9. De laatste wens
De godenfamilie stond er maar zielig bij. En het was niet verdrietig, niet eens meer verrassend, maar teleurstellend. Vlak nadat Leion was vertrokken, hadden meer Prijskatten zich gemeld en de goden voor de zekerheid vastgebonden. Cosmo had zelf met een windvlaag de boomstammen van zijn vleugels gegooid—waarna hij extra goed was vastgebonden.
Het was stikdonker tussen de bomen. Het enige licht kwam van de maan die weerspiegelde op de diamanten, gedragen door de jaguars alsof het deel van hun vacht was. De Prijskat die hen als eerste aansprak had zich inmiddels voorgesteld als Kajar: één van de prinsen van Perza.
“Geef ons Bella terug,” zei Feria afgemeten. “En werk voortaan met ons samen. Met elkaar, Origina en Garda, kunnen we alles oplossen.”
“Jullie hebben één ding bereikt,” gromde Kajar. Hij hoefde geen moeite meer te doen om het beetje onzekerheid uit zijn stem te houden. “Ik ga nooit meer een god ontvoeren, want het enige dat ze doen is praten tot je dood neervalt. Je kent mijn prijs. Bella in ruil voor jullie vertrek van deze wereld. Als de Oppergod bestaat, was hij allang gekomen.”
Hij trok zijn klauw omhoog en bracht zijn nagels tot een haar van Feria’s ogen. “Jullie hebben tot zonsopgang om te accepteren, of Bella wordt verstopt op een plek waar niemand haar vindt.”
De goden vonden elkaars ogen in het duister. Ze hadden het moment al vertraagd, al veel langer dan ze voor mogelijk achtten. Maar binnenkort zouden de jaguars hun beloftes waarmaken. Ze wilden het niet doen, dat was duidelijk. Ze wilden dat alle goden weggingen, niet dat eentje stierf. Maar hun lieve zus konden ze natuurlijk niet achterlaten.
“Waar blijft Paraat?” fluisterde Feria.
“Geen idee, ik hoor nog niks,” fluisterde Cosmo terug.
De jaguar hoorde het en lachte. “Die komen niet, want jullie hebben geen enkele vriend meer over.”
“En jullie?” Feria probeerde alsnog vooruit te stappen, ondanks de touwen. “Half Preza is weggelopen naar ons vanwege jullie. Jullie hangen het Juradom aan, vraagt dat niet om broederschap en naastenliefde?”
“Niet iedereen is Juraad. Wij zeker niet.” Alle jaguars cirkelden rond de goden, van tijd tot tijd hun tanden likkend. Cosmo tikte Feria met zijn vleugels aan. Hij hoorde iets in hun omgeving.
Kajar speurde in de duisternis tussen de boomstammen. Maar hij zag geen leger, geen redding, alleen onschuldige vuurvliegjes en daarachter het dorp Thon dat ze inmiddels hadden leeggeroofd. Hoewel zijn Prijskatten inmiddels Thon in vuur en vlam hadden gezet, iets dat hij strikt had verboden.
“Vertel mij,” begon hij. “Jullie zijn nog steeds niet bang voor ons. Het is ijskoud, jullie hebben geen last. De verhalen vertellen dat toen de dinosaurussen uitstierven en de wereld bijna ontplofte, jullie rondrenden alsof het een mooie zonnige dag was.”
Hij stopte met cirkelen en beukte zijn voorhoofd tegen die van Feria. “Hoe ver gaan jullie krachten nou eigenlijk?”
“Als we dat vertellen,” gromde Feria. Ze moest zich flink inspannen om niet door Kajar naar achter te worden geduwd. “Laat je Bella gaan?”
“Je kent mijn prijs. Verdwijnen.”
“Maar we kunnen niet verdwijnen!” piepte Gulvi. Alle jaguars bevroren en draaiden naar hem. Kajar hoefde niet lang de goden te bestuderen om te weten dat het waar was.
Feria’s ogen konden Gulvi wel vermoorden, maar ze probeerde het nog te redden. “Daarom proberen we een andere oplossing te vinden!”
Eeris keek achterom en fluisterde. “Ardex? Ben jij dat?”
“Klaar met al dat geklets!” schreeuwde Kajar. Het werd langzaam lichter. De goden strompelden achteruit, allemaal tegelijk, schuivend en vallend over hun touwen.
Wat doen ze? dacht Kajar. Ze weten wat ik doe als ze wegrennen, als het al lukt. Hij was bang voor een valstrik en hield afstand. Maar de goden gingen door met achteruit lopen. Cosmo knikte een paar keer. Kajar zag zijn vleugel subtiel naar een plek buiten de gevangenis wijzen.
