7. De astronaut Idi

De dieren wilden niet zeggen waar Mindy was. Dus moest Simmo op zoek naar de andere persoon die Mindy haar hele leven als grote heldin had gezien: Hera.

Zijn groep rende met hem mee, maar de oudere man protesteerde. “We moeten de benzine pakken en wegwezen! Wees niet zo achterlijk!”

“We pakken niks meer af van deze dieren.”

Hij greep Simmo aan het uiteinde van zijn lange mouwen en dwong hem te luisteren. “Wij stonden achter jou omdat je ook wilde vluchten. Blijkbaar heb je ons voorgelogen.”

“Geloof me, ik wil heel graag weg.” Maar hij voelde dat de man gelijk had. Hij zou nooit het leven hier lastigvallen zodat hij kon vluchten. Blijkbaar was er toch iets dat hij belangrijker vond dan weglopen.

Het kamp was onherkenbaar. Het was middernacht, maar de lampen van de raket waren uit. De delen die ze konden zien waren vernield, ingestort, of verbrand. Een groep mensen zat trillend en stil rondom een vuur. De andere mensen liepen rondjes om de raket met gereedschappen en draden.

En in de verte hoorde hij Hera en Casjara ruzieën. Zijn benen draaiden alweer om. Nee, zei hij streng tegen zichzelf. Wegrennen is makkelijk, het is de optie die je altijd hebt. Maar wat makkelijk is, is niet perse wat je het meeste wilt.

“Je gaat ernaartoe,” mompelde hij nu hardop. “En je gaat samen met haar Mindy vinden.”

Alsof zijn voeten vol zaten met lood, alsof hij een marionet was bestuurd door grote handen boven hem, stampte hij onhandig richting het huisje van Hera.

“Jij wilt alleen maar dood en verderf!”

Zij begonnen. Wij hebben de ruimte nodig. Waar gaan we anders heen? Nog vijftig jaar in een kleine raket, tot we de volgende planeet vinden die al bezet is? Of bestaat uit gas en lava waarop we niet kunnen staan?”

Casjara sleep een scherp zwaard en gooide een verband van haar arm, donkerrood van het bloed. Hera sprong uit haar leesstoel. “Ze begonnen niks. Ze hadden honger en wij arrogante mensen liepen zo in hun tanden. We vergeten dat het dieren zijn. Net zoals wij. We kunnen met hen communiceren en dát is hoe we dit oplossen.”

“Je leest te veel boeken. De echte wereld is anders dan jouw droom. De echte wereld heeft sterke leiders nodig en legers om onze mensheid te beschermen.”

Casjara deed niet eens meer moeite om haar vele wapens te verbergen. Het maakte Simmo zenuwachtig. En Hera nog meer, te zien aan haar wanhopige poging om het wapen van Casjara’s rug te trekken.

Ze huilde. Nu was Simmo al helemaal zenuwachtig. Maar hij stond een paar meter van het gesprek. Hera had hem allang gezien, maar niet weggestuurd.

Hera zorgde dat Casjara haar goed kon verstaan: “Het is klaar.”

“Deze ruzie?”

“Deze relatie.”

Casjara greep haar wapen. Een lang zwart geweer waarmee ze zwaaide alsof het niets woog. Ze smeet het voor Hera’s voeten. “Bescherm jezelf dan maar.”

Hera schopte het wapen weg. Casjara rende hoofdschuddend het kamp uit.

Simmo keek toe hoe Hera uitgeput terugviel in haar stoel. Ze zag eruit als een gewond dier. Dus zo behandelde hij haar. Hij ging door de knieën om op haar oogniveau te komen, bleef op afstand, en sprak zacht.

“Hera, ik wil geen valse hoop geven, maar ik denk dat Mindy leeft en dat ze hier is. Heb je enig idee waar ze zou kunnen zijn?”

Ze snotterde. “Leuk bedacht. Zoals Wilplink zei: als je wilt dat iemand iets voor je doet, vertel diegene dan precies wat ‘ie wil horen. Waarom denk je dit in hemelsnaam?”

“Hebben de dieren het tegen jou gehad over ene Idi? Die soort van hun Wijze Uil is?” Hera draaide opzij met grote ogen. Het kwartje viel meteen.


Het vinden van Mindy was makkelijk. Dat is het gevolg van een vlakke en kale planeet. En precies weten hoe diegene eruitziet. Hoewel Simmo en Hera natuurlijk niet wisten dat bepaalde goddelijke wezens inmiddels over dit conflict hadden gehoord en een handje hielpen.

Ja, beste lezer, ik doe echt wel mijn best om het leven te helpen. Maar mijn krachten zijn ook gelimiteerd. Er zijn oneindig veel plekken waarop wezens er een potje van maken. Dus voor nu is dit het beste dat ik kan.

Terwijl Simmo en Hera naar het huisje aan de horizon renden, kwam Mindy zelf al naar buiten. Haar rieten dak had vlam gevat.

Haar blonde krullen waren nóg langer en nóg warriger, hoewel ze nu grotendeels grijs waren. Ze droeg nog steeds een te grote labjas, waar inmiddels grote happen uit waren genomen. En toen ze mensenvoeten hoorde en omdraaide, vielen alle vijf de pennen uit haar borstzakje.

“Mindy! Mindy! Je bent het echt!” riep Hera, alsof ze beste vriendinnen waren die elkaar lang niet meer hadden gesproken.

“Nietes! Laat me met rust!” Ze liep achter haar huis. Daar was een gigantische tuin met apparaten, planten, beginnende bomen, en zelfs een meertje. Het aanzicht liet Hera’s mond in ieder geval wateren.

