3. De houtomaten
De goden hadden gejuicht, keer op keer, als ze hoorden dat Oerschildpadden nog verder van de kust zwommen. Maar nu had Ardex spijt. Hij tijgerde langs de stille Midterrazee. Er was alleen maar open water, een lange blauwe leegte tot aan de horizon.
“Kom naar boven!” bulderde hij. “Abrahon, Oerschildpadden, de vuurgod wil je spreken en je zal gehoorzamen!”
Maar geen leven verscheen. Hij wist zeker dat ze hem konden horen. Hun oren waren eeuwig gespitst op Ardex sinds de belofte dat hij hen in brand zou steken als ze nog een keer de goden dwarslagen.
Hij wist ook zeker dat hij niet het water in kon. Zijn hele lichaam, zijn hele zijn was vuur, lava, hitte. Zodra het water aanraakt, verandert het in stoom en verandert hij in een god met immense pijn.
“Oerschildpadden, ik geef jullie een laatste kans. Ontmoet mij bij de kust en geef mij antwoorden.”
Aan de horizon zag hij kleine silhouetten die hij niet herkende. Het was geen dier. Hij wist dat aan de overkant alleen maar water was, en daarachter de Noordelijke IJsplaten, dus hij wist niet wat hij zag.
Ardex probeerde een andere methode, hoewel het nog steeds bestond uit schreeuwen tegen golven. “Wij zijn niet de vijand. Wij zijn goed. We hielpen de dieren in het Westen toen ze werden aangevallen door dieren van een ander continent. We hielpen de Oerschildpadden toen jullie bijna uitstierven. Kom hier en praat met mij.”
Het water bleef stil, maar tussen de bomen in de verte zag hij iets bewegen. Raar, dacht hij. Ik voelde niet dat daar leven aanwezig was.
Eenmaal dichterbij zag hij dat het inderdaad geen levend wezen was. Een rad draaide in het water. Een ronde houten cirkel met inkepingen om het vallende water te vangen, waarna het ronddraaide, door en door, zonder te stoppen. Zonder dat iemand het aanstuurde, voor zover Ardex kon zien.
Op de buitenkant stond het woord Ektro. Dat betekende licht in de taal die de Oerschildpadden spraken voordat Duifs de wereld overnam. Vanaf het rad liep een haast onzichtbare lijn richting de bomen, gekrast door een nagel.
Ardex stapte eroverheen en dat had hij niet moeten doen.
De boomtoppen bogen naar hem toe. Een vlakke boomstam schoof als een muur voor hem. Hij sprong precies door het kleine gat dat overbleef. Een klapgeluid werd gevolgd door een steen die op hem afvloog. De rotsen zo groot als zijn hoofd kwamen van alle kanten, maar hij voelde nog steeds geen leven dichtbij.
De laatste steen kon hij niet ontwijken. Het raakte hem in de zij, waardoor hij in een stel bladeren struikelde, die meteen reageerden door uit elkaar te spatten en een gat in de grond te onthullen. Ardex spreidde zijn poten zo ver hij kon om de randen te pakken en niet in de duistere diepte te vallen.
Nieuwe bomen bogen zich om hem te slaan. Hij had er genoeg van en spuugde vuur uit zijn mond om alles te verbranden.
Maar het werkte niet. Hij zag een patroon van spetters op de grond, volgde het, en ontdekte dat zelfs het water hier uit zichzelf leefde en de bomen constant nat sproeide.
Ardex sprong. Hij draaide zijn lichaam soepel en landde precies op zijn poten, zoals alleen een katachtige dat kan. Hij rende terug naar het rad, terug over de lijn, naar veiligheid.
Vanaf daar zag hij hoe alle bomen terug gingen naar hun plek, alle bladeren netjes de valstrikken verborgen, en het water stopte met sproeien. En dat allemaal zonder iemand die het bestuurde.
Het gebeurt automatisch, dacht hij. Het hout leeft. Maar de goden zijn de enige met magie. En ik weet zeker dat de vier Giganten de enige levende bomen ter wereld waren.
