4. De Puddingrace

Zo snel als de stenen uit de hemel kwamen, zo snel waren ze ook weer weg. Bella keek stomverbaasd om haar heen. De lucht was weer helderblauw, het water rustig, en geen vuiltje—of dodelijke steen—aan de lucht. Darus was alweer aan het spelen met de speelbal die ze gisteren hadden gevonden, uit het niets.

Bella vond het maar raar. Ze ging ervan uit dat Hanah of Gulvi de speelbal stiekem hadden meegenomen. Ze waren nooit uit de speelzaal van het Hemelpaleis te slaan. Hadden ze maar niet de hele dag lopen spelen, dan waren ze sterker geweest. Dan hadden ze misschien Vader wel kunnen stoppen!

Maar waarom de speelbal dan al die tijd geheimhouden? Nee, dat ding was plotseling verschenen. Waarom nu? Waar kwam het vandaan? Ze werd ongemakkelijk van vragen waarop ze geen antwoorden had. Zo ongemakkelijk dat ze verslagen in het zand zakte, snuit in haar poten.

“Alles klopt niet,” mompelde ze. “Ik dacht dat we binnen een paar weken leuke dieren en planten zouden hebben. Dat we het hier nog mooier en levendiger maken dan het Hemelpaleis. Maar we kijken al miljoenen jaren naar niks! Alles was beter … hadden we niet—”

“Nee nee, Bella,” zei Darus, terwijl hij samen met Eeris de grond afspeurde voor … iets. “We hebben onze keuze gemaakt. Zelfs al zou Vader vragen of we terugkomen—netjes en met honderdmaal sorry—gaan we niet. Hij heeft ons verbannen. Wij leven hier verder zonder Hem.”

“En we laten zien dat we het hier mooi en levendig kunnen maken,” zei Eeris, waarna ze een verzameling stenen in haar bek nam.

Darus floot naar Gulvi, die alweer ijsblokken maakte onderwater. “Kijk, als hij nou duizend keer sorry zou zeggen, dan zou ik het nog overwegen.”

“Duizend?” gromde Eeris door haar mond vol stenen tanden. “Ja dag, minstens een miljoen sorry’s.”

Bella lachte. “Laat me raden. De belofte van gratis cadeautjes en eten zou ook zeker helpen, hè Darus?”

Hij keek op en liet de speelbal uit zijn handen vallen. “Wat een goed idee, Bella! Nou, mocht Vader hier verschijnen binnenkort, dan stel ik voor dat we even een lijstje maken met alles dat we van Hem willen. We moeten wel even duidelijk hebben wat we precies eisen, anders wordt het zo’n rotzooi. Straks komt hij weg met niet meer dan twee sorry’s.”

Bella schudde droef haar hoofd. “Hij neemt ons niet terug. Ik weet het zeker. Die woede in zijn ogen, die angst, hoe zelfs lieve Moeder hem niet eens probeerde tegen te houden.”

Eeris, Darus en Gulvi vertrokken naar een ander deel van het water. Bella kon niet anders dan opstaan en volgen. Eens in de zoveel tijd versnipperde weer een stukje van haar lijf, of dat van haar familie, waardoor hun tocht steeds kruimels achterliet in de lucht. Kruimels die een inbreker makkelijk zou kunnen volgen. Ze probeerde er niet aan te denken: er was géén reden om te denken dat ander leven op deze planeet wandelde. Ander leven dat hen van achter een steen nu zou kunnen bespioneren en—ze kreeg rillingen en dwong haar gedachten naar iets anders.

“Wat doen we?”

“We gaan een puddingrace doen!”

“Pardon?” Bella’s mond vertrok. Natuurlijk. Een puddingrace. Wat was ervoor nodig om Darus en Eeris te laten zien dat ze doodgingen als ze helemaal waren versnipperd!? Ging het ooit nog gebeuren? Bella hoorde in haar woede maar de helft van het antwoord.

“Dus je had gelijk,” zei Eeris. “We moeten de Beweeglingen zoeken die het beste kunnen leven. We hebben al ademhaling en waarneming, dus, tja, wat is het volgende kenmerk van leven?”

