7. De laatste vogel

In zijn hoogtijdagen had de Spookvogel met één slag van de vleugel elk gevaar naar de wolken kunnen slaan. Dat wist Cosmo, maar hij wist ook dat die dagen lang waren vervlogen. En dat brak hem.

Hij plaatste iedereen liefdevol terug op de grond. Eeris liet hem los en opende de gevlochten buidel rondom haar nek. Met dezelfde zorg en zachtheid pakte Cosmo één voor één de eieren en plaatste die erin.

“Hij is stervende,” zei Cosmo. “Hij is de laatste van zijn soort.”

“Je bent al langer de eierdief, of niet?” Eeris streelde voorzichtig de donkerbruine leerachtige vleugels van de Spookvogel, gespannen tussen drie vingers net zo lang als haar nek.

Cosmo knikte. “Ja, ik stal de eier van de dino’s. Ik vloog al zo lang eenzaam tussen wolken. Dus ik betoverde de eier, zorgde dat er dino’s met twee vleugels uitkwamen. En mijn wens kwam ook uit.”

“Dus stal je onze eieren om hetzelfde nog een keer te doen,” zei Dilova. “Jouw eigen speelmaatjes voor in de lucht.” Haar blik vol afschuw raakte Cosmo nog het meest. Omdat hij voelde dat het terecht was.

“Dat is niet waar! Ik deed het voor de wereld. Jullie leren ooit wel vliegen. Ik wilde het alleen … versnellen.”

Alle eieren zaten nu veilig in de buidel. De Spookvogel kon nauwelijks de ogen openhouden. Elke uitademing vloog als een zware windstoot door Dilova’s veren en tilde haar zelfs een stukje op.

Eeris lachte. “En wij maar denken dat deze wezens op natuurlijke wijze waren ontstaan. Bella zei nog hoe blij ze was dat zulke magnificente Spookvogels zomaar op onze wereld kwamen te leven.”

Cosmo was een grote trap, maar leek een klein jongetje naast zijn creatie. Hij streelde de lange snavel. “Maar ik weet nu dat leven geboren uit magie geen echt leven is. De Spookvogels konden nooit kinderen krijgen. Ze hebben geen honger, ze hebben geen vijanden, ze hebben geen gevoelens. Dus ze deden niks anders dan doelloos rondvliegen.”

Hij zuchtte. “Dilova, kan je alsjeblieft beloven dat je snel uitvogelt hoe je goed vliegt?”

“Ik doe mijn best.” Ze draaide haar hoofd weg en viel op haar kont om haar ene pootje rust te geven. “Maar ik doe het niet voor jou, eierdief. Ik doe het voor mezelf. Ooit ga je mij eeuwig zien vliegen boven alles, net zoals de Spookvogel. Dat geloof ik.”

Eeris schuurde haar warme wang langs die van Cosmo. “Ik vergeef je, broer. Maar laat hem nu gaan.”

Iedereen raakte de Spookvogel een laatste keer aan en maakte toen een kring op veilige afstand. “Ga, vriend,” zei Cosmo. “Leef je laatste dagen zoals jij dat wilt. Als er iets bestaat dat je wilt.”

De houding van de Spookvogel zei niks, de ogen lieten geen verdriet zien of juist vreugde. Het wezen bestond. Het wezen was en meer niet. Hij rees omhoog, duwde zichzelf de lucht in met hulp van de geisers, en had maar één slag nodig om naar de horizon te vliegen.

“Vanaf nu wil ik geen leugens meer, Cosmo. We komen hier alleen doorheen als de hele godenfamilie sterk staat. Al die geheimen leveren alleen maar problemen op. Daarover gesproken …”

Cosmo deed een vleugel voor zijn snavel. “Nou, ja, ik geloof mijn vogeloren niet, Eeris heeft een geheim? Lieve, vriendelijke, Eeris die alles deelt met iedereen? Die we niet vertellen van de helft van onze plannen omdat ze die zou doorroddelen aan de dieren?”

“Wacht, wat?” Eeris schudde haar staart. Dilova en de andere dieren waren op haar rug geklommen. “Niet belangrijk. De Oerschildpadden zijn het land op gekomen. Daarom bouwen ze de trap. Ze zijn bang voor onze straf, daarom heb ik niks gezegd.”

“Waarom zouden we de and’re wezens straffen voor wat Oerschildpadden doen?”

