4. De maan en de berg

De meteoor brandde in hun rug. Hij kroop dichterbij en kon nu elke seconde de planeet ontmoeten in een gewelddadige botsing. Darus sloeg zijn staart hard tegen de grond. “Kom op!”

Hij sloeg nog een keer. Het steen achter hem krulde omhoog. Het katapulteerde Ardex, die ternauwernood op zijn poten landde en ineens vóór Darus rende. Hij mepte nog een keer zijn staart en het steen rees zó hoog dat hij de top niet meer kon zien.

Zijn staart bleef op en neer gaan. Met elke klap scheurde een nieuwe berg door de grond naar boven, als een zwaard door een vel papier.

De meteoor klapte op de verse bergen. Reusachtige brokken sprongen als waterdruppels in alle richtingen. Maar er klonk nog steeds geen enkel geluid.

Darus en Ardex moesten doorrennen om klompen meteoriet te ontwijken, die eenmaal op de grond meteen door de lava werden verzwolgen. De overige stukken slingerden de ruimte in, maar kwamen ook niet ver.

Zwaartekracht trok alles naar elkaar toe en vormde een grote grijze bal. Diezelfde zwaartekracht probeerde de bal weer naar de planeet te trekken.

Terwijl de rest niet achterom durfde te kijken, stond Cosmo op Darus’ rug. Allebei staarden ze intens naar de bal, wapperend en stampend. De grijze massa sloop dichterbij.

Bella probeerde hem om te draaien. “Wat doe je? Die bal moet juist weggestuurd!”

“Nee! We hebben een maan nodig.”

“Waarvoor?”

De planeet draaide, alsof het een voetbal was die over een veld rolde. Ardex en Darus struikelden. Iedereen viel plat op de grond. Bella keek direct omhoog, maar tot haar verbazing bleef de maan netjes op afstand. Het gevaar was geweken. Zonnestralen verlichtten haar gezicht.

“Geen dank, geen dank.” Cosmo stond als eerste overeind. “Dit mooie hemellichaam, mijn vrienden, heet een maan. Het zorgt voor veel goede dingen.”

Darus’ staart was al bijna helemaal versnipperd. Misschien wordt het tijd, dacht hij, dat ik ga geloven in Bella’s verhaal van levenskracht. “Zorgt het ook dat we weer onsterfelijke goden zijn?”

Cosmo schudde zijn snavel. “Maar het geeft veiligheid. Zwaartekracht werkt twee kanten op. Wij trekken hard aan de maan, omdat we groter zijn, en de maan trekt iets zachter aan ons.”

Ugh, Cosmo gaat weer dingen uitleggen die ik allang weet, dacht hij. Zeg, ik ben god van alle steen en stofjes, dus ook manen en zwaartekracht. Maar hij vindt het leuk, dus laat hem maar zijn gang gaan.

“Maar weet je wat dus nog harder trekt? De gigantische zon. Dus wij willen naar de zon, de maan wil naar ons, en zo achtervolgen we elkaar zonder ooit te botsen.”

Zijn vleugels draaiden wilde rondjes, wat er sierlijk uitzag maar niks betekende voor de rest. “Het getrek heeft ons wel schuin gedraaid. Dagen zouden nu twaalf keer zo lang moeten duren.”

Cosmo stond voor zijn familie alsof ze op schoolreisje waren en hij uitlegde waarom ze dit museum interessant moesten vinden. Hij streelde zichzelf tevreden over de veren. Met open snavel staarde hij naar zijn maan. “Oh, ja, het weerkaatst ook zonlicht. Dus we hebben ’s nachts licht. We hebben dat vuur van jou helemaal niet meer nodig, Ardex!”

“Super. Hartstikke bedankt. Weer iets dat ik niet kan.” Ardex liet zijn hoofd hangen en liep weg van de rest.

“Niet weggaan! Straks zijn we weer iedereen kwijt!” Bella keek Cosmo boos aan en huppelde richting haar broer.

Darus wilde Cosmo een snuitboks geven, maar besloot toch voorzichtiger met zijn vleugels om te gaan. “Goed bezig, makker. Let niet op hem, je hebt ons gered.”

“Jij anders ook. Dat zijn een aantal indrukwekkende bergen.”

“Dank! Dank! Duizendmaal dank!” zei Darus overdreven vrolijk. “Krijg ik tenminste van iemand waardering.”

“Ach, Ardex denkt vast dat het zijn schuld is dat we in deze malaise zitten.”

“Welke mayonaise?”

“Pardon! Bella heeft de laatste tijd bijlessen gegeven. We zitten in de problemen. Hij is bang dat hij te ver is gegaan met wat hij tegen Vader deed. Hij was liever in zijn eentje verbannen.”

“Hij zou het geen dag hebben overleefd. Het is een zegen dat we samen zijn. En natuurlijk hartstikke gezellig! Heb jij die andere vier al gezien?”

