4. De hal van de waarheid

Hij greep haar achterpoten vast, liet de fakkel vallen, en dook plat op de grond. Ze volgde onvrijwillig. “De Florische gelovigen vonden het leuk om onzichtbare draadjes te spannen op ooghoogte. Als je ertegenaan loopt raak je blind—of, nog erger, je verliest je neus.”

“Hoe is niet kunnen ruiken erger dan niet kunnen zien?”

“Als ik niet kon ruiken waren we allang opgevreten. Ik heb die schaduwsluipers bijna nooit gezien.”

Samen tijgerden ze over de vloer, totdat aan het einde van de hal het steen veranderde. Ze richtten zich op en schudden het stof uit de vacht.

Gidi keek naar links en zag nu eindelijk wat het figuur boven de pijlen was. Een jakhals. Een jakhals! Erboven stond weer een tekst. Gidi kon deze keer, onbewust, de hiërogliefen meteen lezen. Anubis verwelkomt u in de wereld der doden.

Ze stond stokstijf stil. Jaco merkte het niet en stak zijn hoofd al door de opening. Hij keek de hoek om, eerst links, dan rechts. Langzaam en geruisloos schuifelde Gidi achteruit. Jaco is Anubis, dacht ze. Hij komt mij hier opofferen!

Ze was de onzichtbare draadjes vergeten en struikelde. Ze plofte op haar rug en kwam niet meer zelf overeind, wild trappelend.

“Heb je jezelf bezeerd?” Jaco rende op haar af en probeerde haar te draaien.

“Nee! Blijf van me af!”

Hij keek haar aan alsof ze een moeilijke puzzel was die hij maar niet kreeg opgelost. “Wat? Wat is er?”

“Wat is je echte naam?”

“Ik heet Jaco. Ik heb geen achternaam, ik heb mijn ouders nooit gekend.”

“Niet waar! Jij bent Anubis! Jij hebt me allang vermoord en brengt me nu naar de god van de onderwereld! Ik wil niet gaan.”

“Nee, nee, nee. Als ik je had vermoord, dan had je dat echt wel gemerkt.”

“Dus je geeft toe dat je Anubis bent?”

“Nee, ik stam af van Anubis. Daar kan ik niks aan doen. Daarom weet ik zoveel over piramides, tempels, en Ra’s legendes. Daarom heb ik het originele legendarische perkament in mijn bezit.”

Nu niet meer, dacht ze. Maar dit is niet het moment om dat te vertellen.

Jaco duwde haar op de zij, met zijn snuit, en bekeek de wond op haar hiel. “Een diepe snee. Spring maar op mijn rug.”

Hij ging op de grond liggen. Ze wachtte lang. Hij lijkt mij echt te willen beschermen, maar waarom? Waarom? Ze schoof op zijn rug en legde haar kin tussen zijn oren.

Samen stapten ze in de hal van de waarheid. Het rook naar wierook en verbrand hout. In de grote lege ruimte galmde elke voetstap lang na en in het midden stond een reusachtige gouden weegschaal. In de rechterschaal lag een grote pauwenveer, in de linkerschaal lag niks.

“Laten we snel doorlopen, voordat de echte Anubis terugkomt.”

Hij spurtte langs de weegschaal. Hij bleef rennen en rennen, zelfs toen hij rood aanzwol en luid hijgend zijn tong liet hangen—maar het einde van de kamer kwam niet dichterbij. Uitgeput legde hij zijn hoofd tegen de grond.

“Oh, misschien gaat de weegschaal ons ook wel vragen stellen? Mogen we dan opnieuw de meerkeuze inzetten?”

Hij lachte en draaide naar de lege schaal. “Nee, lieve Gidi, weegschalen praten niet. Ik ben bang dat we onze zielen moeten wegen.”

“Hoe?”

“Door op de weegschaal te gaan zitten?”

“Maar … dan weegt hij mijn lichaam, niet mijn ziel.”

“Zie jij een andere optie?”

Is de weegschaal vernielen een optie? Ze durfde het in het bijzijn van een eventueel levende weegschaal niet te zeggen. Ze stapte vooruit. De lege linkerschaal kwam uit zichzelf naar beneden. Een uitnodiging.

Ze sprong erop. De schaal met de veer viel in een vrije val omlaag en ketste een tel later tegen de stenen vloer. Gidi werd net zo snel omhooggetild en raakte bijna met haar hoofd het dak.

De schaal draaide om en gooide haar aan de andere kant eruit. Ze landde op een zachte, warme vloer. Ze keek om en zag de weegschaal tussen haar en Jaco staan.

“Jij moet het ook proberen! Het is net een attractie!”

“Ik ben bang dat mijn ziel niet zo licht is als de jouwe. Misschien moet je alleen verder.”

“Ik overleef nog geen minuut in deze stomme piramide. Ik weet niet eens wat ik zoek. Probeer het—wat kan er misgaan?”

“Een hele hoop,” mompelde hij, en hij plantte beide poten op de weegschaal. Als een spons zoog de weegschaal hem naar zich toe. De veer daalde en daalde—maar bleef net boven Jaco steken. Hij was zwaarder dan de veer. Zijn ogen sprongen wijd open en met zijn staart klampte hij zich stevig aan de weegschaal vast.

