7. De gevangenis

Als Cosmo het op zijn veren had, was hij niet bij te houden, zelfs niet voor Leion.

Eeris probeerde hem uit de lucht te trekken en gilde. “Rustig aan!”

“We hebben weinig tijd,” riep hij omlaag.

“Wat hebben die schattige dieren ermee te maken?”

Cosmo vloog met tegenzin wat lager, waar hij de hele tijd moest zwenken om bomen te ontwijken. “Lang geleden steunden wij de dieren in het westen. Weet je nog? Daarheen leid ik ons nu.”

“Ze werden aangevallen door een onbekende indringer. Natuurlijk verdedigen wij onze dieren.”

“Het was, echter, toch geen onbekende vijand, maar de Prijskatten.”

Leion had al zijn spierkracht nodig om Eeris vast te houden. Klodders modder vlogen omhoog onder haar stampende voetstappen. Feria slingerde sierlijk van tak tot tak, maar was nu ook een hijgende vos bedolven onder plakkende bladeren.

“Alle dieren die ze konden pakken zijn gevlucht. Hun stapel diamanten groeide samen met hun arrogantie.” Cosmo vloog nóg sneller.

“En daarom vielen ze toen ons land aan, hopend op nieuwe slachtoffers,” zei Feria na een korte pauze. “Wij steunden het gevecht tegen hen. En daar waren ze niet blij mee.”

“Dus ze kwamen rechtstreeks voor het hart van de goden,” pufte Eeris, haar ogen wijd open, gericht op haar familie.

“En weet je wat een Prijskat doet?” schreeuwde Cosmo. “Prijs niet op tijd betaald, dier uit het leven gehaald.

De rest van de reis ging in stilte. Er was weinig adem over om mee te praten, maar er was ook niks meer te zeggen. Bella was in levensgevaar. Misschien was ze al dood. Niemand zei het, maar iedereen dacht het.

Ze gingen naar dat gebied dat ze in die oorlog lang geleden steunden: Thon. De Prijskatten hadden niet genoeg macht in Origina om heel ver het land in te gaan. Dus ze zullen Bella met een klein groepje hebben gepakt, een paar goede spionnen die het land ingingen, en toen meteen terug zijn gegaan naar een plek binnen hun controle.

Maar het zat Leion niet lekker. De Prijskatten klonken als een formidabele tegenstander. En iedereen in Paraat wist: die onderschat je niet. Als ze durfden om een godin te stelen, dan waren ze zeker van zichzelf. Ze waren overtuigd dat ze zouden winnen. Zo overtuigd dat ze niet eens lieten weten waar ze Bella moesten ruilen.

Thon lag aan de zee. De vorige keer dat ze de Prijskatten versloegen, mochten ze van de goden hun stukje zee een eigen naam geven. Het werd Mare. Precies op die plek wachtte Gulvi nu op zijn familie.

De dolfijn keek droevig en kreeg de woorden nauwelijks uitgesproken. “Ze … ze hebben Bella. Maar ik durfde niks, want anders zouden ze haar iets aandoen.”

“Ze leeft nog? Waar is ze?”

“Ik denk het. Ik hoop het. Ik weet het niet.”

Cosmo stampte boos weg, maar Eeris nam de tijd om Gulvi te zeggen dat het niet zijn schuld was en dat hij het goed had gedaan. Thon lag vredig in de verte—zo leek het.

“Vertel ons alles,” zei Feria. Ze liepen rustig naar het dorp.

“Die katten noemen zichzelf Prijskatten, en ze liepen zomaar over het water, en ik begreep er niks van, dus ik ging kijken, toen bleek dat ze op de rug van Oerschildpadden werden verplaatst, en die Oerschildpadden hadden rare stekels waardoor ik ze bijna niet herkende, en voordat ik iets kon doen stonden ze aan land en renden als gekken naar Thon, en—”

“Pas op!” Leion had de omgeving weer onderzocht op gevaar. Hij had het niet bewust gezien, maar zijn ooghoeken hadden iets opgemerkt. En toen Cosmo dichtbij kwam schreeuwde hij meteen, ook al wist hij niet wat het gevaar was.

Daardoor was de waarschuwing zinloos.

Een rad draaide rond in het water langs het strand. Een lijn liep ervandaan, gekrast in de grond. Daarboven spande een piepklein draadje tussen twee bomen, vlakbij de ingang van Thon. Het draadje knapte toen Cosmo ertegenaan rende.

Alle bomen sloegen als hamers tegen de grond. Leion was ruim op tijd weg, maar Cosmo’s vleugel werd geplet onder dikke lagen hout. De goden vochten tegen de natuur, maar het bewoog uit zichzelf om elke slag te ontwijken. Leion snapte het niet. Er was geen aanvaller te zien. Toch deed hun omgeving precies wat het moest om zichzelf te verdedigen.

Feria rende op Cosmo af, maar moest haar poten in het zand zetten toen een nieuw wezen middenin de kring sprong. De bomen waren nu een gevangenis. Cosmo zat vast. En vóór hen stond een grote, gespierde, zwartgevlekte jaguar, met tientallen gouden armbanden om zijn poten en samengesmolten diamanten als een kroon op zijn hoofd.