Cosmo’s andere vleugel versnipperde ook al. “Nee. Maar het is belangrijk dat we hen vinden, want zonder hun krachten overleven we niet.”

“Overleven? Ik dacht dat we probeerden terug naar huis te gaan.” Darus zuchtte. “Nog iemand die Bella’s verhaal over levenskracht zomaar gelooft. Straks denken we nog dat middenin de planeet eenhoorns leven die liedjes zingen om ons te laten slapen! Mijn maag roept anders om een lekker stuk vlees om van te leven.”

Cosmo schudde zijn hoofd. “Dat denk je maar. Soms vergeet je god te zijn, broertje.”

“Ook iets dat Ardex graag anders had gezien …”

Cosmo kneep zijn ogen samen, alsof hij recht in het felle licht van de zon moest kijken. “Er is een bekend gezegde: wezens kunnen het heelal afspeuren voor al haar sterren, maar vergeten de sterren om hen heen te zien.”

“Heeft Bella je dat geleerd?”

“Jup. Nooit helemaal begrepen. Maar volgens mij betekent het dat we samen moeten blijven en voor elkaar zorgen. In plaats van de hemel bekijken en verlangen naar de weg huiswaarts.”

“Zeg, nog een paar bijlessen en je wordt ineens godin van de wijsheid,” zei Darus lachend.

In de verte lag Ardex op de grond. Bella stond naast hem en streelde zijn haren. Met haar andere poot maakte ze wilde gebaren, terwijl ze zachtjes praatte.

“Wat zeggen ze?”

“Ik luister onze familie niet af, broertje. Daarnaast moet ik toegeven dat mijn gehoor hier minder is. Geluid verplaatst door lucht—en lucht hebben we niet.”

“We hebben een soort van lucht. Er hangt een deken van koolstofdioxide om de planeet, daarom is het zo heet, en benauwd, en stik ik de hele tijd.”

Samen liepen ze terug. Darus was inmiddels gewend dat hij om alle vallende stenen heen moest stappen. Dat de grond regelmatig openbarstte in een zwembad van lava.

Nu pas realiseerde hij dat dit niet slecht was, maar juist heel goed.

“Ik heb het! Die vallende stenen komen van planeten verderop. Dat betekent dus …”

“Dat er waterstof in zit. Maar … we hebben de zuurstof nodig.”

“Als we genoeg stenen in de lava gooien, moet het waterstof smelten met het zuurstof tot water. Dat is lichter. Dat komt omhoog en dan maken we een atmosfeer!”

“Geweldig! Goed plan! Doe het!” riep Ardex alsof hij coach was van een sportteam.

Darus probeerde de stenen aan te trekken. Hij probeerde ze te breken, het water eruit te halen, meer stenen van planeten verderop te vragen.

Maar het lukte niet. Zijn krachten vloeiden weg en hij keek hulpeloos toe hoe hij met veel moeite één klein steentje wist te besturen.

“Niet genoeg. Werk nou eens wat harder!”

“Ik … ik kan het niet meer.”

Ardex’ staart was ook al versnipperd. “Het moet sneller! Ik wil binnen een dag een planeet waar leven zou kunnen … leven.”

Bella kalmeerde hem. “En dan? Denk je dat leven uit zichzelf ineens ontstaat? Dat marsmannetjes direct op bezoek komen als we een atmosfeer hebben?”

Darus herinnerde Vaders verhaal over Zyme. Goden moesten niet haasten. Geen dingen versnellen, maar het universum zelf laten bloeien. Ontspannen het leven bijsturen. Hij begreep dat het beste van al zijn broers en zussen. “En wat heb je zelf gedaan, hè? Behalve commando’s geven? En mij kleineren?”

Ardex sprong op Darus af. Een stroom lava ontstond tussen hen. “Je familie sterft en jij zou nog liever slapen.”

“Dat was voordat ik wist hoe erg het was.”

“Maar je deed ook geen moeite om uit te zoeken hoe erg het was.”

De lavastroom van Ardex sijpelde verder dan hij had bedoeld. In de verte werd het een paar seconden tegengehouden. Toen veranderde het in één hartslag van een dun stroompje naar een explosie van lava zo groot als een voetbalveld.

Ik krijg langzaam het idee dat deze planeet niet zo vriendelijk is, dacht Darus. Nog onvriendelijker dan Ardex.

Uit de explosie stuiterde een silhouet, langer dan alle andere goden opgestapeld, die een nog langere schaduw wierp.

“Ah nee, zeg, niet weer een metoor.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

4. De maan en de berg

De meteoor brandde in hun rug. Hij kroop dichterbij en kon nu elke seconde de planeet ontmoeten in een gewelddadige botsing. Darus sloeg zijn staart hard tegen de grond. “Kom op!” Hij…