1. De Vreesvulkaan
Toen Ardex zijn tijgerpoten onderaan de trap plaatste, zag hij dat de poortdeuren uit hun voegen waren gerukt.
Diepe krassen spleten het hout en leken een boodschap te kerven. De weg naar de Troon van de goden was lang, maar Ardex stond binnen enkele tellen hijgend bovenaan.
Toen hij vroeg naar Bella, kreeg hij geen antwoord.
Ardex schudde zijn vacht, maar kon niet meer ontspannen. Hij wilde niet dat het waar was. Hij vertelde zichzelf dat er een goede verklaring was. De dieren waren de laatste tijd juist weer blij met de goden. Ze hadden hun poorten voor hen geopend. Misschien moest er een hele dikke olifant doorheen? dacht hij.
De symbolen in de deur waren getallen, geschreven in het Duifs. Daar kon Ardex niks mee. Hij tijgerde door de verlaten hallen, sloeg zijn klauwen in een pilaar en slingerde de hoek om. Zijn klauwen gleden even later door een net zo lege troonzaal.
Bella’s troon was leeg. De linkerleuning was afgebrokkeld, de stenen als tranen op de grond gedruppeld. Hij sloop behoedzaam dichterbij. Aan de puntige troon van Cosmo was een plukje wasbeervacht blijven hangen.
“Bella? Is daar iemand?” Hij herkende zijn eigen stem niet. Als ze haar iets hebben aangedaan, dacht hij. Als iemand Bella ook maar met een poot heeft aangeraakt …
Hij rende rondjes door de troonzaal. Er waren geen sporen van leven, maar duizenden sporen van een gevecht. Zijn ademhaling versnelde. Zijn rug stond bol en zijn reusachtige hoektanden schraapten tegen de vloer alsof Bella daaronder zou zijn verstopt.
Blijf kalm, dacht hij. Als ze ontvoerd was, hadden ze toch een bericht achtergelaten? Tenzij die getallen op de deur een code waren die hij niet begreep. Zijn gedachten gingen alle kanten op. Ze zou zijn vermoord. Ze was aan het stoeien en is weggerold. De ontvoerders hebben haar meegenomen: hun doel is dat ze eeuwig wegblijft, niet dat ze haar terugkopen.
Maar alles wees op een gevecht. Ze had hier moeten zitten. Ze had nooit een dag gemist en was zelfs nooit te laat gekomen. Plukjes vacht maakten sporen op de grond. De stevige deuren en tronen waren vernield—dat moest een kwaadaardig wezen expres hebben gedaan. Nee, niet één wezen, een hele groep moet zijn zusje hebben overmeesterd en meegesleept alsof ze een zak vuil was. Schuldgevoel onweerde door zijn gedachten: Hoe konden we haar alleen laten, de enige godin zonder krachten om haarzelf te verdedigen?
Totdat de gedachten stopten. Hij voelde alleen maar woede. Zijn hoofd was leeg, maar zijn gespierde lichaam stond op scherp. Het vuur dat altijd in hem zat kwam naar buiten.
Hij klauterde tegen de muren omhoog totdat hij via de achterdeur de Troon verliet.
“Bella!” schreeuwde hij over het woud. Hij rende, door en door, zijn dikke staart slaand tegen de grond. De dieren maakten dat ze wegkwamen voor deze wilde gek en vluchtten terug in hun stenen huisjes.
Wat ze niet wisten, was dat elke slag, elke stoot, elke grom ergens verderop een berg liet groeien. Hoger en hoger, totdat iedereen ernaar wees en erover praatte, totdat Ardex er zelf omheen moest rennen.
“Bella is ontvoerd!”
Hij zorgde dat iedereen in het oosten het kon horen. Dat was niet moeilijk, want sinds die verschrikkelijke Huilnacht was het hele oostenwoud bijna onbewoonbaar.
De berg kleurde langzaam bruin en daarna zwart. Bovenin ontstond een opening. “Ik zal de schuldige vinden!”