“Het gaat niet om wat we doen, het gaat om wat de dieren geloven. Net zoals zij geloven dat er een Oppergod boven de wolken is.” Eeris draaide haar nek zodat ze de wezens op haar rug in de ogen keek. “Die, luister goed, niet bestaat.”

Cosmo knikte. “En zij geloven dat wij grote rampen op iedereen afsturen bij het minste of geringste. Beste zus, ik denk dat we vooral een probleem hebben met ons imago.”

Dilova schamperde. “Jullie probleem is dat jullie te veel moeilijke woorden gebruiken.”

Eeris zoog een grote hap lucht naar binnen. “Die woorden zullen we nu heel hard nodig hebben. We gaan iedereen eens de waarheid vertellen.”


Toen Eeris de groep thuis afzette werd ze juichend ontvangen. Toen ze de buidel met eieren teruggaf aan de moeders, werd ze bijna op poten gedragen.

Cosmo was meteen vertrokken naar het Zuiden, op zoek naar Bella. Als er al een Oppergod was, dan was zij het. Zij moest beslissen wat ze gingen doen. En Eeris vond dat prima, want zij zou niet weten wat de beste keuze was.

Abrahon, de Oerschildpad, had niet geluisterd. Eenmaal los stampte hij door richting de trap alsof het hem allemaal niks kon schelen. Ze kon niet Abrahon elke dag opnieuw vastzetten tussen bomen. Ze moesten een andere oplossing vinden.

“Luister allemaal!” riep Eeris. “Ik vraag jullie een laatste keer: stop met bouwen. Er is niks daarboven. Op dit moment zijn Oerschildpadden op weg hiernaartoe.” Ze tikte een paar konijntjes aan. “Ga maar kijken. Ga naar boven en kijk naar het Oosten.”

Ze begon het kamp te cirkelen, met Fiante als het middelpunt, staand op een stapel kapotte gereedschappen. Hij was nog even opgewekt en zeker als altijd. “Ze komen de trap vernielen omdat ze het materiaal willen. Willen jullie dat de goden ingrijpen?”

“Dat lijkt mij een goed idee, ja,” zei Fiante zacht.

“Maar dan vinden jullie het ook goed als wij ingrijpen en jullie tegenhouden om de trap te bouwen?”

“Ha! Goeie, Eeris.” Fiante tikte met zijn nieuwe hamer tegen zijn eigen been, zijn ogen altijd gericht op de grote trap.

“Ik wacht nog op antwoord. Ik ben eerlijk. Ik durf toe te geven dat Cosmo jullie eieren stal omdat hij wilde helpen, maar hij zag zijn fout en gaf ze terug. Ik durf toe te geven dat alle goden fouten hebben gemaakt. Ik leef al duizenden jaren in jullie midden. Waarom zou ik liegen over die Oppergod?”

De konijnen kwamen weer omlaag. “Ze heeft gelijk. De Oerschildpad moet er binnen een dag zijn.”

“Eén dag is alles dat we nodig hebben,” zei Fiante, en hij tikte de konijnen vriendelijk op het hoofd.

Hij stapte van de stapel rommel. Dilova sprong op zijn rug, probeerde zijn aandacht te trekken door aan zijn oren te trekken, maar hij deed alsof hij niets merkte. “Hier staan we dan. Een groep wezens die, in vrede, niets anders wil dan een trap bouwen. En jullie blijven je er maar mee bemoeien.”

“Omdat we geven om jullie.” Eeris had moeite kalm te blijven. Ze keek in honderden glazige ogen. Ogen die voor eeuwig zouden sluiten als ze die trap afmaakten en naar boven liepen.

Laat Cosmo op tijd zijn, dacht Eeris. Laat de Oerschildpad dan maar komen. Ik kan bomen en planten manipuleren, maar een trap van levenloos steen kan ik niet vernielen.

Ze deed een laatste poging. “Wij geloven dat we jullie moeten redden.”

“Nee, jij gelooft dat wij op deze planeet moeten blijven en dat we naar jou moeten luisteren. Ik geloof dat ik de trap moet afbouwen en daarboven vrijheid zal vinden.”

“Eén,” Fiante stapte op de trap, “trede”, hij nam de volgende trede, “per,” nog een, “keer.”

En alle wezens renden de trap op, materiaal in hand, niet van plan om te wachten tot die volgende ochtend.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

7. De laatste vogel

In zijn hoogtijdagen had de Spookvogel met één slag van de vleugel elk gevaar naar de wolken kunnen slaan. Dat wist Cosmo, maar hij wist ook dat die dagen lang waren vervlogen. En dat brak hem. Hij…