“Gooi het touw weg!”

Het touw brandde inderdaad nog om zijn nek. Hij schudde het van zich af en slingerde het naar haar toe.

De weegschaal wiebelde en de veer deinsde op en neer. Maar hij hing op ongeveer dezelfde hoogte als Jaco en een duidelijke uitkomst was er niet.

“Snel, pak mijn kompas!”

Ze dook in de tas en gooide met een wilde hoofdbeweging de verrekijker naar hem. Hij zuchtte. “Dan doen we het hier maar mee.”

Hij gooide de verrekijker in de lucht en knuppelde het weg met zijn staart. Het landde met een schelle klap bovenop de veer, als een lepel die tegen een pan slaat.

Jaco steeg net genoeg om duidelijk boven de veer uit te komen. Ook hij werd omgedraaid en naar de andere kant geduwd. Gidi moest wegspringen om zijn harde landing te ontwijken.

Uitgeput zakte hij door zijn poten en vielen zijn ogen dicht. Hij blies een lange adem door zijn neusgaten.

“Hé, wakker blijven! We moeten nog een piramide ontdekken!”

“Dat kan morgen ook wel.”

“Maar, het is toch niet veilig om te slapen? We zijn in het rijk van de doden!”

“Nee, we kunnen helemaal niet in het dodenrijk komen. Alleen dode wezens kunnen dat. Daarom is Osiris er de baas van.”

“Oh. Waar zijn we nu dan?”

“We zijn nu veilig in een tussenruimte. De warme-hal-achter-de-weegschaal, noem ik het. Morgen vogelen we de volgende stap uit.”

De lichtstralen die de kamer verlichten dimden. Kleine gaatjes in de muur lieten net genoeg buitenlicht binnen om de kamer te zien, maar nu het avond was waren ze die luxe kwijt. De enige fakkel die ze hadden lag nog steeds bij de ingang.

“Oh, nou, dan ga ik ook slapen.”

Op de tast zocht ze naar Jaco’s warme buik en drukte haarzelf ertegenaan.

Ze kon niet slapen. De weegschaal had het zó moeilijk met hem, dacht ze. Waarom wil hij Isis eigenlijk vinden? Misschien gaat hij haar wel vermoorden!

Inmiddels zag ze alleen maar zwart. Ze dacht aan haar herinneringen van de tijd voordat Jaco haar vond, maar niks schoot binnen. Ze was nog héél jong. Na uren piekeren besloot ze dat het genoeg was geweest. Ze blies tegen zijn oren totdat hij wakker schrok.

“Waarom wil je mij eigenlijk veilig naar betere oorden brengen? Zoals jij het zegt?” fluisterde ze.

“Is dit echt het beste moment?”

“Ja. Als wij samen met dit avontuur doorgaan, moeten we elkaar vertrouwen.”

“Prima. Heb jij enig idee waarnaar de schaduwsluipers op zoek zijn?”

“Eten? Leedvermaak? Grappige vormen in de schaduwen?”

“Ook. En jij bent een lekker hapje voor hen. Daarom moet ik je beschermen.”

“Maar waarom nam je die eekhoorns dan niet mee?”

“Ik kan niet iedereen beschermen. Daarnaast zijn ze niet belangrijk.”

“Hoezo niet belangrijk? Alle beesten zijn belangrijk!”

“Ja, ja, dat weet ik wel, maar niet alle beesten zijn de baas van een koninkrijk.”

“… zeg je nou dat ik de koningin ben van deze woestijn?” Haar lach werd breder dan ooit.

“Nee, jij—”

Twee harde schreeuwen galmden door de duisternis. Vele voetstappen klaterden op de grond, als uit een zak losgeschoten knikkers. De vurige fakkel stormde de kamer binnen, gedragen door een woestijnvos, en verlichtte de duisternis. Jammer genoeg betekende de nacht niet dat schaduwsluipers geen krachten hadden. Het betekende juist dat alles een schaduw was.

“Hoe zijn zij in godensnaam binnengekomen?”

Tientallen woestijnvossen renden de hal in, gillend en grommend. Ze sprongen tegelijk op de weegschaal, die omkieperde en met zijn harde landing de vloer scheurde.

Vernielen was dus wél een optie. Jaco duwde haar een kleine trap op die leidde tot een verhoogd plateau. Hij keek rond—vier zijgangen. Hij koos er eentje en wees er driftig naar.

“Ren! Zo hard als je kan, ik leid ze af!”

Ze waagde een grote sprong, maar de wond op haar poot scheurde verder open. “Gaat niet!”

Jaco stond direct beschermend voor haar. “Dan moeten we dit anders doen.”

“Nee, ga in je eentje verder!” Ze zei het heldhaftig, ze meende het niet.

“Ik verlaat je nooit. Niemand overleeft alleen in deze woestijn. Je hoeft alleen mee te spelen.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

4. De hal van de waarheid

Hij greep haar achterpoten vast, liet de fakkel vallen, en dook plat op de grond. Ze volgde onvrijwillig. “De Florische gelovigen vonden het leuk om onzichtbare draadjes te spannen op ooghoogte.…