4. De Gigageisers

Toen de goden de poorten van de Troon van de Toekomst sloten, haalden de meeste dieren hun schouders op, als ze die hadden. Iedereen had een hekel gekregen aan de goden. Als ze een vraag hadden, of een probleem, gingen ze wel langs bij Eeris in het bos.

Maar Dilova had het altijd jammer gevonden. Zij had graag over die grote trappen gelopen en de goden dingen gevraagd. Over waarom zij nou juist haar poot moest verliezen, waarom het zo oneerlijk was, of er geen manier was om hem terug te krijgen, of de Oppergod haar niet kon genezen.

En nu kreeg ze onverwacht een nieuwe kans. De grote trap was zo hoog dat het bijna boven de Troon zweefde. Fiante hield zijn dochter stevig vast terwijl hij omlaag keek.

“Eén goede sprong en je landt middenin het huis van de goden. En ze kunnen niks doen om je tegen te houden!”

“Wauw wauw wauw. En dan moeten ze naar je luisteren?”

Hij lachte naar haar. “Als ze slim zijn wel. Zie je hoe sterk je bent als je boven de rest zweeft? De Oppergod zweeft boven alles, en daarom komt hij nooit naar beneden om zijn gezicht te laten zien.”

“Gaan we dat ook echt doen?”

Haar vader keek opzij. Een konijn viel bijna van de trap, maar werd op tijd vastgepakt door zes andere wezens. “Nee, wij moeten hier blijven, zo snel bouwen als we kunnen.”

Dilova keek nog eens omlaag. Ze kwamen in de buurt van de eerste wolken, waardoor alles onder haar niet alleen klein was, maar ook steeds minder goed te zien.

Ze bouwden de trap zó snel dat er eigenlijk geen plan was. Het kronkelde, soms gingen ze een paar dagen naar links, soms een paar dagen naar rechts. Er was zelfs een stukje waar het weer naar beneden ging omdat een Gosti zo slim was om ondersteboven te bouwen.

Daardoor leek de trap niet met de poot gemaakt. Het leek eerder een gigantische stenen plant die langzaam uit de wereld groeide en boven alles uittorende. Een prachtige prestatie van de natuur. Een soort dinosaurusplant. Maar als we zo hoog zijn, dacht ze, dan moet ik de Gigageisers kunnen zien.

Dilova draaide zich om en kreeg meteen gelijk. In de verte schoten grijswitte stromen uit de aarde. Een paar hartslagen nadat ze de luchtstroom zag, bereikte het geluid stilletjes haar oren, alsof iemand één keer heel snel uitademde.

Cosmo verliet net zijn troon. Hij vloog naar het zuiden, richting Atheeni, een wonderlijke plek die van boven leek op een paradijs vol regenbogen. Elke keer als een nieuw seizoen aanbrak, kwamen goden en dieren samen op die plek om het te vieren. Dit is mijn kans.

Ze wisselde springen en vliegen af om snel beneden te komen. Eenmaal daar wenste ze dat de dinosaurussen nog bestonden en dat ze op hun rug meekon. De weg naar de Gigageisers was lang. Te lang voor haar ene poot.

De Nachtrivier stroomde enthousiast vandaag, richting het Oosten. Dilova sprong erin, spreidde haar vleugels als een vlot, en liet haar lichaam meenemen.

Urenlang zoefde ze over de kolkende rivier, totdat het tijd werd om uit de waterige trein te stappen. Dilova wilde haar vleugels lostrekken, maar ze werden vastgezogen in het water. Haar pootje zocht steun bij de bodem, maar vond niks. De geisers lagen al naast haar. Als ze nu niet afremde, belandde ze dadelijk in de Zwoele Zee.

“Help! Help!” Maar het openen van haar snavel liet water binnen. Ze kuchte en proeste, rondtollend in de stroming, terwijl ze greep naar een tak langs de kant. “Help!”

Een vleugelslag. Een golf die haar optilde en op de oever gooide. Dilova zag alleen nog de staart van de Spookvogel die alweer op weg naar de wolken was.