Beweging.” Ze liepen het water in. Bella zag meteen wat het begin van de race moest voorstellen, en Gulvi was druk in de weer om verder te bouwen.

Je denkt nu misschien, beste lezer, dat dieren zoals giraffes helemaal niet onder water kunnen. En je hebt gelijk. Maar vergeet niet dat dit goden zijn. Hun gedaante is veranderd, hun magie veel zwakker dan in het Hemelpaleis, maar ze hebben nog steeds magie en ze zijn geen echte dieren. Onthoud dat.

Misschien was alles beter geweest als Vader dat wel had gedaan. Als Vader de godenkinderen had veranderd in doodnormale dieren die niet ouder werden dan twintig. Dat de goden niet zijn zoals de rest van het leven bracht meer onheil dan voorspoed.

Een stapel stenen vormde een koepel onder water. Eeris legde de ene na de andere pudding klaar bij de start. Ze behandelde de Beweeglingen duidelijk minder voorzichtig dan haar eigen Vastelingen, maar nog steeds met een liefde en zorg voor alles dat bewoog.

In hun huidige toestand was het verschil tussen Beweeglingen en Vastelingen sowieso vaak nauwelijks te merken. Ze zaten door elkaar gedraaid en deden ongeveer hetzelfde. De goden zagen hen als schattige baby’s die ze tegen hun borst drukten, en die aanraking was soms de enige manier om het verschil te voelen.

Eeris gaf zelfs namen aan de deelnemers. Een pudding in de vorm van een ster werd Sterretje en twee puddingen die leken op vogels—als je heel wat fantasie gebruikte—werden de Tweelingkraaien.

Vogels. Bella miste de beesten, al vond ze die vliegende duivels van Dalas vaak vooral irritant. Als Cosmo zijn Windvlaagvleugel nou had, dan kon hij misschien verder vliegen. Voorbij de Onmogelijke Muur van Darus naar het Westen, of voorbij die onzichtbare grens die hen tegenhield richting het Zuiden.

Darus plaatste grote stenen bij belangrijke punten in de race. Samen met Gulvi zocht hij naar plekken met verschillen, plekken waar de Beweeglingen iets zouden kunnen voelen en daarop reageren. Dus de race slingerde langs planten en heuvels, precies altijd in het zonlicht, naar een punt waar zij besloten dat de temperatuur “perfect” was. Gulvi vond het te warm, Darus te koud, waarna Eeris besloot dat het dus precies het midden was.

Gulvi zwom tot achter de startkoepel. Eeris glunderde. De race zag er ook behoorlijk mooi uit. Een uitgegraven slingerpad, versierd met stenen en zeewier in alle kleuren langs de randen. Eindelijk iets van waarde, iets met betekenis, in deze wereld waarin alles kaal en leeg is. Bella merkte het, maar weigerde mee te doen met dit kinderachtige spel. “Geef het startsein maar, Bellabeer.”

“Wat is het sein? Wat gebeurt er dan?”

“We hebben weinig tijd, anders verschuift het zonlicht,” zei Darus.

“Dan, eh, start maar.”

Gulvi bevroor het water achter de Beweeglingen. De meeste voelden dit niet. Maar een stuk of honderd schoten uit de startblokken, weg van de koude plek.

Echt gecontroleerd ging het niet. Ze hadden geen volgroeide vinnen, of zwemvliezen, of zelfs maar een idee van wat boven en onder is. Ze fladderden en tolden rond. Sommige gingen daardoor van het pad en bleven hangen in schaduw. Maar de beste deelnemers voelden dan het verschil in licht en fladderden door totdat ze weer op het pad kwamen. Als een hardloper die niet weet waar hij naartoe moet, maar wel bordjes kan lezen die “keer om!” zeggen, kom je dan toch aan op je bestemming.

De goden dreven mee met de koplopers. Een groep van twintig, grotendeels tegen elkaar geplakt alsof het één pudding was, kreeg een flinke voorsprong. Bij elke bocht was er wel eentje die eruit vloog. De voelsprieten niet sterk genoeg, de stroming te sterk, Bella wist het niet.

