6. De verstoten rivier

Simmo en zijn groep braken de boom af om de raket eronder te onthullen—totdat ze voetstappen hoorden. Geen mensenvoeten, maar een verzameling dierenpoten. Heb ik weer. Er is hier helemaal niks om achter te verstoppen, dacht hij.

Dus hij trok zichzelf omhoog aan een tak. Vaia deed hetzelfde met een lagere tak, zodat haar dochter meekon. Met bolle spieren en verbeten gezichten trokken ze hun groepsleden mee de boom in. Het was een dorre boom met weinig bladeren, wat te verwachten was als je binnenkant een raket is. Simmo hoopte maar dat het genoeg was.

Een groep konijnen hupste tot vlakbij de boom. Ze keken alle kanten op, maar leken de mensen niet te zien. Nee, niet alleen konijnen, dacht hij. Een paar van die wezens lijken enorm op de tekening op de raket.

Toen sloten ze hun ogen en raakten met hun snuit de wortels aan. Ze humden iets dat leek op een lied. Het was mooi en angstaanjagend tegelijk. Zowel droevig als goddelijk.

Dit is hun enige boom, dacht Simmo. Ze lijken wel te bidden. Ze zien deze boom als iets heiligs.

Hij was teleurgesteld dat het leven op deze planeet niet zo gek en onverwacht was als hij hoopte. Maar het gaf hem ook veiligheid. Voor zingende paarse konijnen hoefde hij niet bang te zijn.

De dieren openden de ogen en zagen dat delen van de boom aan stukken waren gescheurd. Het zingen sloeg om in krijsen en hoog fluiten.

“De Eezae Boo! De Eezae Boo is verield!”

“Wel oster zou zoiets—o, i weet et al.”

“Ese,” zeiden ze in koor.

Ese? Oster? Eezae Boo? Hij wist niet wat hem meer verbaasde. Dat hij de dieren kon verstaan of dat ze met zulke rare woorden praatten. Maar hoe langer ze praatten, hoe meer hij het begreep. Ze noemden het de eenzame boom. Ese waren mensen, en zij waren monsters.

Als Vaia geen hand op zijn mond had geduwd, had hij omlaag geroepen dat mensen geen monsters waren. Bang om adem te halen, enkele meters boven tientallen lange oren, wachtten ze tot de konijnen weggingen.

“Idi oet dit wete. Zij zal die ese straffe!” Alle dieren stemden ermee in. Simmo wachtte tot ze terugliepen naar het natuurgebied dat ze eerder hadden gevonden.

Maar ze liepen terug in een hele andere richting. Waarom lopen ze niet in een rechte lijn? vroeg hij zichzelf. Misschien was het leven hier toch vreemder dan hij dacht.

Totdat hij zag dat ze een pad volgden. Een dun stroompje van donkerzwart water dat krioelde in de gleuven tussen het harde steen. Ik heb op deze hele planeet nog geen water gezien, dacht Simmo. Wij halen ons water uit de lucht en ons eten.

En dat leverde de oplossing: het was geen water, maar een stroom benzine die uit de raket lekte. Met de konijnen op veilige afstand, sprong iedereen uit de boom en volgde ook de rivier.

“Aan het einde moet al die benzine zich ophopen,” fluisterde Simmo. “Dan hebben we genoeg om eindelijk te vertrekken.”

Vaia glimlachte. “En dan?”

Simmo remde af. “Dan vertrekken we.”

“Ja, ja, duh. Maar wat ga je daarna doen? Waar vertrek je naartoe?”

Hij zuchtte diep. “Dat moet ik nog uitvogelen. Ik heb geen talenten. Ik heb geen doel.” Hij staarde diep in de benzinestroom. “Behalve wegrennen, blijkbaar.”

Vaia greep zijn schouder. “Je hebt ons in leven gehouden met je wegrennen. Je kent raketsystemen van binnen en buiten en zag als eerste de waarheid achter de boom. Ik denk dat je genoeg talenten hebt.”

Dan denk je verkeerd, dacht Simmo. Maar hij was blij om het te horen, glimlachte terug, en greep ook haar schouder. “Eerst levend van deze planeet komen, dan kan ik misschien nadenken over wat ik wil doen.”

Ze kwamen bij een ander gebied, ook afgezet met hekken en poorten. Maar dit gebied bestond vooral uit steen, gebouwen, en riviertjes. De vele rare planten en diersoorten, waren ingeruild voor een paar diersoorten en velden vol paars gras. Vuurtjes, vuurvliegjes, en een paar mensenlampen hielden de ingang verlicht in de donkere nacht.

Dit is een hele andere groep dan die het kamp aanviel, dacht Simmo. Alle buitenaardse wezens zijn hier niet ontstaan. Ze zijn ook niet samen op de planeet neergestort. Ze zijn los van elkaar gekomen.