“Onderzoek de omgeving, opnieuw,” beval hij de rest. Waarom lopen ze achteruit? Met de rug tegen de muur?
Kajar verloor zijn zekerheid. Wat als Paraat wél kwam? Ze zouden alle Prijskatten moeiteloos afslachten. Ze zijn pas net aan land, de enige vluchtweg is terug naar Garda.
Maar hij mocht het niet laten blijken. Hij stapte voorzichtig om de afstand tot Feria te verminderen. Oh, maar wat als de vuurgod komt opdagen?
De onzekerheid moest in zijn gezicht zijn geslopen.
“Ja! Wees maar bang! Onze redders zullen jullie afmaken!” schreeuwde Eeris.
“Onzin,” zei hij snel. “De zon is al bijna op. En ik zie alleen een paar goden die zichzelf in het nauw werken.”
Ze kunnen niet verdwijnen van de planeet, dacht Kajar steeds opnieuw. Het duurde lang voordat hij realiseerde dat het echt waar was. En wat de gevolgen daarvan waren. Hij had een prijs gevraagd die de goden niet konden geven. De grootste fout die bestaat voor een Prijskat. De koning lacht hem uit als hij terugkomt. Nee, nog erger, verbant hem naar een eilandje ver weg van zowel Garda als Origina.
Tenzij … goden kunnen sterven, dacht hij. Het was de enige hoop die hij had. Maar als het waar was, zou het alle oorlogen vanaf nu veranderen.
De goden stonden helemaal in de hoek van de gevangenis. De Prijskatten hadden hen onbewust gevolgd en stonden nu precies in het midden, ver van de randen. We zijn stom geweest, dacht Kajar meteen. Ze hebben ons kwetsbaar gemaakt voor een aanval van de zijkant!
Maar de aanval kwam niet.
Feria keek in alle richtingen, keek smekend naar Cosmo alsof hij het kon veranderen, maar geen onverwacht leger stormde binnen. Cosmo moest met hangende vleugels toegeven dat het geluid klonk als de honderden voetstapjes van de Bergdwalers, niet bepaald een formidabel leger tegenover jaguars, en dat hij het inmiddels bijna niet meer hoorde.
De zon was op. Kajar lachte en wees ernaar.
“Dus jullie kunnen niet weg van deze plaeet?”
“Geloof me,” snauwde Cosmo. “Als de weg bekend was waren wij nu al terug in’t hemelpaleis.”
“In dat geval … heb ik een andere prijs.” Kajar kon zijn geluk niet op. De goden waren kwetsbaar. Voor het eerst trilden Eeris’ lippen en stonden Darus’ dikke haren stijf overeind.
“Het is simpel. Liever dan jullie verdienen. Vertel ons hoe we jullie definitief kunnen doden.”
Enkele bomen vlogen in brand. “Ardex?” riep Feria. “Help!”
In plaats van een tijger kwamen er nog meer jaguars, deze keer met fakkels in hun bek. De zon was definitief opgekomen. Ze konden er niet meer omheen, ze konden het niet langer uitstellen. De prijs was veranderd naar eentje die ze wél konden betalen.
En zoals Kajar had verwacht, wilden ze alles betalen voor hun geliefde Bella.
Feria liep verslagen naar hem toe. Ze fluisterde precies hoe de goden konden worden verslagen. Maar dat, beste lezer, durf ik nu nog steeds niet te herhalen, zo vreselijk was het geheim. Ooit ontdek je het zelf en huil je met mij mee.
Kajars bek viel open, zijn tong hulpeloos naar buiten. Zijn nagels schoten uit zijn poten, weer erin, en toen weer eruit. Toen hij zichzelf weer onder controle had, keerde hij tot zijn soortgenoten en knikte.
Een lange doodse stilte volgde tussen de goden en de Prijskatten. Maar Kajars glimlach werd steeds groter. Een lach bouwde zich op, harder en harder, die ontplofte toen de gevangenis wegviel en Bella door de jaguars naar voren werd gesleept, want hij wist dat hij definitief had gewonnen.
Hij moest misschien vertrekken uit Origina. Zij waren met weinig en hadden geen veilige plek, terwijl de goden nu alles zouden inzetten, ook Paraat, om hen te vernietigen. Maar hij had gewonnen.
Ze lieten Bella vallen op een veilige afstand, alsof ze niets meer was dan een kledingstuk dat je uitgooide. En daarna renden de jaguars als één bange kat terug naar Garda, over de ruggen van stekelige Oerschildpadden aan de horizon.
En Bella kroop over het zand. Ze strompelde uitgeput over de modder en gebroken takken, haar vacht op verschillende plekken kaalgeplukt, totdat ze trillend tegen de warme lichamen van haar familie viel.