4. De omgekeerde wereld

Na het vinden van één boom, was Simmo aandachtig op zoek naar meer. Toch stond hij versteld toen zijn groep iets tegenkwam dat leek op een bos. Want buiten het feit dat er veel planten op één plek stonden, leek de natuur op deze planeet totaal niet op die van zijn thuisplaneet.

Alle planten hadden andere kleuren. Madeliefjes hadden roze bladeren en een rode knop. Paardenbloemen waren bijna zwart en bovendien zo groot dat je hun pluizige bollen met twee handen moest pakken. Planten groeiden veel schever en kruisten elkaar, alsof ze een muur wilden vormen rondom dit ene bos op een verder kale planeet.

Het was wild en onverzorgd. Zijn moeder zou een hekel hebben gehad aan de rotzooi en meteen een kaarsrecht pad hebben aangelegd. En toen hij dat bedacht, viel op dat er inderdaad een pad leek te lopen.

Zijn groep liep dicht op elkaar en keek constant over hun schouder naar het kamp. Nu stonden ze onder een ring van verstrengelde klimop, blauw en met bladeren die leken op vleugels, alsof het de poort naar dit bos was.

“Als er andere wezens zijn,” begon Vaia voorzichtig, “is dit hun huis, denk je niet?”

“Maar als die andere wezens er zijn,” zei Simmo bedenkelijk, “zijn ze nu in het kamp, of niet?”

“Waarom zijn we weggelopen?” zei een oudere man. “Wat gaan we nu doen? Als die wezens het kamp hebben, dan hebben ze ook de raket. Hartstikke zinloos als we nu nog brandstof vinden.”

“Als ze zien dat we weggaan, laten ze ons misschien met rust.”

De man schudde zijn hoofd. “Jeugdige naïviteit.”

Vaia plaatste een teen door de poort. Er was geen elektrische muur. Geen valstrik die afging. Geen alarm waardoor direct tien dieren op hun nek zaten.

Het lijkt inderdaad alsof hier niks is, dacht Simmo. Alleen een hoop paarse stenen met kleurrijke planten eromheen. Waarom wil mijn hele lichaam dan wegrennen?

Hij plaatste zijn tenen door de poort. De rest van de groep volgde. Hier moest wel genoeg brandstof te vinden zijn, in ieder geval om op te stijgen.

Maar de muur in zijn hoofd was te sterk. Terwijl de groep voorzichtig doorliep, bleef hij toch staan.

Stemmen klonken. Hij dacht die van Hera te herkennen, maar ze werd overstemd door andere veel bozere stemmen. In de verte zag hij een kudde dieren terugkomen, met vastgebonden mensen in hun midden. Ze renden met hoge snelheid op een andere poort af.

Hij trok Vaia terug. Zij trok de anderen terug. Terwijl ze achterover door de poort vielen, zag Simmo de zon weer opkomen en de stenen schudden alsof ze ontwaakten uit hun slaap.

De groep rende weer weg, in stilte. Zo ver weg mogelijk van al het gevaar, tot het enige vaste punt dat ze hadden: die ene boom. Daar vielen ze van vermoeidheid op de grond.

“We kunnen onszelf beter de Lafaards noemen,” mompelde Simmo. Hij bekeek de boom ondersteboven en vond dat het ergens op leek.

“Het was verstandig wat je deed,” zei Vaia. Haar dochter lag op haar buik en giechelde over levende stenen. “Maar zo komen we ook nergens.”

“Liever de Lafaards dan de Aggressieven.” De boom had ringen aan de buitenkant: oranje, blauw en geel. Simmo dacht dat het weer een vreemd gekleurde plant was, maar hij kon geen stengel of bladeren zien. Het was alsof de ring in de boom zat.

Hij keek om zich heen. De boomwortels kronkelden tegen de stenen grond, maar leken er niet doorheen te gaan. Hoe haal je water uit steen? Waar gaan die wortels heen?

Met twee handen greep hij een wortel en trok eraan. Het bewoog niet. De groep keek hem raar aan.

“Ik denk dat deze boom misschien geen boom is.” Met hulp van tien sterke handen trok hij de wortel uit de grond. Aan het einde zaten geen worteldraadjes, geen slierten van natuurlijk materiaal, maar elektronische snoeren.

Hij keek omlaag. Begraven onder de laag steen stond een bak met water. Deze was met metaal vastgemaakt aan iets ernaast.

Iedereen dook omlaag om de boom verder uit te graven. Het harde steen maakte dit lastig, waardoor ze alleen een een paar wortels los kregen en een stuk van de zijkant af schaaften. Maar dat was genoeg.

Ze keken naar een tekening die ze niet begrepen. Misschien een konijn, maar ook weer niet. Een klein beest met mensenhanden. Maar het had dezelfde stijl als de tekeningen op hun eigen ruimteschip. Het was geen boom; het was een neergestorte raket, met de punt naar beneden.


