8. Het hemelpaleis

Ardex wist niet waarheen hij liep, of hoe lang hij nog kon lopen. Hij wilde de lava wel stoppen. Hij wilde niet weg van zijn familie, van het enige dat hij had. Maar zijn kracht was bijna verdwenen. Het zou niet lang duren voordat ook zijn hoofd versnipperde.

Hij had er nooit over hoeven nadenken: doodgaan. Hij had andere levende wezens gezien die het overkwam. Als god van de vernietiging was hij vaak de oorzaak geweest. En nu was hij bijna zelf slachtoffer.

Later vertellen ze verhalen over mij, dacht hij. Om te benadrukken hoe dom ik was en hoe ik kreeg wat ik verdiende. Eerst wist hij niet wat hij moest voelen. Nu wist hij zeker wat hij moest doen met zijn laatste uren.

Hij dacht het midden van zijn tektonische plaat te hebben gevonden. Er was geen rand in zicht. Hier waren de stenen het hoogst, de grond het hardst. En hij begon te bouwen. Met de laatste krachten die hij had, bouwde hij een trap naar dit hoogste punt. Hij trok magma uit de aarde, totdat het afkoelde en zwart ruw steen werd. Zo bouwde hij een muur. En nog een muur. De voorste kreeg een groot gat dat een poort moest worden.

Een schok ging door hem heen. Zijn voorpoten, zijn staart, alles groeide weer aan. Hij voelde zich sterk, machtig, weer de vuurgod die hij hoorde te zijn.

Dat gevoel verdween meteen toen een piepkleine rode panda over de muren klom en voor hem stond. Hij wist meteen wie het was.

Hanah! Je bent veilig. En je bent hier.” Ardex liep op haar af, maar zij sprong weg en klauterde schuin over de nieuwe muur.

“Geweldig, jij haat mij ook al.”

“We kunnen elkaar nog steeds niet aanraken,” zei ze. “Het verbaast me dat je mijn naam nog kent. Jullie hebben geen seconde naar me gezocht, want mijn krachten zijn niet nuttig genoeg, of wel?”

“We waren druk met niet doodgaan. Nog steeds, eigenlijk.”

Hanah rolde haar ogen. “Jij gaat nooit sorry zeggen, of wel?”

Ardex zuchtte diep en probeerde zijn meest onschuldige gezicht op te zetten. “Sorry. Hoe kan ik je helpen?”

“Niet. Ik red me wel. Ik kom jullie helpen.” De rode panda leek niet te zijn versnipperd. Maar ze was zo klein, en zo jong, dat er weinig te versnipperen viel. “Ik bedoel, ik wil jullie niet helpen, maar het moet als we dit willen overleven.”

“Je wilt ons niet helpen? Je leeft pas een paar weken en je hebt nu al een hekel aan ons?”

“Nee. Ik hou van jullie. Dat is het probleem.”

Ardex begreep er niets van. Het leek erop alsof hij altijd de laatste was die het begreep. Hij snapte niet meer wat iedereen van hem wilde.

“Waarom kom je naar mij toe? Ik kan niks. Mijn krachten zijn weg en de familie leiden kan ik niet. Ik probeerde om hun vriend te zijn en aan te moedigen—werkte niet. Ik probeerde te commanderen en leiding te nemen—werkte niet.”

Hanahs staart krulde over haar hoofd. Overal waar ze liep bleef een pandapoot achter van steentjes en zandkorrels. “Ik weet dat je terug wilt. Ik weet dat je wraak wilt nemen op Vader, maar dat kan je niet met eenzaamheid.”

“Ik kan het ook niet met jullie. Iedereen negeert mijn bevelen en trekt zijn eigen plan.”

“Dat is de bedoeling! Niet dat ze je negeren, natuurlijk, maar dat iedereen zijn eigen ding doet. Vader heeft ons minder gevaarlijk gemaakt door ieder een kleine kracht te geven. We kunnen Vader alleen verslaan als we al die krachten laten samenwerken en op elkaar vertrouwen. Niet als een van ons van een hoge toren opdrachten schreeuwt.”

“Nou,” schreeuwde Ardex, “zelfs daarin ben ik dus een mislukkeling.”

“Je hebt het prima gedaan.”

“Ze haten mij. Darus heeft letterlijk de planeet gebroken!”

“En toch heb je het prima gedaan. Hoe saai zou het zijn als alles de eerste keer perfect lukte?” Hanah glimlachte en het was schattig genoeg om alle boosheid van Ardex te laten wegsmelten.

“Saai, maar fijn.”

Hanah schudde haar hele vacht. “Jullie willen te snel. Kijk naar dit huis dat je aan het bouwen bent. Die muren daar zijn scheef en van een andere hoogte. Je kan hier nooit een dak bovenop zetten. Bij de minste windvlaag blaast het weg. Sommige treden van jouw trap staan zo ver uit elkaar dat ik ze niet kan nemen.”