Hij volgde de lijn, totdat het aan de andere kant van het woud weer de zee aanraakte. Hij was om het hele gebied heen gelopen en had geen idee wat erin was verstopt.
Ik ben dom geweest, dacht hij. Ik had de rest mee moeten nemen. Gulvi kan de Oerschildpadden halen, Eeris kan de bomen temmen.
Maar het zou minstens een dag of twee duren om hen op te halen. Twee dagen waarin Bella alles kon overkomen. Ze kon in een diepe put zijn gegooid. Ze konden haar pijn doen. De vulkaan in de verte begon te pruttelen.
De Oerschildpadden hadden het gedaan. En hij zou ze op heterdaad betrappen nog voordat de dag voorbij was.
Daarvoor moest hij hulp inschakelen die dichterbij was: een klein dorpje vlak naast dit vreemde woud. Hun huizen waren groter en steviger dan Ardex tot nog toe had gezien. De stenen waren dik en geslepen, in alle kleuren. Ze waren gevormd tot bouwwerken die hem in grootsheid deden denken aan de Grote Trap van jaren geleden. Waar had dit dorpje al deze rijkdom en geld vandaan gehaald?
Twee slangen krulden rondom de pilaren bij de poort.
“Breng mij naar het hart van dat bos,” beval hij. De slangenogen volgden zijn poot.
“Elwoda? Niemand kan daar naar binnen.”
Elwoda. Godenwoud. Ze spraken hier zelfs nog die oude taal van Abrahon.
“Jullie hebben overduidelijk goed contact met de Oerschildpadden, is het niet?”
“Tja, nou, hè, goed zou ik het niet noemen. Ze komen ooit eens voorbij. We zijn kennissen.”
“Ze hebben een zware misdaad begaan. Ze hebben Bella ontvoerd. Stuur een bericht dat ze mij direct dienen te ontmoeten.”
“Zo? Bella ontvoerd?” De slangen kwamen omlaag en lieten een nat spoor achter op de stenen. “En hoe hebben ze dat precies gedaan? Welk pad namen zij dat zó breed is dat een Oerschildpad erop past, zonder alles kapot te maken? Hoe hebben ze zich verkleind zodat ze in de troonzaal passen?”
Ardex moest zijn vacht schudden om niet uit te vallen tegen de slijmerige slangen. “Dat wil ik dus vragen.”
“Dan heb je pech, tijgertje. Ze komen maar eens per jaar aan de kust, in de winter, dus nog effetjes wachten.”
“Ik ben je god. Je praat tegen mij met respect.”
“Welke god laat zijn medegoden ontvoeren?”
Ardex had zijn klauwen al in de slang geslagen voordat hij het kon tegenhouden. Het wezen kronkelde en piepte.
“Jij gaat de Oerschildpadden halen,” siste hij tussen zijn sabeltanden door, “of ik gooi je hoogstpersoonlijk in mijn vulkaan.”
“Ik weet het niet! Ik weet het niet! Ze komen echt maar eens per jaar! Maar ze vertelden de vorige keer dat rijke wezens uit het westen richting ons continent kwamen. Zoek in het westen! Zoek in het westen!”
Ardex smeet de slang terug naar de poort. “Dan hebben ze een andere diersoort gevraagd om het te doen.”
Hij stampte zijn poot. Een pad van zwarte stenen verscheen dat enkele boomlengtes terug naar de vulkaan liep. “Als ik erachter kom dat jullie toch iets ermee te maken hebben, gooi ik dit hele dorp in de vulkaan.”
Waarom moesten die vogels zo nodig oorlog voeren met elkaar? dacht hij. Ik had een paar onafhankelijke ogen vanuit de lucht nu héél goed kunnen gebruiken. En wezens die over de zee konden vliegen in korte tijd.
Hij dacht aan de getallen gekerfd in de deur van de Troon, maar snapte nog steeds niet wat die betekenden. Het leek hem sterk dat iemand uit de Rekenwouden was gekomen. Dan hadden ze langs de Onmogelijke Muur van Darus gemoeten, én langs de leeuwen, én de hoofdstad van Amor. En dat zonder te worden gezien!
Zijn zoektocht leidde hem verder het barre oosten in, zo snel als hij kon.