; Moeder stond achter hem om de rotzooi te repareren.

“Maar ik wil jullie beeld van haar niet verpesten. Zie je, hoe langer ik blijf, hoe meer ik verpest.”

“Nee Hanah, nee. We willen je bij ons, in de Troon.”

“We zijn niet gemaakt om in een huis te zitten en het leven te vertellen hoe het moet zijn.” Hanah ging weg—Bella voelde dat ze niks eraan kon doen. “Zyme, zyme, zyme.”

Onze Beweeglingen waren allang levend, dacht Bella. Maar wij waren weer te gehaast en vonden dat het niet snel genoeg ging. Hoe konden wij dat weten? Leven kan er op zoveel manieren uitzien, toch? Volgens Darus leven zijn stenen misschien wel. Had ik maar—

“Hanah, heb jij mijn Boek der Betekenis gezien?”

“Nee. Maar als ik hem tegenkom, verstop ik hem waar niemand hem kan vinden.”

Bella wist niet of ze een grapje maakte. Hanah lachte er niet bij, maar ze klonk altijd lief, nooit gemeen of boos. Ze keek ook lief terwijl ze wegliep. Verder het land in, verder naar het Zuiden. Zij kon vast en zeker wel langs die mysterieuze grens. Misschien had zij hem wel gemaakt, om te voorkomen dat Bella en de rest te snel de wereld zouden ontdekken.

Hanah zwaaide plotseling naar boven. Cosmo stoof door de hemel, een reusachtige vogel die nu nog sneller was met zijn Windvlaagvleugel. Feria, een beeldschone roze vos, hing in zijn klauwen. Toen hij haar neerzette, rolde ze meteen op haar eigen poten.

“Ik ga nooit meer vliegen!”

“Ik was nog wel zo heel voorzichtig!”

“Voorzichtig? Ik ben blij dat mijn ribben niet zijn gebroken! En dat mijn Hespryhond zo slim was om zelf te lopen!” Feria gaf iedereen een knuffel, terwijl Cosmo verbaasd zijn vleugels naliep op scherpe stukken of randen.

“Maar we moesten snel zijn,” zei Feria. “Het is een gekkenhuis daar. Elke oceaan raakt bomvol met van alles en nog wat.”

Bomvol? Bella vond het wel meevallen, maar besefte dat het over een tijdje wél bomvol zou zijn. Het leven groeide snel. Eeris probeerde de planten mee te laten groeien, zodat er altijd te eten was.

Maar een planeet? Een oceaan? Die kan niet groeien. Bella wist zelfs zonder Boek der Betekenis waar dit heenging. Vandaag zou ze spelen en genieten. De komende maanden zou ze zich netjes houden aan Zyme. Ook omdat ze bang was dat Hanah achter elke steen schuilde om te controleren of haar gezin wel luisterde.

Maar het duurde niet lang, beste lezer, voordat ze opnieuw in paniek waren en razendsnel de volgende stappen in de evolutie wilden maken. Als een keten van problemen die alsmaar langer wordt. Een keten van voedsel.

 

En zo ging het leven door …

Ander verhaal?

Deze knoppen gaan naar de verhalen hiervoor (links) en hierna (rechts).

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

10. Epiloog

Bella dook in het water en genoot. Het leven was geëxplodeerd. Sterker nog, het voelde alsof het honderden keren was geëxplodeerd. Ze kon nauwelijks een stukje zwemmen zonder tegen een groep…