9. De twee werelden
Mindy had altijd gedacht dat ze chaotisch was, maar slim, logisch en wetenschappelijk. Tien stappen voor de opening van de raket ontdekte ze dat dit een leugen was en dat mensen de domste dingen doen als ze onder druk staan.
Wie zou in hemelsnaam zijn ticket weggeven als hij wist dat over een half uur dit hele land werd opgeblazen? dacht ze. Is hij gek? Of ben ik gek?
Achter haar gingen tientallen mensen met elkaar op de vuist. “Ik ga niet aan boord met een vuile Juraad!”
“Wat hebben we jou ooit misdaan?”
“Ga lekker in een gat in de grond leven, dáár horen jullie thuis.”
“Oh? Zeker omdat ik een gekleurde huid heb?”
Mindy hoorde een klap, een schreeuw, en liep met handen tegen de oren naar de rij voor de andere raket. Ze kon vast een smoesje verzinnen waarom het getal op haar ticket niet klopte.
En wie heeft er nog goudstukken? dacht ze. Volgens mij alleen de hoogste ministers van een paar landen. We betalen al eeuwen digitaal. Maar de man was oud, misschien had hij iets bewaard van vroeger.
Zij wist dat de dieren speciaal waren. Maar hij kon dat niet weten. Ze zag weer de schattige gezichtjes van de haas en de koala.
“Wat ben ik aan het doen?” zei ze hardop. “Die dieren zijn bewijs dat er een hele intelligente wereld is die wij niet kennen.”
Als een natgeregende zwerfkat tussen twee raketten, veranderde ze haar plan. Ik twijfelde jarenlang over mijn kooi. De natuur hebben we niet eens een keuze gegeven. Ja, ze zullen over me praten, als de enige mens die opkwam voor het juiste.
“Wacht!” Ze rende naar de poort waardoor de man was gelopen. Daarbuiten was het meteen pikkedonker en struikelde ze over een dikke tak. Ze greep haar mobiel om bij te schijnen. Diepe voetstappen stonden in de natte modder. Ze volgde het spoor, totdat ze haar zaklamp niet meer nodig had.
De man stond naast een goed verlichte helikopter om een stapel kooien en andere spullen in te laden.
“Wacht!” schreeuwde ze opnieuw. De man keek op, maar stopte zijn werk niet.
“Afspraak is afspraak!” Hij keerde om, maar toen Mindy te dichtbij kwam trok hij een geheim pistool van achter zijn rug.
De volgende raket steeg op. Hierbuiten was minder bescherming tegen de storm en Mindy voelde haar kleding als een wurgslang om haar lichaam trekken. Elke zin moest geschreeuwd, zelfs nu ze een paar meter van elkaar stonden.
Ze gooide het ticket en de geldzak terug. “Ik hoef het niet. Geef me de dieren.”
“Ik ben niet het soort persoon om de levens van mooie jongedames te verspillen. Maar blijf hier staan en u laat mij geen keuze.”
Mindy wist niet wat ze moest zeggen. Ze werd overspoeld door regen en moest zich staande houden met een kleine zwakke boom in haar rug. Het pistool richtte op haar gezicht. Zo bang als ze zich nu voelde, zo bang moesten dieren ook zijn als op hen werd gejaagd.
Een terreinwagen scheurde over het veld met piepende banden en botste tegen de helikopter. Een van de achterste wieken vloog los en sneed als een zwaard door het dak.
Nee, geen piepende banden, piepende hazen. De schattige kopjes van tientallen beesten staken aan alle kanten uit.
Een lange grijze baard hing uit het raampje. “Welke idioot parkeert hier een helikopter? Verdraaide mensen! Vernielen het dak van je auto.”
Mindy gebruikte de afleiding om de kooi met Prins en Akeo te pakken. Tegen de tijd dat de man het zag, sprong ze aan de andere kant in de terreinwagen.
“En wie ben jij dan wel?” Aliber sloeg zijn voet tegen het pedaal en schoot weg. Kogels maakten deuken in de achterdeuren.
“Ik ben de stagiaire die ze beter hadden moeten betalen.” Ze drukte de kooi tegen haar borst alsof het een baby was die warmte en liefde nodig had. Prins probeerde langs haar te kijken of Pika achterin de auto zat.
Terwijl druppels de voorruit wazig kletterden, raceten ze naar de lichten van de basis. “Zag ik nou goed dat jij je ticket hebt weggegooid?”
“Eh—Heb jij er toevallig twee?”
“Ik heb er nul.”
