3. In het luchtledige

Een vogel groter dan Bella en Ardex bij elkaar probeerde tevergeefs op te stijgen. Bella’s zwartgeringde staart kwispelde. Ze trok haar pootjes voor haar borst, alsof ze een warme kop thee vasthield.

“Tijd voor een weddenschap! Ik denk dat die vogel Cosmo is.”

“Welnee. Kijk dan hoe sierlijk. Hoe …”

“Majestueus?”

Ardex fronste. “Dat is geen woord. Dat verzin je ter plekke. Hoe dan ook, dat is sowieso een van de zusjes.”

“Jij wedt op twee paarden? Dat gaat je niet helpen zo vrees ik.”

Ze liepen voorzichtig door. Het wezen vloog als de bliksem op Ardex af en sloeg hem in het gezicht.

“Pardon! Wilde je begroeten broer, maar heb nog geen controle,” zei een melodieuze stem. “Oh, en ik ben bang dat je de weddenschap verliest.”

Bella gleed met haar vingers langs zijn kleurrijke veren. “Een vogel past bij je, mijn Cosmo. En geluk heb je: vlieg hier vandaan als je wilt.”

“Nou zus, dat valt tegen. Er mist hier iets. Opstijgen is niet te doen.” Hij veegde zweet van zijn voorhoofd en schudde zijn veren uit. “Het helpt misschien te weten wat voor vogel ik ben.”

“Je bent een grote trap.”

“Ben je me nou aan het beledigen?”

“Nee. Zo heten die wezens. Wees blij, het zijn mooie en machtige dieren.”

Cosmo keek over hen heen. Als je de explosies en lavastromen even vergat—wat Cosmo heel hard probeerde te doen—werd je getrakteerd op een prachtig uitzicht. Alle andere planeten rond dezelfde zon waren te zien. Die rode planeet aan de ene kant en de nog rodere planeet aan de andere. Mares, dacht hij. Waarom ken ik die naam? Zijn geweldige ogen konden zelfs de planeten zien die rond sterren in de verte draaiden.

Maar er was ook een andere reden dat hij zo ver kon kijken. Dáárom kan ik niet vliegen, dacht hij opgelucht.

“De planeet mist nog een atmosfeer!”

“Een wat? Verzinnen we nu allemaal woorden?”

“Een schild. Iets rondom de planeet dat alle juiste stofjes binnenhoudt. Al het leven dat we kennen had dit.”

Cosmo kreeg zijn vleugel deze keer wél zachtjes op Ardex’ schouder. “Laat me raden broer, jij kan geen vuur meer maken?” Ardex gromde.

“Ik kan niet vliegen, want er is niks om mijn vleugels tegen af te zetten. Jij kan geen vuur maken, want er is geen lucht om te helpen verbranden.”

Zijn snavel viel open toen hij het puntje van zijn vleugel zag versnipperen.

“Als we niet opschieten zijn wij dadelijk de atmosfeer!”

Hij streelde zijn snavel, diep in gedachten. “Wij zijn uit elkaar geslingerd, en hoe lichter je was, hoe verder je kwam. De zon doet hetzelfde. Het stuurt steeds stormen met stofjes naar buiten, en hoe lichter het stofje, hoe verder het komt.”

“Geweldig. Wat moeten we hiermee? Jullie zijn nog nuttelozer dan Darus.”

Cosmo negeerde de belediging, ook al was het een grote belediging, want iedereen wist hoe weinig Darus deed. “Zuurstof is best zwaar, ja. De planeet moet daar wel veel van hebben. Waterstof daarentegen … "

Hij probeerde de planeten achter hen te zien: degene die nóg verder van de zon stonden. “Die zouden we van verder weg moeten halen.”

Cosmo krabde met zijn veren langs zijn snavel. “Koolstof moet je niet vergeten. Plakt aan alles vast en—”

“Doe iets! Probeer iets!”

Vader had zo aardig kunnen zijn om Ardex’ ongeduldigheid af te pakken, dacht Cosmo. Maar hij zag dat zelfs Bella nerveus heen en weer liep en durfde niet meer te vertellen hoe slecht hij zich voelde. Het langzaam verliezen van krachten en veren was een raadsel dat hij niet kon oplossen. Hij hoopte bijna dat het vanzelf wegging.

“Kan ik niet.”

Ardex zag eruit alsof hij ging exploderen. In plaats daarvan wilden alle lavastromen rond zijn poten ineens de lucht in.

“Dit is Darus’ kracht. Ik ben van de lucht, atmosfeer, sterren, en ruimte. Maar hij moet de juiste stofjes eerst uit de grond krijgen.”

“Darus ligt ergens te snurken. Denk je echt dat hij iets gaat doen?”

“Eh—weet je zeker dat Darus ligt te snurken?”

In de verte verscheen een wolf. Met elke voetstap schoot een kleine heuvel uit de grond of verscheen spontaan een diepe deuk in de planeet. Hij knipperde niet en rende harder dan ooit, stofwolken op zijn hielen.

Hij schreeuwde iets. Bella en Ardex draaiden hun oren naar voren en wilden naar hem toe rennen. Cosmo hield hen tegen. “Hij zegt dat grote gevaren komen.”

Cosmo draaide zijn vleugels als een toeter voor zijn snavel en schreeuwde: “Wat voor gevaar?”

Darus wees met zijn staart omhoog.

“Oh oh. Ik denk dat ik weet waarom Vader ons hierheen stuurde.”

Hoewel het middag was verduisterde de hele wereld. Een schaduw viel over de vier godenkinderen en de helft van de planeet. De temperatuur steeg nog verder.

Een gigantisch brok steen raasde door de lucht. Het groeide. De duisternis hield hen gevangen.

“Wat mooi! Een levensechte meteoor!” Cosmo krulde zijn vleugels als een verrekijker rond zijn ogen.

Darus had hem bereikt. “Maakt me geen reet uit hoe het heet, het gaat ons verpletteren!”

In één beweging greep hij Cosmo vast, slingerde hem op zijn rug, en rende meteen verder. Bella sprong bij Ardex achterop.

Ze schoten als bange muizen over de planeet. Honderden meters verderop zagen ze nog een stukje zon. Daar zouden ze veilig zijn. Ze bleven rennen, maar de schaduw leek onophoudelijk te groeien, en het stuk zon te krimpen.

“Kun jij de meteoor niet bijsturen?” schreeuwde Bella over het kabaal van stampende poten en hijgende dieren.

“Ik ben te zwak! Hij is te groot!” Cosmo wapperde wel zijn vleugels, maar kon de meteoor ook niet vertragen. Hij versnelde zelfs.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

3. In het luchtledige

Een vogel groter dan Bella en Ardex bij elkaar probeerde tevergeefs op te stijgen. Bella’s zwartgeringde staart kwispelde. Ze trok haar pootjes voor haar borst, alsof ze een warme kop thee…