Rook steeg op uit de berg. Rode slierten dropen omlaag.
“En ik zal diegene hoogstpersoonlijk in deze vulkaan slingeren.”
Maar Ardex wist allang wie de schuldige was. Het moesten de Oerschildpadden zijn. Ze hadden nooit respect getoond tegen de goden. Ze waren sterk genoeg om zoiets te doen. En meerdere wezens hadden ’s avonds gesprekken gehoord uit het water over geheime plannen.
De Oerschildpadden hadden het gedaan. Ze waren te groot om in de vulkaan te gooien, maar Ardex was van plan ze eens aan de sabeltand te voelen, en als ze bekenden, dan kon hij de vulkaan natuurlijk ook naar hen toe brengen. Door hem uit te laten barsten.
Hij draaide al naar de Midterrazee in het Noorden, maar werd tegengehouden door een vleugel tegen zijn ogen. “Mijn waarde broer vertel mij nu waarom vulkanen hier verschijnen?”
Cosmo, een grote vogel en god van de lucht, hield zijn snavel stijf en liet Ardex niet verder.
“Laat me erdoor. Ik weet wat je denkt, ik weet wat jullie allemaal denken van mij, maar dit is geen onnodige woedebui. Bella is ontvoerd.”
“Wat?”
Eeris hobbelde lachend hun kant op. De giraffe was godin van de natuur, maar soms dachten ze dat haar eigenlijke diersoort stuiterbal was. Dat vrolijke gedrag irriteerde Ardex eindeloos. Hij zette alweer stappen richting de Oerschildpadden, maar Eeris greep met haar lenge nek zijn achterpoot.
“Ik vind het heel aardig dat je een vulkaan maakt voor mijn verjaardag, maar—”
“Jij bent jarig deze dag?”
“Niet echt. Maar ik heb de dieren daarvan overtuigd, dus nu moet ik meespelen.”
“Broertje! Zusje!” Ardex rukte zich los en beukte zijn tanden in een boom om te voorkomen dat hij zijn eigen familie zou bijten. “Bella is ontvoerd! Ik ben serieus.”
“Dat zou ze toch nooit laten gebeuren?”
“En toch is het gebeurd.”
Het duurde Ardex veel te lang voordat het gezicht van zijn gezinsleden net zo serieus stond als de zijne. Maar hun aanwezigheid kalmeerde hem wel. Zij waren tenminste ongedeerd. Het was waarschijnlijk alleen Bella. Nu konden ze dit samen oplossen; de vulkaan stopte met groeien en spetteren.
“Wat nu?” piepte Eeris.
“Logboeken,” zei Cosmo. Hij liep al terug naar de Troon. Ardex volgde met tegenzin. “Bella spreekt op Donderdag de dieren uit het woud. Alles dat ze zeggen wordt geschreven in het logboekhout.”
“Door wie?”
“Magie.”
“Oh ja,” begon Eeris, die steeds sneller liep. “Dat logboek lag er ineens. En het werkt goed. Maar we moeten echt uitzoeken van wie het komt.”
Ze schuifelden samen door de versplinterde deuren. Het logboek, een verzameling grote houten platen vastgeplakt aan de muur, staarde hen aan. Cosmo zocht naar de laatste toevoeging.
“Leion van Paraat. Reden van bezoek: vraag aan Bella of ze met hem mee wil gaan om een zwaar probleem op te lossen. Hij wil weinig details geven. Bella weigert.”
“Dan gaan we naar Paraat,” zei Eeris opgewekt, alsof ze een vrolijk avontuur bespraken. Cosmo bleef kijken naar de symbolen en fronste.
“Onzin,” bromde Ardex. “Bella weigerde. Dat staat er toch? Dus ze ging niet mee met die Leion. Ik ga naar de Oerschildpadden. Zij hebben het gedaan, ik weet het.”
Cosmo knikte. “We splitsen op, jij naar de zee, wij naar Paraat.”