3. Het schuldige schild

Toen Eeris deze keer langskwam, kon Dilova niet inschatten of het goed of slecht nieuws was. Het bleek geen enkel nieuws. Ze begroette iedereen vriendelijk. Ze keek niet eens naar de trap en deed alsof die er altijd al stond. Geduldig hoorde ze het geklaag over de eierdief die nog steeds actief was.

Sinds die ene keer dat Dilova een tijdje kon vliegen—toen ze toevallig door de Spookvogel omhoog werd gezogen—zocht ze dag en nacht naar iets dat daarop leek. Vader zei dat ik niet met de goden moest praten, dacht Dilova. Dat ze nog veel sneller moesten werken nu Cosmo hen had ontdekt. Maar Eeris kan toch wel? Zij is anders dan die andere goden.

Haar vleugels waren moe van proberen te vliegen en haar poot van proberen te staan. Maar ze wilde zó graag. Ze keek elke dag omhoog, en vader dacht vast dat ze de trap bewonderde, maar ze zag alleen haarzelf die tussen de sterren zweefde. Sterren die eindeloos ver weg leken.

Dus ze wachtte op een lage tak totdat Eeris dichtbij was. Ze fluisterde: “Eeris, ik heb een vraagje.”

Eeris bracht haar hoofd tot vlakbij de hare, zelfs als haar nek daarvoor in kronkels moest. Zij fluisterde ook: “Waarom fluisteren we?”

“Niet belangrijk. Ik zoek een plek waar ik omhoog word geduwd. Zodat ik beter kan oefenen met vliegen. Ken jij zoiets? Jij bent overal geweest toch?”

“Niet overal. Maar je hoeft niet ver te zoeken. Cosmo’s troon is middenin de Gigageisers. Daar spuwt soms hete lucht uit de aarde omhoog. Daarmee is al het leven begonnen, kan je het geloven?” Eeris praatte steeds enthousiaster. “Maar kunnen we stoppen met fluisteren? Het doet pijn aan mijn stem.”

Dilova twijfelde en plukte aan haar veren. Maar Eeris keek haar zo lief aan. “Vader mag niet weten dat ik met je praat.”

“Waarom niet?”

Ze zag Fiante in haar ooghoek. Hij liep langzaam haar kant op. “Ik zou aanraden om een kijkje te nemen bij de Midterrazee,” fluisterde Dilova snel, waarna ze naar een hogere tak sprong, en Eeris snel de andere kant opkeek.

“Ah, weer een zogenaamde inspectie van de trap?” zei haar vader.

“Eh, ja, en ik moet zeggen dat de trap er niet bepaald stevig uitziet. Het is gevaarlijk om door te gaan met bouwen.”

Fiante tikte zijn neus tegen haar bruine hoef.

“Goeie, Eeris.”


Eeris hoefde niet tot de Midterrazee te lopen. Al rond de Zonsonderrivier veranderde het groene boslandschap in kale bruine vlaktes. Haar verbinding met de natuur, haar gevoel voor levenskracht, zakte meteen tot een dieptepunt. Haar lichaam rilde en ze probeerde vergeefs om nog plantjes uit deze platgestampte aarde te groeien.

“Wie doet nou zoiets?” herhaalde ze keer op keer, hardop. Alsof ze hoopte dat een dier uit de grond zou barsten en zou antwoorden.

Pootafdrukken maakten een slingerend pad terug naar de zee. Eeris herkende ze niet, wat haar bang maakte, want zij kende alle poten van al het leven dat ze op het land had gezet. Hun diepte verraadde dat het hele zware beesten moesten zijn geweest. Maar wat? En waar zijn ze nu? En waarom?

De eerste bomen die ze zag dreven dood in het water. Totdat ze tot leven leken te komen. Een Oerschildpad in de verte duwde diens hoofd door het wateroppervlak en maakte hoge golven. Tegenover hem draaide een groepje slangen door de natte modder.

De schildpad zei iets. De slangen zeiden iets terug. Eeris maakte haarzelf zo klein mogelijk, door haar nek als een lint om haarzelf te wikkelen, en sloop dichterbij.

“Welke woorden kennen jullie wel?” De schildpad praatte nu bijna op dezelfde snelheid als andere wezens, een teken dat hij wel héél geïrriteerd moest zijn.

“Dezelfde als de meeste andere wezens. Jullie hebben je rare taaltje!”

Eeris kon als godin de schildpadden prima verstaan. In haar ogen spraken zij een taal die veel beter en natuurlijker was. Die houten blokken waarop de nieuwe regels stonden had ze lang geleden afgeleverd, zonder iets te zeggen, want ze wist dat Oerschildpadden de symbolen makkelijk konden lezen.

Maar voor de slangen moest elk zin een grote gok zijn. Dus na een kort gesprek gingen ze over op gebarentaal.

“Wij,” de slang kronkelde haar lichaam tot een pijl om de groep wezens aan te wijzen. “Zagen,” de slang wees naar haar ogen. “Een trap,” ze vervormde haar lichaam om de trap na te bootsen.

“Gefeliciteerd.”

“Trap bestaat uit stapels hout,” ze wees naar de boomstammen in het water, “en stenen,” ze wees naar de vele brokken steen die langs de kust lagen, iets dat Eeris nu pas opviel. Die horen hier niet. Die komen volgens mij van de Bijnabergen.

“Ah. Dan gaan we daarheen. Breek het af en gebruik het materiaal.”

Eeris sprong bijna uit de bosjes. Als de Oerschildpadden over het land gaan lopen, vernietigen ze alles tot ze bij de trap zijn. Maar als zij de trap vernielen … zijn de goden onschuldig.

Het was alsof de geschiedenis zich herhaalde. Maar de vorige keren was ze fel tegen het plan van haar familieleden. Zij wilde de asteroïde stoppen en de dinosaurussen redden. Nu wist zij het ook niet meer.

Ze keek toe hoe de Oerschildpad zich op de kust trok en achter de slangen aanliep. De poten stampten de dode aarde nog verder dood. Wij hebben hen nog zo geholpen, dacht ze. En dit is hoe ze ons bedanken?

Ze zag hoe hij de plantjes vertrapte die ze net had getoverd. Hoe hij bovenop houtblokken vol symbolen stond totdat ze barsten.

En toen begreep Eeris het. Dilova had gezien wat de Oerschildpadden deden. En ze wist hoe de goden zouden reageren op zo’n misdaad. Dus bouwden ze een trap om te vluchten voordat er weer een grote ramp op hun dak valt, als straf.

Ze slenterde terug naar haar troon. Alle energie stak ze in het toveren van nieuwe planten en het versterken van de bomen. De andere energie zat in haar eindeloze twijfel. Moet ik dit zeggen tegen mijn familie? Tegen Dilova? Of houd ik me stil?

Ze wist maar één ding zeker: die Oerschildpadden moesten worden tegengehouden, maar dat mocht niet ten koste gaan van alle andere wezens.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

3. Het schuldige schild

Toen Eeris deze keer langskwam, kon Dilova niet inschatten of het goed of slecht nieuws was. Het bleek geen enkel nieuws. Ze begroette iedereen vriendelijk. Ze keek niet eens naar de trap en deed…