“Het werkt! Het werkt!” Eeris moest zich inhouden om de koplopers geen extra duwtjes in de rug te geven. “En Sterretje gaat aan de leiding. Och, wat een zwemslag, wat sierlijk, eerst drie salto’s doen zodat je één pootlengte vooruitkomt. Ja ja, we kijken hier naar het wereldkampioenschap puddingracen, met alleen de beste van de beste!”

Bella glimlachte, al probeerde ze het te onderdrukken. Hoe kon Eeris zo vrolijk zijn? Met alles dat ze niet wisten en alles dat misging?

Ze waren zó dichtbij het kraken van de code. De Beweeglingen konden bewegen, konden reageren, konden voor zichzelf zorgen. De meeste deden het alleen toevallig niet.

Maar zelfs degene die het wél deden, konden geen wonderen verrichten. De ene na de andere Beweegling viel stil, zonder reden. Ze glinsterden nog steeds in het zonlicht, vlak onder het wateroppervlak. Ze waren niet afgebroken of door iets anders aangetrokken—toch wilden ze niets meer.

Bella zwom snel terug, de rest op haar staart. Over de hele route vielen Beweeglingen stil. Veel versieringen waren losgeraakt en dreven nu om haar heen: zelfs de stenen bewogen meer dan deze puddingen.

Maar het ergste moest nog komen.

Toen ze weer naar de koplopers zochten, waren ze helemaal weg.

De hele achterkant van de route was weggehaald, en de twintig beste Beweeglingen die over waren, leken onzichtbaar geworden. Of ontvoerd. Een stroom luchtbellen leidde weg van de plek, dieper de oceaan in. Luchtbellen die veel te snel gingen voor Beweeglingen, én veel te snel om bij te halen.

“Nu zijn we onze beste wezens kwijt!” krijste Bella.

“Schrijf dat maar in het boek,” bromde Eeris. “Ze kunnen Bewegen, dat is iets. Maar hoe hard je ook probeert, puddingen vinden manieren om je teleur te stellen.

“Voeg eraan toe,” zei Darus, “Darus liet per ongeluk een scheet. Hij denkt dat ze héél hard wegzwemmen voor nare geuren.

“Niet—grappig.” Iets of iemand saboteerde hen. Waar was Ardex als je hem nodig had? Hij moest hen beschermen. Hij kon vanaf het strand overzien of iemand bij hen in het water dook. En Feria, Cosmo, Hanah? Ze waren nu wel héél lang alleen op reis.

Het versnipperen ging nu zo snel dat ze bijna niks meer zagen. Snippers dwarrelden als zand in alle kleuren richting de zeebodem, of juist omhoog naar het wateroppervlak. Eén eenzame pudding kwam terug. Het dook uit de schaduw, onder Bella’s uitgestoken poot door, om Eeris’ nek. Het versnipperen stopte weer—voor heel even.

Als er nog een finish was, had deze het als enige bereikt. Zonder iets te zeggen vormden de goden een beschermende kring om het arme beestje heen. Het was de grootste Beweegling die ze had gezien. Dus voor jouw ogen, beste lezer, niet groter dan een haar.

“Niets en echt niemand mag nu nog meenemen, die wezens van ons,” siste Bella fluisterend. Net toen ze het zei, viel het wezen alsnog stil. Net zo doodstil, net zo uit het niets, als de rest. Bella wilde de hele oceaan uitschelden en vragen waarom alles altijd mis ging, en waarom ze altijd zoveel pech hadden—totdat ze besefte dat het helemaal geen toeval was.

Door de kring hadden ze het zonlicht en de zuurstof weggehouden van het wezen. Tijdens de race stopten de Beweeglingen niet vanwege een magische reden, niet omdat ze niet sterk waren, maar omdat elk wezen iets nodig heeft om te blijven leven.

“Voedsel! Het volgende levenskenmerk is eten.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

4. De Puddingrace

Zo snel als de stenen uit de hemel kwamen, zo snel waren ze ook weer weg. Bella keek stomverbaasd om haar heen. De lucht was weer helderblauw, het water rustig, en geen vuiltje—of dodelijke…