2. Het nieuwe plan

Om te zeggen dat meerdere dromen in rook waren opgegaan, was zacht uitgedrukt.

Pika duwde haar snorharen in Prins’ vacht en huilde zonder tranen. Zodra de gevaarlijke regen was gestopt en het vuur genoeg gedoofd, liepen ze terug, op zoek naar een blad of een tak die het had overleefd.

Ze vonden slechts as en de lichamen van twee mensen.

“Mensen zijn niet alleen raar, ze zijn ook dom,” zei Pika.

“En ze zijn net gestorven,” zei Prins, die zag dat er misschien nog gras onder het lichaam lag, maar de mensen niet opzij wilde duwen.

“Welke diersoort doet zijn uiterste best om zichzelf op vreselijke manier te vermoorden?” Pika keek naar Prins alsof hij daar het antwoord op moest hebben.

“Dat doen ze niet. Ze proberen weg te komen voordat het hier nóg vreselijker wordt.”

“Ja, en ze laten ons lekker achter!” Prins legde zijn kin weer bovenop haar zachte vacht. Zolang we elkaar maar hebben, dacht hij. Zolang Pika nog naast hem hupste wilde hij haar elk moment knuffelen.

Maar je kan niet leven van alleen maar liefde, beste lezer, hoe graag al die andere sprookjes je dat ook willen laten geloven. Hopelijk vertellen mijn verhalen hoe het leven écht is. Ik zal mijn eigen fouten niet verbergen. Want als ik die niet had gemaakt, was alles anders geweest.

Dus met hun vermoeide lichaam zochten ze naar de volgende ster. Prins was al blij dat er niet opnieuw een raket opsteeg.

De wind bleef aanzwellen. Meestal rook het muf en gassig, maar soms pikte hij een frisse ijswind op en wist dat ze in die richting moesten.

En daar bleek een volgend nadeel van de zwarte lucht. Ze botsten op volle snelheid tegen een boomstam die ze niet hadden gezien. De boom trilde en kraakte. De stam was niet veel dikker dan hun lichaam en vertakte zich al snel tot vijf kleinere takken, elk de trotse eigenaar van twee aangevreten bladeren.

Of een koala. “Wie valt mijn boom aan?”

Het duister was zo dik dat ze elkaar recht aankeken zonder het te weten. “Twee hongerige hazen,” zei Prins omhoog. “Mogen we alsjeblieft een paar bladeren?”

“Je mag ze allemaal hebben.”

“Echt?”

“Zie je, dat zou een mens nou nóóit doen,” fluisterde Pika.

“Ze zijn giftig.”

“Oh.” Pika hield haar snorharen weer bij haarzelf.

De grond trilde. Een grijs dier met oren als knuffelvleugels en een zwarte ovalen snuit waggelde naar hen toe. De pootafdrukken in de grond leken veel op mensenhanden.

“Bijna alle bladeren zijn giftig,” zei ze treurig. “Ze ademen de lucht in om te groeien. Maar als de lucht zo vies is …”

Haar ogen vielen dicht. Ze liep naar de boomstam en gaf het een knuffel, maar klom niet terug omhoog.

“Wat doe je?” Prins tikte met zijn poot tegen de bladeren die er inderdaad verschrompeld en ziek uitzagen. De fluithazen hadden vrij snel besloten dat ze nog wel iets langer konden wachten.

Het antwoord kwam pas toen de koala haar ogen weer opende. “Koud. Knuffelen met bomen houdt me koud.”

De hazen probeerden het ook. Maar ze konden de stam niet grijpen zoals zij. En het schuren tegen het hout maakte het juist warmer.

Toen ze opzij keken was de koala opnieuw aan het slapen. “Nou, sorry dat we stoorden,” fluisterde Pika. Geen reactie. Ze keerden hun rug en renden verder.

“Oh jullie storen niet hoor.” De koala klom in de boom en hing aan een tak, die boog zodat ze precies boven hun hoofden hing. “Ik ben al blij dat ik weer met iemand kan praten.”

Prins vergat vaak hoeveel geluk hij had als fluithaas. Na de Babbelbroers sprak geen enkele diersoort nog elkaars taal, maar de konijnen waren de uitzondering. Ze vertelden nooit hoe dat kon, maar als afstammeling konden zij de meeste dieren nog verstaan.

“Ik ben Akoa. Ik wil met jullie mee.”

“Je weet niet waar we heen gaan.”

Akoa fronste. “Waar alle dieren heen gaan. De raketbasis in Apranië.”

“En bovendien,” zei Pika snel, “hebben we geen water of eten voor twee, en zeker niet voor drie.”

Akoa boog nog verder naar beneden, zodat ze al slapend op de grond kon rollen en naast de fluithazen eindigde. “Oh, ik heb nauwelijks water nodig. Koala is oudduifs voor drinkt niet.”

“We gaan je niet dragen,” zei Prins, “dus blijf wakker.”

“We doen helemaal niks!” Pika floot onbedoeld. “Ik ga niet in de armen van die moordende mensen huppelen.”

Akoa stak haar voorpoten in haar buidel, die opende aan de onderkant, wat eruitzag alsof ze probeerde te koprollen. Dat deed ze ook, want ze viel weer in slaap. Uiteindelijk hielden haar vijf vingers een plat rechthoekig voorwerp vast.

“Dit noemen mensen een pasje. Hiermee kan je op een raket komen zonder dat mensen je ooit hoeven te zien.”

“Hoe kom je daaraan?” Pika snuffelde en likte aan het plastic.

“Ik ben lid van de raketvereniging.”

“Echt?”

Akoa lachte en sloeg haar voorpoot tegen haar dij. “Natuurlijk niet! Deze lag in de buurt van de basis.”

Prins begreep nu pas wat Akoa eigenlijk vroeg. “Je wilt met ons mee, want we moeten je dragen, of niet?”

“Ik ben te langzaam in mijn eentje. En er staan geen bomen die ik kan buigen in de buurt.”

Akoa stapte vooruit en legde een zwarte hand op hun schouders. “Er is hier niks meer. Zelfs als je een boom vindt, is het bijna oneetbaar. Alle andere koala’s zijn al vertrokken … of dood.”

Het drietal keek elkaar om de beurt aan. Akoa lachte en kwam nog dichterbij. “De mensen nemen hun huisdieren mee. Schijnt een hele lange discussie over te zijn geweest, zo lang dat ik erbij in slaap viel!”

“Dat verbaast me niks,” zei Prins.

Akoa kuchte. “Hoe dan ook, er is genoeg eten in zo’n raket en ze zullen denken dat je bij iemand hoort.”

Pika keek om haar heen. De wereld was eindeloos duister. Daarboven moest weer zon zijn, licht, schone lucht. Het kon nooit slechter zijn op andere planeten. Ze zuchtte en schuurde langs haar partner.

“Mensen zijn echt dom, maar het komt nu wel goed uit. Zolang we uit hun buurt blijven, breek ik graag in bij zo’n stalen buis.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

2. Het nieuwe plan

Om te zeggen dat meerdere dromen in rook waren opgegaan, was zacht uitgedrukt. Pika duwde haar snorharen in Prins’ vacht en huilde zonder tranen. Zodra de gevaarlijke regen was gestopt en het…