3. De glibberige missie
Hazen waren niet gemaakt om koala’s te dragen.
Ze probeerden Akoa op hun hoofden te laten staan, maar daar gleed ze steeds vanaf. Toen gooide Prins haar als een lap stof over zijn rug, maar ze was te zwaar en schraapte met haar klauwen steeds de grond.
Uiteindelijk hadden ze haar boompje uit de grond getrokken. Akoa knuffelde een van de bovenste takken, terwijl de hazen op twee lagere takken kauwden en het geheel meesleepten.
Gelukkig kwamen ze snel bij een helling. Ze liepen nu over wat vroeger de zeebodem was, dus de helling moest wel naar een strand leiden, en even later naar Raketa.
Prins zuchtte, plantte de boom weer in een scheur in de grond, en tikte Akoa aan. “We kunnen niet springen met jouw gewicht erbij.”
“Geen probleem, geen probleem.” Ze rommelde weer in haar buidel en vond een touw, gevlochten door mensenhanden, gerafeld door de tijd. Het ene eind bond ze vast aan haar tak, de andere gaf ze aan de hazen.
“Trek me omlaag, zo ver je kunt.” Tanden op het touw, bogen ze de tak totdat hij op spanning stond.
“Tot zo!” Akoa liet los. De tak schoot terug omhoog als een elastiek en vuurde haar af, de zwarte hemel in. Prins keek haar verschrikt na. Toen ze buiten zicht was hoorde hij een plof en begon zelf aan de klim omhoog.
In de verte zag hij een nieuwe ster. Voorzichtige zonnestralen, twee maar liefst, die groene plekken belichtten. Ik heb dit plan gekozen, dacht hij. De mensen gaan ons helpen, dus we gaan ervoor.
Iets bovenaan de helling lichtte op. Het begon met grijze rook, maar werd al snel geel en oranje verlicht, totdat grote vuren een nieuwe raket lieten zien die klaar stond om te vertrekken. Akoa was een klein zwart silhouet tussen alle rookwalmen.
De hazen sprongen omhoog, maar stopten toen een witte vlek Akoa aanviel.
Pika’s ogen stonden groot. “Moeten we dit wel doen?”
“Ja, we doen dit,” zei Prins. “We hebben één kans, we nemen nu niet het hazenpad.”
“Het blijven mensen. En wat als onze buis ook ontploft? Het is gevaarlijk!”
“Houd nou eens op over die mensen.” Prins volgde de witte vlek die Akoa verder meenam richting de raket en sprong ernaartoe. “Dit is onze kans op een mooie toekomst.”
Eenmaal boven zagen ze dat het geen witte vlek was, en ook geen mensenhand, maar een pinguïn. Het glibberde over de hete grond, terwijl Akoa versuft op haar rug lag.
“Sorry, kan niet stoppen!”
“Wat zegt ie?” Akoa keek naar de hazen.
“Dat we haast moeten maken,” riep Prins. De raket trilde al en leek elk moment op te stijgen. Hoe komen we daar ooit in? dacht Prins. Niet vanaf de onderkant, die staat nu in brand.
Toen zag hij de lange trap die naar een hoog platform leidde. Maar daarvoor moesten ze eerst langs de Hanghekken. Hij voelde naast zich, maar Pika was er niet.
Ze hield de pinguïn staande door tegen hem op te springen. “Weet jij waar we water kunnen vinden?”
“Wist ik het maar,” zei hij. “Waar al het ijs heen is gegaan. Ik ben Pinpin en ik ben mijn familie kwijt.”
“Waar kom jij vandaan dan? Daar is het vast kouder. Dan gaan we daarnaartoe.” Pika’s stem werd steeds hoger en sneller.
“De Noordelijke IJsplaten. Ze zijn allemaal weg.”
Prins duwde haar en de pinguïn met een machtige sprong richting de Hanghekken, richting de raket die was begonnen met aftellen.
“Ik hoop maar dat hij sorry heeft gezegd,” zei Akoa. “Ik heb al weinig ribben, ik hoef ze niet te breken vanwege een losgeslagen pinguïn!”
“Ja, ja, ja, hij zegt sorry,” ratelde Prins, “en hij biedt ook zijn rug aan.”
“Waarvoor?”
Prins duwde Akoa op de rug van de pinguïn. Na een zetje van de hazen gleden ze rechtstreeks naar de hekken. Hij en Pika volgden met grote sprongen. Maar het was de vraag of ze erdoorheen kwamen.
Toen Apra tijdens het Tweede Conflict werd aangevallen, bouwden ze de Hanghekken. De hekken hingen van hoge pilaren, zodat onderin een kleine opening zat voor kleine diersoorten, maar elk groot gevaar buiten hun terrein bleef. Zelfs als dat betekende dat de apen er zelf ook niet meer uit konden. Heel Apranië was zo versplinterd in afgesloten stukken.
En de angst van Prins werd waarheid toen de pinguïn tegen het hek botste en halverwege bleef vastzitten. Akoa greep met haar klauwen het gaas en probeerde de opening te verbuigen tot iets groters, maar de Hanghekken waren gebouwd om véél grotere gevaren te weerstaan zonder buigen of breken.
“Aaaah!” Prins maakte vaart, sprong, en rolde zich op. Als een bowlingbal snelde hij op de pinguïn af, botste tegen zijn kont, en duwde hem los.
Het viertal schoof kreunend onder de Hanghekken door, maar verspilde geen seconde meer. Prins keek omhoog. Er moeten ingangen zijn waar wij doorheen passen, dacht hij.
Een dichte metersdikke poort gaf toegang tot de lancering. Akoa pakte het pasje en haalde het langs een glazen vierkant, keer op keer, voorkant, achterkant, zijkant, tot ze eindelijk een bliep hoorden en het vierkant groen werd.
Een stalen trap met treden vol gaatjes leidde naar een platform op tientallen meters hoogte. De hele omgeving was grijs, bedekt met steen en geleegd van alle bomen of planten. Achter de raket stond een klein huisje. Binnenin wisselden honderden lampjes in verschillende kleuren tussen aan en uit.
De pinguïn hopte langzaam omhoog. Soms gleed hij weer een paar treden omlaag. De fluithazen zouden snel een voorsprong krijgen, als Akoa niet met haar linkerklauw Pika’s staart had gepakt, en met haar rechterklauw die van Prins. Als een veel te zware rugtas droegen ze haar mee.
“Is er water in dat ding?” vroeg de pinguïn. “Waarom lopen we omhoog?”
Er was geen tijd om te antwoorden. De raket steeg op. De fluithazen stonden bijna bovenaan, twintig treden boven Pinpin.
“Vlieg dan!”
“Wist ik maar hoe!” De pinguïn wapperde zijn gladde zwarte vleugels, maar Prins zag meteen dat het meer de vinnen van een vis waren, en dat hij geen lucht eronder zou krijgen.
Prins stond bovenaan. Akoa en Pika volgden. Pinpin kwam nooit op tijd.
De raket schoof langs hen en bracht vuurwolken mee.
“Zoek dekking!” riep Akoa.
“Wat zeg je?” riep Pinpin terug.
De fluithazen doken in een opening en trokken Pinpin ruw mee, vlak voordat het vuur hen levend zou hebben verbrand.
Maar het was geen opening in de raket.
Het was een opening in de lanceringstoren ernaast, waarvandaan ze hun vluchtvoertuig de sterren zagen zoeken.