10. Epiloog

Dilova kon haar ogen niet geloven toen ze een uitnodiging kreeg om naar Atheeni te komen. De herfst was aangebroken. Iedereen mocht samen met de goden het start van het nieuwe seizoen vieren.

Maar Dilova was speciaal, want zij mocht eerder komen en met de goden zelf overleggen. Sinds die eerste duikvlucht had ze het opnieuw geprobeerd, deze keer vanuit takken of vanaf de Bijnabergen. En het lukte. Ze kon vliegen, ze kon bijsturen naar boven, ze kon eeuwig vliegen boven alles.

Nou ja, totdat ze moe was en eten nodig had. Ze leerde het aan de andere vogels, maar niet iedereen kreeg het voor elkaar. De meeste waren nog steeds bang om te vallen en daardoor vielen ze juist. De dieren hadden al een woord verzonnen: duikende vogels werd al snel duiven.

Als trotse eerste wezen van haar soort, stapte ze op het plein met de goden. Wauw wauw wauw, dacht ze herhaaldelijk. De grond bestond uit warme gekleurde stenen die alle goden uitbeeldden. Eromheen stonden pilaren waarin symbolen en tekeningen waren gekerfd die ongetwijfeld Eeris’ sprookjes vertelden, met haar welbekende klimop om het af te maken. De onderkant van de pilaren was onzichtbaar door de bergen roodbruine bladeren. In buidels verspreid over het plein lag voedsel voor alle dieren.

Maar de goden merkten niet eens dat Dilova er was.

“We moeten samen sterk staan,” zei Eeris. “Vrienden zijn van onze onderdanen. Bescherming bieden, troost bieden.”

“Voor de zoveelste keer,” zei Bella, “wij zijn de goden en zij zijn het niet. We moeten niet spelen alsof we de beste van maatjes zijn.”

“Jij loopt inderdaad nooit tussen de dieren,” beet Eeris toe, “maar ik hoor elke seconde van elke dag hoeveel ze ons haten, wat we allemaal verkeerd doen.”

“Ja, en die ene keer dat ik op bezoek ga bij de olifanten in het Zuiden—lekker kletsen om onze band te verbeteren—moet ik halsoverkop terugkomen omdat jullie er een rotzooitje van hebben gemaakt!”

“Zusjes,” zei Ardex luid, terwijl zijn tijgerpoot tegen een pilaar stootte. “Hoe vaak moet ik jullie hieraan herinneren? Dit is wat vader wilde. Onrust, verdeling, totdat we onszelf ten val brachten. Samen sterk staan betekent meer dan elkaar op het laatste moment te hulp schieten als iemand het heeft verpest.”

“Ik had het niet verpest,” zei Eeris. “Ik had het hélemaal onder controle.”

Cosmo zuchtte en vloog naar het midden. “We zijn familie. Laat ons gedragen als familie. Vertrouw elkaar. Ik ga Ardex niet vertellen hoe vuur werkt, ik vertrouw dat hij er het meeste van weet.”

Darus glimlachte. “Oh, ja, als iemand mij weer een lesje geeft over steen verban ik hen voorgoed uit mijn gebergtes.”

“Niet alle gebergtes zijn van jou.”

“Ik stel voor,” zei Bella zo luid mogelijk, “dat we het anders aanpakken. Ten eerste, tja, moeten de Dracs echt verzacht en verbeterd. Eén trede per keer, zou ik haast willen zeggen.”

Alle goden knikten instemmend. Dilova knikte mee buiten zicht. “Daarnaast zijn wij maar met zeven en de wereld is groot. De dieren vormen zelf al groepen. Op basis van vriendschap, hetzelfde eten of dezelfde leefstijl. Waarom staan we niet toe dat zij zelf leiders kiezen en regels instellen? Zij vormen groepsgevesten en wij zijn slechts de lijm die alles bij elkaar houdt.”

“Prima idee,” zei Darus, “maar hoe wil je de Dracs verzachten? Als je iemand vermoord, verbrandt Ardex je maar voor de helft? Of als je steelt krijg je alleen een boze preek?”