Toen ze het huisje eindelijk bereikten, vloog een plens water over het dak, en daarna over Simmo’s hoofd. Mindy wreef in haar handen alsof ze net een knap klusje had geklaard.

“Laat me raden: jullie willen mijn hulp.”

“Ik … ik … ik kan niet geloven dat je leeft, en dat je hier staat, en dat ik met je praat, en je bent mijn held, en ik—”

Mindy liep naar haar toe. Dat is niet hoe mensen lopen, dacht Hera. Het is meer een soort hupsen.

Ze hield haar voorpoten omhoog als een konijn en snuffelde aan Simmo en Hera. Pas toen Simmo kuchte, rechtte ze haar rug en veegde het haar uit de ogen.

“Sorry. Lang geleden dat ik mensen heb gezien.”

“We snappen dat we wegmoeten,” zei Simmo. “En we willen weg. Maar onze raket is vernield en we hebben geen brandstof.”

“Is dat zo? Dat jullie weg willen?” Mindy liep naar binnen in haar huisje van steen. De rest volgde aarzelend. “En waarom hebben jullie mij dan nodig? Denken jullie dat ik ergens een verzameling raketten verberg? Dat Jacintah de plaatsvouwer jullie gaat weg teleporteren?”

“Alle fud op een stokje—Jacintah bestaat ook echt? Ken je haar?”

De binnenkant van haar huis zag eruit alsof ze het had opgepakt in Somnia en hiernaartoe gesleept. Het stond vol meubels van vroeger, houten stoelen en kasten, boeken en losse papieren. Het eerste stukje thuis dat Hera in lange tijd had gezien en ze moest er bijna van huilen.

“Hoe denk je dat al die dieren hier zijn gekomen? Zeker niet dankzij mensen. Nee, onze poging de ruimte in te gaan is nogal een ramp gebleken.”

“Hoezo? We staan hier toch?” Simmo nam voorzichtig plaats op een zachte stoel. “Elke raket is beter, sneller en sterker dan de vorige. Ik heb zelfs geholpen bij het bouwen!”

“Ik heb geprobeerd contact te onderhouden met de andere kolonies. Zeker de helft heeft het niet gehaald. Hun raket explodeerde. Ze kwamen op een onleefbare planeet. Er kwam ruzie onderling, de technologie faalde, een asteroïde kwam vast te zitten in hun motor.”

Mindy wees naar een kaart aan de muur. Het stond vol stipjes en kruisjes in één hoekje, maar was daarbuiten leeg. “Het heelal is oneindig groot. Als Somnia mijn voordeur was … hebben mensen pas net hun eerste voet op de welkomstmat geplaatst.”

Mindy gooide haar wilde grijze lokken opzij. “Ik was ooit zoals jullie. Ik wilde de ruimte in, verder onderzoeken, verder reizen. Het gevolg is dat ik al zestig jaar als enige mens over deze planeet struin.”

“De panda wist niet dat wij mensen waren. Maar hij kent jou toch?”

“Ze denken dat ik een god ben. Omdat ik boomzaadjes meebracht. Omdat ik hen daarna compleet met rust liet, voor vrede zorgde, en hun eigen ding liet doen. Daarnaast,” ze gooide haar lange krullen over haar gezicht en lachte kort, “zag ik er meer uit als een holbewoner toen ik aankwam.”

Zwijgend staarde ze uit het raam. “Ik ben trots dat ik fluithaas Prins weer bij zijn geliefde Pika heb gekregen. Dat Akoa de Koala de boel hier elke dag op stelten zette—als ze wakker was. Maar ook zij stierven lang geleden van ouderdom.” Ze snoof haar neus. “Het is eenzaam.”

“Sorry, pardon als dit te vrijpostig is—maar waarom laat je ons dan niet blijven? We zouden gezelschap zijn.”

“Omdat jullie niet willen blijven. Jullie willen de planeet koloniseren, alles opmaken, en dan weer verder. Zolang een volk alleen maar focust op uitbreiden en niet voor z’n eigen planeet zorgt, zal dit patroon zich blijven herhalen.”

Hera voelde de moed in haar schoenen zakken. Mindy merkte het. Ze leunde naar voren en leek even haar neus tegen Hera’s wang te duwen, maar legde snel een hand op haar knie. “Ik vraag het nog één keer. Niet wat de rest wilt. Niet wat je denkt dat je wilt. Wat willen jullie?”

Hera’s wangen kleurden rood, haar ogen glazig. “Ik wil gewoon leven, op een mooi plekje, met iemand van wie ik houd.” Ze keek op. “Totdat ik zo grijs en wijs ben als jij.”

Simmo schudde zijn hoofd. “Ik dacht dat ik astronaut wilde worden. Maar omdat ik een geweldige raket zou kunnen bouwen, betekent niet dat ik het wil. Dat ik wil meewerken aan wat de mensen aanrichten. Ik wil de natuur om me heen, geen metalen muren. Ik wil vechten voor de dieren, als dat moet.”

Mindy glimlachte. “Dan mogen jullie blijven.”

Een panda rolde door de deuropening als een voetbal die iemand in de verkeerde richting had geschopt. “Code rood! De ese ebbe os est aagevalle—et gewere e pistole.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

7. De astronaut Idi

De dieren wilden niet zeggen waar Mindy was. Dus moest Simmo op zoek naar de andere persoon die Mindy haar hele leven als grote heldin had gezien: Hera. Zijn groep rende met hem mee, maar de oudere…