“Denk je dat er ruzie is tussen deze twee groepen?” fluisterde Simmo.

“Ik denk dat we er niet eens vanuit kunnen gaan dat het twee groepen zijn.”

Simmo dacht dat ze gelijk had. Konijnen kende hij, maar die andere hazen waren nieuw. En toen een grijs wezen met mensenhanden vlak boven hem een tak knuffelde, die steeds verder doorboog naar beneden, slaakte hij een gil.

Het wezen ontwaakte. Het hele gebied ontwaakte. Maar ze hielden hun afstand, de kleine wezens tegenover de grote mensen.

Simmo knielde en doopte voorzichtig zijn vingers in het water. Ja, hij had gelijk. Deze hele plek bestond uit watervallen van brandstof. Het moest meer dan genoeg zijn om mee weg te komen. De oudere man in zijn groep sprak zijn gedachten uit.

“We moeten deze plek ondersteboven halen en alle brandstof meenemen. Je weet dat het waar is, Simmo. Dus geen vriendjes worden.”

De konijnen en hazen bolden hun rug.

“Volgens mij ben je vergeten dat zij ons kunnen verstaan,” zei Simmo over zijn schouder.

Het grijze wezen aan de tak klom omlaag en kwam naast een haas staan. Die floot een hoge toon die zo hard was dat het wel een alarm moest zijn.

En dat beeld in zijn ogen paste precies bij de tekening op de raket.

“Mindy!” riep Simmo. Hij schrok van zijn eigen geluid. Snel maakte hij zichzelf zo klein mogelijk, om de dieren niet bang te maken, en praatte zachter. “Die neergestorte raket is van de legendarische astronaut Mindy. Zij ging op pad met een … een … wezen zoals die daar. En die daarnaast.”

“Een koala en een fluithaas,” zei een konijn chagrijnig.

“Ah! Jullie spreken wél normaal.”

“Nog één belediging en we krabben jullie uit ons gebied. Ja, wij praten zoals jullie. Wij zijn hier pas net en konijnen hebben als enige de Babbelbroers overleefd.”

Vaia’s gezicht stond ernstig. “Simmo, heb jij hier tekenen van mensenleven gezien? Weinig leven overleeft neerstorten in een raket. Als het al waar is, dan denk ik niet dat ze nog—”

Simmo schudde zijn hoofd. Het moet wel, dacht hij. Mindy moet nog leven. Ik ga haar ontmoeten en zij vertelt me dat ik een astronaut moet worden, en dan weet ik wat ik moet doen.

“Waarom leven jullie niet bij de rest?” vroeg Vaia snel.

“Toen we aankwamen hebben ze ons bijna doodgevochten. Blijkbaar kwamen er keer op keer dieren aan op deze planeet en daar hadden ze genoeg van.”

“Maar hoe?” vroeg Simmo. “Er is maar één raket. Kunnen jullie teleporteren? Door de ruimte zweven? Is er een geheime verbinding tussen planeten? Verzamelen jullie daarom brandstof?”

Als de koala niet luid snurkend in slaap was gevallen, had Simmo waarschijnlijk nog twintig vragen gesteld.

De plek was prachtig, ook al was het kaal. De dieren huppelden vrolijk over de rivieren, knuffelden elkaar, of hingen van takken. Natuurlijk waren er groepjes. Konijnen stonden bekend om hoe territoriaal ze waren als ze volwassen werden, zelfs tegen eigen familie. Maar er was genoeg ruimte om elk groepje een eigen stuk van de zwarte watervallen te geven. Sommige hadden zelfs geprobeerd bomen te planten die nu slechts dunne takjes in de grond waren.

“Wacht, konijnen konden al die tijd praten?” Vaia had al een minuut niet geknipperd. Het leek nu pas door te dringen bij iedereen wat ze meemaakten. Pratende dieren. De verhalen die als sprookjes waren verteld bleken waar te zijn.

“Niet allemaal. Alleen afstammelingen van Kurijn.” Een konijn ernaast stootte haar aan.

“Ik bedoel, ja, we praten, als jullie eens hadden geluisterd! Maar luister hiernaar: wij willen jullie niet. Onze leidster heeft bepaald dat jullie weg moeten, anders komt er oorlog.”

“Wij willen ook weg. Maar de rest niet. En, om eerlijk te zijn, de dieren werken nogal tegen. Kunnen jullie de leidster vertellen dat—”

Simmo besefte dat Idi nogal leek op Mindy, als je een paar letters niet kon uitspreken.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

6. De verstoten rivier

Simmo en zijn groep braken de boom af om de raket eronder te onthullen—totdat ze voetstappen hoorden. Geen mensenvoeten, maar een verzameling dierenpoten. Heb ik weer. Er is hier helemaal niks…