Ardex begreep inmiddels helemaal hoe Darus zich voelde als iedereen keer op keer zei dat hij er niks van kon. Maar hij hield zich in en liet Hanah uitpraten. Want elke keer als Darus door hém heen schreeuwde, leverde dat alleen maar meer ruzie op.

“Als je een goed huis wilt bouwen, dan teken je toch eerst een plattegrond? Een trap bouw je toch trede voor trede? Waarom proberen jullie dan binnen nu en vijf seconden een planeet vol bomen en konijnen te hebben?”

“Omdat we levenskracht nodig hebben om te overleven. En snel ook.”

“Ah, en daarom ben ik hier.”

“Je bent godin van de kunsten en de liefde,” zei Ardex verbaasd.

“Nee, zo noemen jullie mij.” Hanah kwam zo dichtbij Ardex als mogelijk. “Deze planeet is gigantisch … en toch bestaat het uit piepkleine deeltjes. Waterstof, koolstof, zuurstof. Waar jullie al dagenlang hard naar op zoek zijn.”

Ardex voelde dat de kracht weer verdween. Zijn lichaam was net gerepareerd—en het brak weer af. Hij werd al kwaad op Hanah. Ze had de tijd verspild. Hij had in die tijd het huis kunnen afbouwen! Maar hij wist dat ze gelijk had: als hij in die tijd het hele huis had gemaakt, was het schots en scheef, en binnen een dag ingestort.

Hanah glimlachte weer. “Begin klein. Zo klein als je kan. Volgens mij hebben je groene zusjes het al uitgevonden, dat DNA. Zorg dat het werkt. Omdat leven verdubbelt en groeit, zullen die kleine stukjes opstapelen. Als je maar lang genoeg wacht, worden ze steeds meer als bomen en konijnen.”

Ze keek schuin omhoog. Ardex volgde haar blik. Cosmo zweefde van links naar rechts door de grijze lucht.

“Je hebt het goed gedaan, Ardex. Het is niet jouw schuld dat we zijn verbannen. Het is mijn schuld.”

Cosmo stortte neer middenin het huis. De windvlaag die hij veroorzaakte blies alle muren omver. Nergens was een rode panda te zien.

“Heb ik weer,” mopperde Cosmo, “een vogel met één vleugel en hoogtevrees.”

Zijn broertje zei nog meer, maar Ardex hoorde het niet. Het is niet mijn schuld, hoorde hij steeds opnieuw. Het is niet mijn schuld. Het is niet mijn schuld. Ik heb het goed gedaan.

Met hernieuwde energie bouwde hij het huis een tweede keer. Hij brak de trap af. Een lavastroom schuurde het steen totdat het een gladde helling werd. Daarna sprong hij naar beneden en plaatste de eerste trede.

Niet gehaast, maar rustig en tevreden.

Cosmo vond het wel héél rustig. “Hallo, Ardex? Je kijkt nu al een kwartier naar één trede?”

“Hij is eindelijk perfect.” Hij begon aan de volgende trede.

“Op welke manier?”

“Precies zoals het hemelpaleis.”

Cosmo was even stil. Zijn vogelogen kregen lachrimpels. “Ik vind het een mooi gebaar, broer, maar is dit het beste moment?”

“Ik heb niks anders te bieden. Jullie moeten dat ene ding dat je hebt uitgevonden laten groeien. Ik kan alleen deze familie een plek geven. Een plek die Vader van ons afpakte.”

Cosmo legde zijn vleugel om Ardex’ brede tijgerschouders. Hij zag het ook voor zich. Op die hoge steen moest het precies passen. Een gezamenlijke troonzaal met een troon voor iedereen, ontworpen om bij hun kracht te passen. Een speelkamer waar Bella Ardex uit kon duwen. Een grote hal waarin ze Godenbal speelden.

“Moet je niet verder vliegen?” vroeg Ardex toen hij al aan de derde trede begon.

“Heeft geen zin. Die bergen die Darus per ongeluk maakte zijn te hoog. Ik noem het de Onmogelijke Muur. En iets in het zuiden houdt me tegen. Ik mag er niet langs van een of andere onzichtbare kracht.”

“Ga dan terug naar de rest. Vertel hen wat ik jou heb verteld. Probeer niet te snel te gaan.” Ardex kraste met zijn nagels een plattegrond in de stenen. “Als ik mijn krachten weer heb, breng ik de lava tot rust. En jullie zijn allemaal uitgenodigd in mijn hemelpaleis.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

8. Het hemelpaleis

Ardex wist niet waarheen hij liep, of hoe lang hij nog kon lopen. Hij wilde de lava wel stoppen. Hij wilde niet weg van zijn familie, van het enige dat hij had. Maar zijn kracht was bijna verdwenen.…