“We dachten bijna dat jullie niet zouden komen. Hadden we Bella voor niks moeten vermoorden.”

De Prijskat stond met de rug naar Leion. Ik heb één verrassingsaanval, dan is het gedaan, dacht hij. Zijn poten vonden een tak en knaagden het snel tot een vlijmscherpe punt. Hij stak het alvast vooruit en vond een stevig stuk om af te zetten voor de sprong. Maar dat is dom. Ik ben nooit sterker dan hij. En er zijn er vast meer.

Dus hij legde de tak weg. Zijn poten vonden een zacht stuk modder. Hij smeerde het over zichzelf tot hij eruit zag als een bever. In alle stilte plakte hij bladeren tegen zichzelf en schoof behending achter de boomstam die Cosmo tegen de grond pinde.

De Prijskat keek achterom. “En nu hebben we nog iemand te pakken.”

Hij tikte met zijn poot speels op Cosmo’s hoofd, waarna hij in een wilde slag achter de boomstam reikte. Leion zag de klauw langsgaan en een andere boom pakken, die de Prijskat met brute kracht bovenop Cosmo’s andere vleugel gooide.

“Waarom doen jullie dit?” vroeg Feria met vlakke stem. “Als het goud is dat jullie willen, dan kunnen we dat geven.”

De jaguar omcirkelde langzaam zijn prooi in de bomengevangenis. “We wilden ook goud. Het bedrag staat op jullie poort. Totdat we beseften dat we meer konden vragen.”

De Prijskat schoot plots vooruit en brulde. Eeris deinste achteruit, maar Feria bleef staan en keek ongeïnteresseerd.

“Ha! Dus het is waar? Jij kan de intenties van dieren lezen?”

“Ik doe geen uitspraken over mijn krachten, zeker niet tegen ontvoerders. Wat wil je van ons?”

“Had je mijn lieve bericht niet gekregen?”

“We kunnen niet—”

Een dun riviertje verscheen. Het verbreedde, duwde een paar bomen opzij, en maakte een cirkel rondom de groep, totdat het stevig genoeg was om het water te laten stromen.

Gulvi duwde met zijn snuit een vlot waarop Darus stond. Hij had diepe schrammen in zijn vacht en spetters bloed rond zijn poten. Zijn staart vloog al omhoog, klaar om de grond van de gevangenis met een klap te betoveren.

De jaguar brulde. Deze keer op zijn ware volume, en zelfs Leion schrok daarvan. “Als één van jullie nog een stap zet, zien jullie Bella nooit meer terug! Waag het niet je krachten te gebruiken. Waag niet te ontsnappen.”

Leion had inmiddels de hele boomstam afgelegd en kroop door de bosjes daarachter. Hij kon nog net zien en horen wat er gebeurde, maar een paar boomstammen verder en hij zou vrij zijn.

“We willen zien dat je Bella daadwerkelijk hebt,” zei Feria.

“Ha! Dat zou nog eens een truc zijn. Iemand anders ontvoert Bella en toevallig sturen wij dezelfde dag eisen.”

“We geloven het niet,” drong Feria aan, en nu pas merkte Leion dat ze met een schuin oog naar hem in de bosjes keek. “Waarom liet je niks weten over een ontmoetingsplek?”

De jaguar lachte, lang en zwaar. “Er is maar één ding dat de dieren onder jullie poot houdt. Jullie krachten zijn een mysterie. Ze vrezen voor jullie. Ik testte of de goden echt wistten wat er gebeurde in hun wereld. Ze zijn diep, diep, diep gefaald.”

Feria’s gezicht verraadde niks. Ze bleef de koninklijke vos die ze altijd was. Toch dacht Leion haar oren te zien trillen. Maar hij was dan ook getraind om lichaamstaal te lezen—vriend of vijand. “En weet jij wat er gebeurt in jouw wereld? Wij zijn inderdaad maar kleine goden. We kunnen geen beslissingen maken zonder de Oppergod te raadplegen.”

“Oppergod? Ga toch weg. Dat is een fabeltje van domme dieren.”

“Het is waar. Als het een leugen was, waarom zou de halve wereld het geloven? We moeten wachten tot hij een oordeel velt.”

Feria knikte. De meest subtiele beweging van haar hoofd. De goden waren van plan om niks te doen en de jaguar uit te horen. De jaguar liet in alles merken dat hij de overhand had en niet bang was voor een gevecht. Net zoals dat zijn rechterpoot sterker was dan zijn linker—hij gebruikte het veel meer—en dat hij niet goed kon zien wat er onder hem gebeurde—want hij keek steeds omlaag tijdens het lopen.

En Feria liet weten dat Leion haar goedkeuring had. Hij sloop langs boomstammen, langzaam als een slak, zijn lichaam draaiend alsof hij een doek was die eroverheen lag. Maar hij bereikte ongezien en ongehoord het einde van de spontane gevangenis.

En hij rende weg.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

7. De gevangenis

Als Cosmo het op zijn veren had, was hij niet bij te houden, zelfs niet voor Leion. Eeris probeerde hem uit de lucht te trekken en gilde. “Rustig aan!” “We hebben weinig tijd,”…