10. Epiloog
In de maanden die volgden werd er veel vernield, maar nog meer opgebouwd. Alle wapens werden verbrand. De raket werd, ondanks protesten van de kapitein, ontmanteld. De onderdelen werden gebruikt om huizen te bouwen, schone energie op te wekken, en genoeg water te vangen, ook voor de dieren.
Regels werden opgesteld. De mensen mochten alleen in het dierennest als ze het van tevoren lieten weten. En het liefst zonder kleding die wapens kon verbergen, maar die verplichting was geschrapt na veel protest.
Het was verboden om een ruimtestation of ruimtehaven te bouwen. Elk teken van agressie was verboden, vooral van menselijke kant. Maar ze accepteerden het. Want ze hadden gezien wat er kon gebeuren—en ze hadden vooral geen andere plek over dan deze planeet. De planeet sneed zichzelf af van de rest van het heelal. Het was zo erg dat de andere kolonies het de Radiostilte van Platsu noemden.
Simmo werd verplicht om al zijn tekeningen over hoe je raketten bouwt te vernietigen. Hera had als enige gevraagd of ze er eentje in haar boeken mocht stoppen, om te bewaren als stukje geschiedenis.
Maar hij had er geen problemen mee. Hij was de belangrijkste onderzoeker geworden die elke dag de bijzondere planten en dieren van deze wereld bestudeerde. Hij leefde in de natuur en ontdekte dat, hoewel dit leven ook van Somnia kwam, het nog steeds eindeloos uniek was.
De zon was warmer. De atmosfeer was dunner, waardoor je sneller verbrandde en uit de zonnestralen moest blijven. Omdat dagen langer duurden, sliepen veel wezens juist in korte stukjes, en waren vaak zowel overdag als ’s nachts actief. In de zomer trokken alle dieren naar een nest veel verder weg. Want dan smolt de stenen grond tot een soort heet zwembad dat je niet wilde aanraken.
Jacintah kwam vaker op bezoek. Simmo had eindelijk de moed gevonden om haar te spreken en zijn belangrijkste vraag te stellen.
“Is er ander leven?”
“Het eerlijke antwoord? Ik weet het niet.” Simmo kon maar moeilijk wennen aan het feit dat Jacintah niet liep, maar teleporteersprongetjes maakte. Je wist nooit in welke richting je moest praten. Ook kon hij moeilijk zijn teleurstelling verbergen.
“Maar … jij kan overal komen. En samen met je zusje ook op alle momenten.”
“Weet je wat oneindig betekent?” zei Jacintah. “Het betekent dat voor elke plek die je bezoekt, er twee nieuwe plekken zijn die je nooit hebt bezocht.”
Simmo keek moeilijk. “Geen zorgen, oneindigheid is moeilijk voor mensen om te begrijpen.”
“Maar al het leven dat je kent … "
“… komt van Somnia. Het is enorm zeldzaam, weet je. Somnia heeft niet één keer geluk gehad. Ze hebben duizenden jaren lang, keer op keer, de hoofdprijs gewonnen waardoor leven kon ontstaan. Het begon natuurlijk allemaal met mijn godenouders die hier neerkwamen. Voor die tijd deden ze klusjes voor hun vader in het heelal. Ismaraldah zegt dat veel van die buitenaardse volken over tijd hebben geprobeerd om Somnia te bereiken.”
“Serieus? We zijn aangevallen door aliens en hadden het niet eens door?” Simmo’s mond viel open. “Wij zijn de aliens?”
“Nee, nee, jullie zijn de originele inwoners van Somnia. De aliens waren nooit succesvol en vluchtten snel. Dus er moet ander intelligent leven zijn ontstaan—maar ik kan het niet vinden. Niet meer, in ieder geval.”
Ze drukte haar zachte poten speels tegen Simmo’s gezicht. “En daarom moeten we enorm zuinig zijn met dat leven.”
Hera had zich teruggetrokken. In haar leesstoel, met een goed boek, weg van alles. Ze hadden haar niet meer nodig om te communiceren. Maar hoe rustig ze ook leek van buitenaf, haar hoofd draaide overuren.
Nieuws over Mindy’s dood verspreidde snel door het menselijke heelal. Maar ja, niemand mocht hier landen, als ze al een werkende raket over hadden. Dus hun receptors werden volgeladen met berichten van medeleven en verdriet.
Ze hadden berichten naar Trevran gestuurd, maar die gaf geen reactie. Waarschijnlijk slecht ontvangst als je helemaal aan de rand van het heelal zat. Of hij had een andere wereld gevonden die geen receptor kon bereiken. Of hij was allang gestorven, van een ongeluk, of van eenzaamheid. Zoals Cosmo’s wereldberoemde gezegde luidt, dacht ze. Wezens kunnen het heelal afspeuren voor al haar sterren, maar vergeten de sterren om hen heen te zien.
Maar ook ander nieuws bereikte hun receptors. Een groep terroriseerde delen van het Nibuwe stelsel, en inmiddels zelfs daarbuiten. Ze noemden zichzelf CAJAR. Een afkorting waarvan ze niet wist waarvoor het stond, maar die teveel leek op een andere naam om toeval te zijn. Ze volgde de missies van CAJAR nauwgezet—ze kon het niet laten. Totdat, volgens het akkoord tussen mensen en dieren, de receptors ook uitmoesten.
Ze viel vermoeid in haar zachte rugleuning. Jacintah was zo aardig om haar oude leesstoel van Somnia mee te nemen. Maar het deed haar vooral denken aan betere tijden. Toen Mindy nog haar levende rolmodel was waarmee ze misschien kon praten. Toen Casjara nog oefeningen deed voor haar neus, als ze opkeek van haar boek. Ze wilde lezen, verdwalen in een andere wereld, maar geen zin kwam binnen.
Hera schudde haar hoofd en voelde de woede weer opborrelen. Ze legde het boek weg en pakte een andere. In het midden stak Simmo’s tekening die uitlegde hoe je een simpele raket bouwde. Uit Casjara’s spullen had ze informatie gevonden over primitieve wapens bouwen.
Ze had meer dan genoeg motivatie om die wel te lezen. Mindy’s interplanetaire leger was een leugen, maar dat hoefde niet zo te blijven.
En zo ging het leven door …