“Dankjewel, beschermer!” riep ze na. Een geiser nog geen boomlengte van haar vandaan ontplofte. Ze voelde de warmte van de straal op haar vleugels, zelfs vanaf hier. Moet je dit nou wel doen? Het ging al bijna mis.

Maar nieuwsgierigheid won het bij Dilova altijd. Ze hinkte richting de geiser, maar die was inmiddels al klaar met spuiten. Ik leer vliegen, één trede per keer. Hoe lang totdat dit opnieuw gebeurt?

Het antwoord kwam direct. De volgende geiser, een heel stuk verderop, blies zijn adem uit. Dilova besloot bij deze te wachten.

In de tussentijd keek ze rond. De Troon van Cosmo was … bijzonder. De tronen van de andere goden waren mooi, sierlijk, vol natuur en kleuren. Zijn troon was een groot stuk steen met gaten voor de geisers.

Maar natuurlijk, dacht ze. Zijn echte troon is niet op het land, maar in de lucht.

Toen ving ze een glimp van iets wits tussen de grijze steen. En inmiddels weet jij, beste lezer, wat nieuwsgierigheid met Dilova doet.

Ze verliet haar geiser en vloog een klein stukje richting de witte vlek. Nadat ze een grote steen had omcirkeld werden de witte vormen iets dat ze heel goed kende: eieren. Wauw wauw wauw. Cosmo’s kinderen, dacht ze. Misschien komen daar wel die Spookvogels uit!

Haar vleugels pakten de eieren voorzichtig op. Ze voelden niet vreemd aan. Niet magisch, of zwaar, of onnodig groot. Vleugelslagen bereikten haar oren, maar de lucht was nog leeg. Niet aan de kinderen van een god zitten, joh, je moet weg zijn voordat hij thuiskomt.

De geiser naast haar ging af. De plotse windvlaag blies haar verder weg. Ze krabbelde snel overeind en rende terug naar de stroom.

Met meer snelheid dan een snelstromende Nachtrivier, werd ze omhoog geduwd, verder en verder, totdat ze de Grote Trap in de verte zag. Maar ze ging niet recht omhoog. De geiser was net zo onvoorspelbaar als de wind. Het draaide, werd sterker en zwakker alsof het een hartslag had, gooide haar van links naar rechts, totdat ze uit de baan van de geiser vloog.

Maar ze vloog. Wauw wauw wauw! Haar veren voelden eindeloos veel lucht onder zich. Eerst stortte ze alleen maar omlaag, maar al snel spreidde ze haar vleugels zodat ze langzamer afdaalde en kon sturen.

Ze cirkelde rondjes rondom de Gigageisers. Ze probeerde figuren te tekenen met haar vlucht en zong van plezier. Elke keer als een nieuwe geiser begon, probeerde ze het te gebruiken als een nieuwe trap omhoog.

Totdat ze de controle verloor. Een volgende geiser ontsprong zo plotseling, en zo gewelddadig, dat het haar ondersteboven tollend naar de aarde wierp. Nog voordat ze om hulp kon roepen, landde ze hard met haar hoofd tegen een stuk steen.

Geisers zijn onvoorspelbaar, dacht ze. Haar veren hingen slap. Ik ga nooit kunnen vliegen. Dit is hopeloos.

Terwijl haar vleugels over de zere plek op haar hoofd wreven, zag ze een vlek. Haar ogen traanden en maakten haar zicht wazig. Maar de vlek kwam vanuit de lucht, dus het moest wel Cosmo zijn.

Kruipend, alsof haar vleugels twee voorpoten waren, schuifelde ze weg van de Gigageisers. Ze kwam opnieuw langs een stapel eieren.

Maar wacht eens even, dacht ze. Cosmo is een mannetje. Er zijn geen andere vogels zoals hij. Ze struikelde over een steen die ze allang niet meer zag. Deze eieren zijn niet van hem. Hij is de eierdief!

Ze verstopte zich in paniek voor Cosmo, achter een berg stenen die vervelend in haar rug prikten.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

4. De Gigageisers

Toen de goden de poorten van de Troon van de Toekomst sloten, haalden de meeste dieren hun schouders op, als ze die hadden. Iedereen had een hekel gekregen aan de goden. Als ze een vraag hadden, of…