“Ik denk dat we van het vuurthema moeten afstappen,” zei Eeris. “Inpakken in bladeren?”

“Puh,” zei Ardex, “vuur is het beste thema.”

Bella’s hoofd draaide razendsnel en zag Dilova meteen staan. Ze kuchte en sprak met warme stem: “Volgens mij hebben wij een bezoeker.”

“Oh, ja, hoi, ik wilde niet storen.”

“Hoe gaat het met je vader?”

“Beter. Soms. Hij kijkt niet meer de hele dag omhoog. Soms zegt hij iets anders dan er was niks.”

Bella keek treurig. “Vervelende dingen als deze die moeten we dus echt voorkomen.”

Cosmo leek te willen schreeuwen, maar hield zich in. “Hoe moet ik wezens ooit begeleiden, als ze dingen plots bedenken zonder reden? Een Oppergod waar zij dan helemaal in gaan geloven?”

“Ik weet het ook niet. Maar we zullen het moeten leren. Geen wezen mag leven in zoveel angst dat snel hun geest erdoor breekt.” Langzaam liepen alle goden naar het midden van het plein. Een voor een botsten ze hun snuiten, of snavels, tegen elkaar.

“Ik hou van jullie, vergeet dat nooit,” zei Bella zacht. “We hebben elkaar.”

“Ik zou willen dat Hanah hier bij was,” mompelde Eeris.

Wie is Hanah? dacht Dilova. Ze had de neiging om tussen de knuffel te springen, maar ondanks alles zag ze de goden nog steeds niet als “beste maatjes”. Daarvoor waren ze te machtig, konden ze elk moment de hele wereld in een andere richting toveren. Of jou alsnog in brand steken.

Ze sprak met de goden over de duiven. Als echte vogels kregen zij toestemming om overal naartoe te vliegen, want ze nemen geen gebied in.

De Gosti waren allemaal op tijd weg, maar de andere diersoorten waren veel leden kwijtgeraakt tijdens de ramp met de trap. Dilova kon vertellen dat ze inderdaad boos en verdrietig waren, maar ook begrepen dat het niet hun schuld was.

Ze adviseerde de goden om hun poorten toch weer open te zetten voor iedereen, de Troon van de Toekomst die mooie plek te maken waarover zij als kind had gehoord.

De Oerschildpadden hielden zich netjes aan de afspraak en leverden geen problemen meer op. Maar schijn kan bedriegen, beste lezer, daar kan je vanuit gaan bij die arrogante Abrahon.

De volgende dag kwamen duizenden dieren naar Atheeni om samen te vieren dat de herfst was aangebroken. De goden drukten hen op het hart dat ze nooit bang hoefden te zijn voor een oneerlijke straf. Dat ze altijd naar hen toe konden komen met een probleem. Dat hun bedoelingen goed zijn.

Hoewel sommige dieren ook andere bedoelingen hadden.

Dilova vloog nietsvermoedend door de hemel. Elke keer dat haar vleugels wind konden strelen voelde nog als magie. Cosmo kwam vaak genoeg langs haar vliegen. Vaak zei hij niks, maar zag ze de plezierogen boven die indrukwekkende oranje snavel. Maar nu ging ze alleen de maan tegemoet, toen onder haar een groepje slangen tussen pilaren doorglibberden aan de rand van Atheeni. Ze sloegen ertegenaan tot ze loskwamen, wikkelden hun slangenlijf eromheen, en namen ze mee.

Naar Abrahon die in de zee wachtte. “We zullen wraak nemen, maak je geen zorgen,” zei hij.

“Maar de goden verbranden jullie als je uit de zee durft te komen!”

“Ja, we houden ons aan de afspraak, netjes en braaf. We hebben een andere manier gevonden om te groeien totdat we de goden voorgoed kunnen vernietigen.”

 

En zo ging het leven door …

Ander verhaal?

Deze knoppen gaan naar de verhalen hiervoor (links) en hierna (rechts).

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

10. Epiloog

Dilova kon haar ogen niet geloven toen ze een uitnodiging kreeg om naar Atheeni te komen. De herfst was aangebroken. Iedereen mocht samen met de goden het start van het nieuwe seizoen vieren. Maar…