8. Samen of niet
Ardex rende zij aan zij met Hanah, op zoek naar de plek waar de poort nu weer was verschenen. Zij kon het sterk voelen. Hij een stuk minder, maar goed genoeg om haar bij te houden. De Hespryhond waren ze lang geleden kwijtgeraakt: die sliep ergens op het strand. Hanah vertelde dat Feria haar huisdier ook op gevoel terug kon vinden, als ze eindelijk eens terugkeerde van haar reis met Cosmo.
“Ik kan het doen,” zei hij. “Ik kan de rest overtuigen dat ze ook terug willen. We laten deze planeet met rust, zoals je blijkbaar wilt.”
“Ik hou daar niet zo van,” zei Hanah, terwijl ze de volgende heuvel oprende. “Andere wezens ompraten. Iets laten willen wat ze eigenlijk niet willen.”
“Ze hebben er gewoon nog niet over nagedacht,” zei Ardex snel. “Ze weten nog niet eens dat deze poort bestaat!”
“En waarom niet, hè? Waarom heb je dit geheim gehouden?” Hanah wees naar een stipje in de verte. Ardex zag de poort, maar ook de andere stipjes ernaast. Darus, Eeris en Bella renden over het strand. Ze gingen richting de poort, maar leken er niet in geïnteresseerd. Tja, als je niet al te lang keek, was het ook niets anders dan een stel stenen in een wereld vol stenen.
Ardex stak zijn linkerpoot omhoog, grotendeels versnipperd, samen met zijn linkerslagtand. “Omdat hun experimenten moesten doorgaan, anders sterven wij. Daarom zei ik niks. Maar nu weet ik dat vluchten de beste oplossing is. Misschien wel de enige oplossing.”
Het moest nu tijd zijn voor Hanahs voorwerp. Die poort kon elk moment haar krachtige Zielscheurder laten verschijnen. De naam was angstaanjagend, want het kon gebruikt voor angstaanjagende dingen, maar Ardex had het zijn zusje alleen zien gebruiken voor lieve dingen. Hij begreep niet goed hoe het werkte. Hij wist alleen dat, na elk gebruik, de wereld een stuk meer levende wezens had, gezonder en sterker. Hij ging ervan uit dat je hem ook omgekeerd kon gebruiken, om alle levende wezens in één ruk uit je omgeving te halen.
Precies wat ze nodig hadden om hun Beweeglingen te versterken. Maar Ardex wist niet meer of hij dat wilde. Hanah leek het ook niet te willen. Ze had een belachelijk sterke magische poort gemaakt, en kwam er toen achter dat ze het niet kon beheersen. Een connectie met Vader, de Oppergod? Wat als die poort ineens op Dalas verschijnt? Al die wezens zouden zo het Hemelpaleis kunnen binnenwandelen en …
Dáárom rende ze zo hard op de poort af. Om hem te bewaken en af te sluiten. En om te voorkomen dat haar Zielscheurder in de verkeerde poten viel.
Ardex’ poten die hem nu heel graag wilden hebben.
Toen zijn familie Hanah zag, maakten ze direct een bocht naar links en renden op haar af. Precies tegelijkertijd, alsof het was afgesproken. Bella duwde haar Beweeglingen in het water om Hanah een stevige, warme knuffel te geven. Hanah bleef kort knuffelen, maar wilde door, haar snuit alweer gericht op de poort. Haar ogen bestudeerden de lading Beweeglingen die over was, verdrietig en vol medelijden.
Ardex kwam ertussen staan. “Je gaat onze Beweeglingen vermoorden, of niet?”
Hanahs ogen werden zo rood als haar vacht. “Ik zou nooit leven uitwissen! Jullie kennen mij dus echt niet.”
Ze stampte bij hen vandaan. Eeris legde haar nek neer als een slagboom. Hanah leunde ertegenaan, maar klom niet over het obstakel heen. “Als jullie sneller leven willen, dan moet ik dat toestaan. Maar ik zeg, keer op keer, dat je het niet moet willen. Dat je moet genieten van elke dag die je hebt en niet moet haasten.”
“Haasten? We wachten al een miljoen—”
“Het had een miljard jaar moeten duren! Maar nee, dankzij jullie ongeduld kunnen we veel minder lang genieten van het leven.”
“Minder lang? Je weet … je weet al wanneer het leven stopt?” Bella’s stem trilde. Ze benaderde Hanah met uitgestoken poten.
Hanah schudde haar hoofd. “Niet precies,” fluisterde ze. “Gelukkig niet.”
Ardex schuifelde naar de poort. Elk moment, elk moment, dacht hij. Dan komt die Zielscheurder eruit.
“Maar … maar …” Bella keek om haar heen alsof ze ineens niet meer wist waar ze was. “We zijn zo dichtbij. We hoeven nog maar één levenskenmerk. Dit is de laatste plek, onze laatste groep Beweeglingen.”
“Het gaat niet werken,” zei Ardex meteen, zijn poot rustend op de poort. Hij probeerde nonchalant te lijken, maar zijn lichaam stond stijf van de spanning. “En wat dan? Dan is over een paar dagen te weinig levenskracht over om ons in leven te houden. We kunnen beter … terug naar het veilige Hemelpaleis.”