Mindy zat rechtop met mond open. “Oh, god, ik ben zojuist zelf in de auto van mijn kidnapper gestapt, ik ben zo dom, zo dom.”
“Wat? Ik ben geen kidnapper. Ik ben … lui en onvoorbereid.”
Mindy en Aliber grepen tegelijk een hendel aan het plafond om niet uit de auto te vallen bij een scherpe bocht. “Zonder waarschuwing van de beesten had ik nu in bed liggen dromen.”
De poort van de raketbasis kwam eerder dan verwacht. In een regen van vonken en schrapend metaal barstten ze erdoorheen en reden direct het terrein op.
“Het heet niet voor niets een terreinwagen,” mompelde Aliber. Twee raketten stonden er nog. Er was te weinig personeel over om een probleem te maken van de slingerende auto. Er waren zelfs te weinig mensen om aan te rijden.
Mindy trapte honderd meter voor de raketten op de rem. Ze keek naar Alibers lange doorregende jas. Ze zag haar eigen veel te grote labjas.
Een minuut later liepen twee mensen, een grijze baardman en een warrige jongedame, met wel héle brede en volle bovenlichamen naar de raketten. Ze namen de trap naar het hoge platform met drie treden tegelijkertijd. Twee fluithazen popten boven Mindy’s kraag uit. Ze blies uit haar neus in een poging de beesten omlaag te krijgen, maar het paste niet.
“Ticket?” De jongen was van haar leeftijd en had niet lang nodig om haar verregende gezicht te herkennen, ondanks het lichaam dat van geen kant klopte. “Mindy! We zochten jou! Wat doe je hier?”
“Nou, eh, dit is mijn …”
“Vader. En ze gaat mee op mijn pas.”
“Maar … maar ik dacht dat we samen, je weet wel, op de knop drukken en achterblijven en …”
“Ach, hè, poeh,” Aliber gebruikte alle korte woordjes die hij kende. “Jonge liefde, is’t nie waar? Maar uiteindelijk moeten we—”
Het gezicht van de jongen verharde. “—een geldig ticket laten zien.”
“Drie minuten tot wapens van Kran,” herhaalde de speaker. “Eén minuut tot lancering.”
Mindy en Aliber keken naar elkaar. De jongen draaide om en begon de raketdeuren te sluiten. Mindy greep zijn pols. “Alsjeblieft, we hebben jarenlang samengewerkt, alsjeblieft.”
“Regels zijn regels, iets dat jij blijkbaar niet begrijpt.” Hij prikte zijn vinger hard tegen de vele bobbels in Mindy’s jas.
Tot ieders verbazing schoot een grijze poot omhoog. Een zwarte vijfvingerige hand die nogal leek op een mensenhand, maar het niet was.
Akoa twee gestolen pasjes vast.
Mindy lachte. Zij pakte er een, Aliber pakte de ander.
“Ik zou nu graag in mijn raket stappen.”
Maar een stem riep van achter de deur: “We hebben maar ruimte voor één passagier. Meer dan dat en we mogen simpelweg van het systeem niet opstijgen.”
Mindy verspilde geen seconde. Ze duwde Aliber vooruit en rende over de brug tussen de platforms—naar de andere raket. Links en rechts vielen dieren uit haar jas. Ze had geen tijd om achterom te kijken. Geen tijd voor omlaag kijken en hoogtevrees krijgen. Alleen maar oog voor die raketdeuren.
Het aftellen begon al.
Een pinguïn sprong voor haar uit en schoof over de grond. Hele groepen hazen gebruikten hem als vlot over de gladde metalen buizen. Mindy moest er ook aan geloven en greep zijn staart. Onder haar schreeuwde de jongen dat ze moest worden tegengehouden.
Samen gleden ze door de deuren. Ze sloten en knelden Mindy’s schoenen. Ze strikte haar veters los en maakte dat ze wegkwam voordat haar schoenen werden geplet tot een papiertje.
De laatste twee raketten stegen op, als tweelingssperen tegelijk gegooid door een reusachtig sterke god. De zwarte lucht zat vol gaten gemaakt door de vorige raketten. De wereld onder hen kreeg meer zonnestralen dan het in eeuwen had gehad. Het mocht een minuut genieten voordat de wapens van Kran zouden komen.
Maar toen ze eindelijk boven de wolken kwamen, boven de wereld van eindeloze duisternis, had Mindy maar oog voor één ding. Haar fluithaas die zijn poot tegen het raampje plaatste. En een andere fluithaas, aan de overkant, in de andere raket, die reageerde met haar eigen poot tegen het raam.