5. De schildvrienden

In Geiserzand hoorde Ardex zinnen die hij nooit van zijn leven dacht te horen.

“Kunnen ze niet vier keer per jaar langskomen? Begin van elk seizoen?” mopperde een beer. “Nu moet ik zelf vissen uit de zee halen om te eten.”

“Te gevaarlijk,” zei een slang. “De goden zouden het niet waarderen. Het is schandalig hoe blind ze zijn voor de grootsheid van de Oerschildpadden.”

Dat ging Ardex te ver. Hij liep onder een stenen afkapping, door een grote opening, binnen bij de winkel van de koopman.

“Het is schandalig hoe blind dieren zijn voor de kwaadheid van de Oerschildpadden.”

De beer en de slang kregen ogen als duiveneieren, die ze meteen naar de grond wierpen, samen met de buidel vissen die ze samen vasthielden. Ardex slofte naar hen toe. “Geen zorgen, ik doe jullie niks. Je mag best negatieve dingen zeggen over de goden. Ik heb alleen vragen.”

De beer veegde modder uit zijn vacht en ruimde de winkel op. “Mijn naam is Hibb. Vraag maar raak.”

“Weten jullie waar de Oerschildpadden nu zijn?”

“Ze zijn voorbij de Staarteilanden, meer weet ik niet.”

“Hebben jullie nog contact met Abrahon? Of kennen jullie iemand die misschien met hen samenzweert?”

Hibb en de slang keken elkaar aan, bevroren op de plek, pratend zonder iets te zeggen. Uiteindelijk richtte Hibb zich op en keek de tijger recht aan. “Ardex, hoe denkt u dat deze stad is gebouwd? Waar denkt u dat onze rijkdom vandaan komt?”

Ardex zuchtte en mompelde voor zich uit: “Jullie hebben niet alleen contact met Abrahon, jullie werken het hele jaar door met hen samen, want waarom ook niet.”

“Zij leggen grote afstanden af, nemen van alles mee uit landen hier ver vandaan. Dus als ze in Geiserzand komen, handelen we met elkaar. Zo komen wij aan eindeloos veel vierkante stenen, grote voorraden vis, nieuwtjes uit de rest van de wereld.”

Ardex tikte tegen de rijen dure spullen die in de winkel stonden uitgestald. Zoiets had hij nog nooit gezien. Deze ene plek moest evenveel waard zijn als tien Darusstenen. Het verbaasde hem dat niet elke seconde een dief op de stoep stond. “Nieuwtjes zoals?”

“Ik weet niet of het allemaal waar is, hoor. Ik geloof het niet allemaal, hoor. Maar ze vertelden dat wezens uit andere continenten hier in Origina waren gekomen. Wezens die op een of andere manier langs de bergen zijn gekomen. En toen hebben jullie de originele inwoners geholpen om terug te vechten en de indringers weg te slaan.”

“Dat is waar,” zei Ardex, fronsend. “Hoewel we niet wisten dat de indringers van een ander continent kwamen. Wij dachten dat ze vochten tegen dieren uit de zee.”

De slang voelde zich eindelijk comfortabel genoeg om weer losjes door de winkel te glibberen—en direct de uitgang te zoeken.

“Stop!”

“Ik heb een afspraak.”

“Bella is ontvoerd. De Oerschildpadden zijn hoofdverdachte. Als jullie ook maar iets weten … als jullie er iets mee te maken hebben en je liegt tegen mij … dan ontmoeten jullie binnenkort—”

“De Vreesvulkaan, of niet?”

Hibb stapte snel tussen Ardex en de slang. “Zo noemen de dieren het. Nieuws verspreid zich snel hier. Maar nee, uwe goddelijkheid, wij weten van niks en hebben er niks mee te maken. De Oerschildpadden zijn goed. Ze helpen ons. Ze beschermen onze kust tegen oorlogen zoals in het Westen.”

De vuurgod kreeg vlammende ogen. “Dan hebben ze jullie betoverd.”

“Niet dat wij weten, mijnheer god,” zei de slang, inmiddels al buiten. Zijn ogen spuwden gif. “Als u het niet erg vindt, oh goddelijke goddelijkheid, mijn vrouw is een week geleden ontvoerd en ze eisen honderd diamanten om haar vrij te kopen. Ik heb er pas vijftien.”

Hij glibberde weg tussen een zee van dierenpoten die probeerde niet op hem te staan. Dat zijn de getallen op one poort, dacht Ardex. Losgeld, de prijs die we moeten betalen om Bella terug te krijgen. Wat was het nou? Duizend? Duizend diamanten?

Maar er stond geen plek bij. Niemand om te ontmoeten, om het aan te geven.

De chaos op de verzamelplaats in Geiserzand werd groter. Een kudde Equids, paarden in alle groottes en kleuren, stampte de kleurrijke stenen paden nog dieper in de grond. “Bella is ontvoerd!”

“Wist ik al!” riep Hibb terug. Ardex vond het helemaal niet leuk dat ze er een spelletje van maakten. Bella was in gevaar. Ze speelden met de goden, deden alsof ze niks waren. Misschien deden ze haar pijn. Misschien was ze al dagenlang vastgebonden. De Vreesvulkaan pruttelde en spuwde stroompjes lava.

De Equids hadden meer te vertellen. “Ze zeggen dat ze wordt vermoord als de goden niet binnen een dag komen opdagen.”

“Wat?” Ardex vatte spontaan vlam. Hibb duwde hem snel zijn winkel uit. Hij tijgerde alweer uit de stad, richting de plek waar zijn familie heen ging, totdat hij vlak na de Equids afremde.

Het is een afleiding, dacht hij. Ik kom steeds dichterbij. De Oerschildpadden zijn slim. Ze willen me weg hebben.

Hij draaide om, slenterde terug en gaf twee Equids een schouderklopje. “Goed geprobeerd hoor. Vertel nu maar waar de echte ontvoerders zijn.”

De Equids hinnikten wild en stonden te trappelen om weer te vertrekken. Hun poten verspreidden bergen zand van de kustlijn door het dorp. “We brengen slechts het nieuws, zo snel als we het hoorden.”

“Kunnen jullie ook nieuws brengen bij de Oerschildpadden?”

“Misschien.”

“Zeg die kwaadaardige lastpakken dat ik eraan kom om ze levend te verbranden.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

5. De schildvrienden

In Geiserzand hoorde Ardex zinnen die hij nooit van zijn leven dacht te horen. “Kunnen ze niet vier keer per jaar langskomen? Begin van elk seizoen?” mopperde een beer. “Nu moet ik…