Hij tikte tegen de poort. Bella begreep het als eerst, toen Eeris, toen Gulvi vanuit een rivier, en als laatste Darus. “Zeg, hoe vaak heeft Vader sorry gezegd? Als het minder dan tienduizend is, hoeven we niet terug.”
Ze keken allemaal naar Hanah. Zij knikte. “Ik ben vrij zeker dat je hiermee terug komt. Stap erin, je komt weer in een draaikolk, en je ligt in je veilige bedje. De keuze is aan jullie.”
“Mee met ons ga jij toch wel?” Bella pakte haar zusje vast.
“Nee. Maar ik red me wel, echt.”
“Het is samen of niet,” zei Eeris direct.
Ardex was hier al bang voor. Hanah zei dat ze niet terug kon. Dat Vader boos was op haar. Dus “samen of niet” betekende sowieso “niet”. Hij voelde de poort rommelen, als een pan die langzaam begon te koken. Hij plaatste zijn lichaam ervoor.
“Ik moet toegeven,” zei Eeris, “dat ik geen idee heb hoe we het laatste levenskenmerk moeten doen. Onze Beweeglingen moeten kinderen krijgen. Voortplanten. Alleen dan weet je zeker dat je blijft bestaan. Maar hoe?”
“Zoals ik al zei—”
“Nee, Darus, doormidden snijden gaat niks opleveren.”
“Hoezo niet? Je wilt van één ding twee dingen maken, dan doe je—”
“Het zijn geen stenen!” Bella duwde Darus tegen de grond. “Het zijn levende wezens! Die angst voelen, en pijn, en …”
Hanah glimlachte flauwtjes. “Dus … ze leven al?”
Ardex vond dit de verkeerde kant op gaan. Iedereen was honderd hartslagen stil, waarna Eeris haar laatste groepje Beweeglingen in het water legde. Zonder dat ze iets deed, zonder dat Hanah iets deed, zagen ze nu pas dat sommige al voortplantten.
De pudding sneed zichzelf in twee. Van één pudding kwamen twee kleinere, nog meer misvormde puddingen. Zo werden het er langzaam meer—zo langzaam dat het nog jaren kon duren voordat ze allemaal een kindje hadden gekregen.
De poort schudde, alsof het een trommel was waarmee de lucht muziek maakte. Ardex draaide om. De paarse sluier opende, heel kort, en een perfect ronde bal van licht vloog op hem af. Het voorwerp stuiterde tegen zijn slagtanden en rolde over zijn gezicht, totdat zijn katachtige reflexen het in zijn rechterklauw grepen.
Ardex hief de Zielscheurder boven zijn hoofd. “We moeten terug! Het Hemelpaleis is waar we horen, niet deze achterlijke planeet! Het Hemelpaleis! Denk aan de tuinen, de wolken, de gebouwen, nooit meer gevaar—zijn jullie het allemaal vergeten?! Als jullie niet meegaan, vernietig ik alle Beweeglingen!”
Steeds meer Beweeglingen stopten met leven en veranderden in piepkleine dode wezens die naar de bodem zakten. De goden versnipperden verder, Gulvi al bijna onherkenbaar.
“Stop! Stop!” Eeris en Bella probeerden de Zielscheurder uit Ardex’ klauwen te trekken, maar hij was te sterk. Darus stampte stenen uit de grond om Ardex uit evenwicht te halen, maar de God van Vuur verbrandde al het land onder zijn voeten tot zwarte as.
Hanah zag het met lede ogen aan. Ze deed niks om het te stoppen. Ardex zag de laatste hartslagen van dierenleven op Somnia verdwijnen, en wist dat zijn familie binnenkort wel moest volgen naar het Hemelpaleis.
Bella zag precies hetzelfde, maar voelde het tegenovergestelde: paniek en verslagenheid. Het Hemelpaleis was mooi, ja. Maar zij wilde hier zijn en avonturen beleven met haar lieve en grappige gezinsleden.
Darus gromde naar Ardex, maar liep naar de poort. Eeris deed hetzelfde. Gulvi zwom er al omheen, zijn vinnen tintelend van nieuwsgierigheid, van de wil om de poort aan te raken en weer thuis te zijn. Bella hoorde de zware vleugelslagen van Cosmo vlakbij. Hij en Feria zouden ook al een tijdje versnipperen en op de weg terug zijn. Was het echt zo erg om nu terug te gaan naar het Hemelpaleis? Als Ardex het zo graag wilde? Als iedereen ernaar verlangde?
Haar glanzend zwarte wasbeerpoten stampten het water in—
En ze trok iedereen terug op het land. Als een moeder die haar kinderen mee naar huis trok nadat ze waren weggelopen.
Ja, het was erg. Vader had hen verbannen, ze gingen niet zomaar terug. Nu wilde Ardex hetzelfde doen: met geweld zijn zin krijgen. Haar stem was neutraal, maar luid. “We gaan niet mee, Ardex. We gaan niet terug.”
De omgeving werd een stilstaand schilderij van goden die aan andere goden hingen, omdat hun poten allemaal waren versnipperd.
“Hoe meer we verlangen naar thuis en alles oplossen,” zei Bella, “hoe meer we onze kans op deze planeet verpesten.”
Ardex’ nagels groeven in de Zielscheurder. Een diepe zucht trok door de godenkinderen, Hanah het meest van iedereen.
De poort brokkelde af.