Hera sloeg Casjara geïrriteerd van haar af, doodsbang dat ze iets stoms deed en een oorlog met buitenaardse wezens begon. “Wij doen jullie niks. Ze meent het niet. We willen alleen praten.”

De panda keek de rest aan. De slangen histen kwaad. De olifanten trompeteerden iets. De konijnen draaiden hun oren, of klapten er eentje dubbel, om ze daarna weer recht te zetten. Hun teken dat het hen niks uitmaakt, wist Hera. Mindy zei ook iets over dat trompeteren, maar dat ben ik vergeten.

“Ga ee aar os est.”

“Wat zegt het beest?” De kapitein schuurde zijn schouder langs Hera. Zijn pistool lag in de hand, maar hij had net genoeg hersenen om hem omlaag te richten.

“Ze nodigen ons uit in hun nest.”

Casjara trok haar speer uit de slang die ze had vermoord. “Prima. Laten we eens praten.”

“Iet jij.”

“Sorry, je mag niet mee.”

Ze voelde zich niet écht schuldig, maar eerder opgelucht dat de dieren Casjara weg hielden. Ze zoekt altijd maar redenen om het slaan en vechten, dacht ze. Zelfs als die er niet zijn.

“Oh fud toch naar de hel.” Hera wist niet of ze het tegen haar had of tegen de dieren. Ze draaide om en liep weg, haar leger door de aanval flink gegroeid.

Ook de kapitein werd afgewezen. Hera wist niet precies hoe de dieren hun keuzes maakten, maar een groep van tien mensen werd begeleid naar hun nest.

Hera wilde niet te vroeg juichen. Het waren intelligente dieren. Misschien werden ze in het nest meteen opgevreten. Ze probeerde er niet aan te denken, bang dat haar ademhaling uit zichzelf al stopte.

Maar ze kon moeilijk geloven dat de dieren vijandig waren, als ze met hen een gesprek kon hebben. Mindy zei ook al dat dieren je veel meer vertrouwen als je tegen hen praat—zelfs al begrijpen ze je niet. Want een beest dat je alleen maar wil opvreten, zal dat doen zonder eerst te vragen hoe je dag was.

“Jullie spreken onze taal. Of iets dat lijkt op het oudduifs. Maar hoe? Woonden jullie eerst ergens anders? Zijn duiven ook naar jullie wereld gevlogen?”

“I a die vraag beter aa jullie stelle. Wat zij jullie?”

“Oh. Wij zijn mensen.” Hera voelde zich haast beledigd dat deze diersoort nooit van mensen had gehoord. “Mensen van Somnia, dat is een planeet in het zonnestelsel—”

Haar mond viel open toen de eindeloze paarse vlakte overging in een kleurrijk levendig bos. De poort was versierd alsof ze een koning ontvingen en leidde naar een kronkelend beige pad. Hoewel alles net anders was, herkende ze ook veel van thuis. Het rook naar bloemen en vers gemaaid gras, vermengd met geuren die ze niet herkende. De dieren klonken grotendeels zoals thuis. Maar hun geluiden waren ietsje anders, zodat het beter weerkaatste tegen de stenen van deze planeet.

Ze ontspande eindelijk en durfde vlak langs de panda te lopen. “Het is prachtig—”

“Soia! Altijd aar die verdode Soia!” schreeuwde de panda.

“Somnia. Met -m en -n.”

De panda sloeg zijn zachte klauw in haar gezicht. “Aa os iet belachelij.”

“Oh! Oh! Nee, ik maak jullie niet belachelijk. Ik probeer jullie taal te begrijpen.”

“Et is ezelfe taal als ie van jullie. Als jullie va Soia zij, ue jullie et alle adere diere va Soia prate.”

“Nee, jammer genoeg niet.” De panda pauzeerde precies onder de poort. Hera moest bukken. “Er is iets gebeurd. Door de Babbelbroers verloren dieren de kracht om met elkaar te praten.”

Toen Hera in hun nest stapte en alle andere diersoorten zag, wist ze het meteen. Zij kwamen ook van Somnia en waren hier geland voordat de Babbelbroers kwamen. Die zachte olifant was geen olifant; het was een mammoet. Maar toen die leefden hadden we nog helemaal geen ruimteschepen, dacht ze.

“Hoe kwamen jullie hier?”

“Er is gee jullie. Iederee wa ier op ee adere aier. We woode alleaal uit elaar voordat Idi os bij elaar bracht.”

Ze kunnen de K, N, Y, M en H niet meer uitspreken, dacht ze.

Hera wist niet wat of wie Idi was, maar het voelde alsof daar meer antwoorden waren.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

4. De omgekeerde wereld

Na het vinden van één boom, was Simmo aandachtig op zoek naar meer. Toch stond hij versteld toen zijn groep iets tegenkwam dat leek op een bos. Want buiten het feit dat er veel planten op één plek…