8. Het onverwachte parelmonster

Halek reageerde niet eens meer, zijn gezicht vertrokken van vermoeidheid en het giftige gas. Hoe vermoeider hij werd, hoe meer alle schaduwen veranderden naar vormen die niks meer voorstelden. Ook Jaco zocht naar lucht. “Het groene mos is de perfecte plant om Grijpglas te verbergen.”

“Grijpglas? Bestaat dat echt? Dat is een verhaaltje om kinderen bang te maken.”

“Natuurlijk bestaat het! Kinderverhaaltjes zijn geen leugens.”

“Oh. En de monsters onder ons bed dan?”

“Natuurlijk! Ik heb mijn plicht gedaan en weleens onder een kinderbed gelegen.”

“Huh? Wat? Waarom?”

Jaco liep hoofdschuddend en kuchend weg. “Weet je, soms begrijp ik de Florische gewoontes echt niet. Jullie leven op de angst van anderen, in plaats van de levenskracht en de verwondering. Daarom zou ik terug willen naar de andere landen, weg uit deze zanderige hel.”

Hij liep naar de stenen en sneed met zijn dolk het mos weg. Groene stipjes bovenop de steen leken heel langzaam te verplaatsen.

“Ze communiceren met elkaar. Niemand weet hoe, want het zijn stofjes, materialen, net als kleding of water. Maar als je er eentje aanraakt, rennen ze allemaal naar elkaar toe, en voor je het weet zit je helemaal onder. Ze laten je nooit meer los.”

“Het grijpgedeelte begrijp ik, maar waarom noemen ze het glas?”

Jaco haalde zijn schouders op. Hij keek de kamer rond en zag dat er geen enkele andere gang was. Ze konden alleen maar terug.

Hij had Gidi al een hele tijd niet gehoord. Elke keer als hij op zijn rug keek hield ze haar ogen nog maar nauwelijks open. Als hij iets vroeg reageerde Gidi slechts door langzaam te knikken.

“Ze heeft weinig tijd meer,” fluisterde hij tegen Halek. “Ik denk dat de uitgang hier verborgen is. Ik hoop het, voor Gidi. Zoek voor aanwijzingen—maar raak niks aan!”

“Waarom fluister je?”

“Dan kan Gidi slapen, dat is beter voor haar.”

Hij had de zin nog niet uitgesproken of ze hoorden licht piepend gesnurk, als een windvlaag die langs bladeren waait. Ze moesten tegelijkertijd hoesten en kozen allebei een andere kant van de muur om te inspecteren.

Toen Gidi goed en wel snurkte, pakte Halek de jakhals stevig vast. “Waarom doe je het? Wat is jouw belang bij het redden van de koninklijke familie?”

Jaco had gecontroleerd of de varens geen grijpglas hadden. Hij legde Gidi voorzichtig ertussen en keek of ze echt sliep. “De duingazelles die de macht grepen was het beste dat Floria ooit overkwam. Ze waren goede koningen. Ik kon het niet aanzien dat haar grootvader gek werd en alles vernietigde. Ik weet zeker dat iemand hem had betoverd, maar kon de dader niet vinden.”

Hij stopte met zoeken om Halek strak in de ogen te kijken. “Ik heb Gidi niet gevonden. Ik heb haar ’s nachts ontvoerd, nadat ik de hele koninklijke familie een drankje had gegeven waardoor ze dagenlang bleven slapen.”

Haleks ademhaling versnelde. “Dat verklaart waarom wij hen zo makkelijk konden …”

“Dus zij is de enige …”

Halek nam afstand van Jaco en bestudeerde Gidi, die schattig en onschuldig sliep. “Het is gebeurd. De duingazelles waren altijd een beter dier dan wij. Het is erg nobel van je.”

“Dat woord zou ik niet kiezen. Binnenkort staan soldaten uit alle windstreken hier op de stoep om crimineel Jaco te vermoorden. Voor zover die Kompanen nog iets betekenen.”

“Wat doe je hier dan nog? Denk je dat Isis je kan beschermen? Je verbanning tenietdoen?”

“Ja, vast en zeker. Maar ik denk dat Isis niet meer wil worden gevonden. Niemand die leeft heeft haar ooit gezien. Ik denk vooral … dat een grote schat en veel goudstukken mij kunnen beschermen.”

“Als jij met gouden kettingen en parels uit deze piramide stapt denken ze zeker dat je een crimineel bent.”

“Ze denken toch al dat ik een crimineel ben! Ik kan dat nooit meer veranderen, dus dan moet ik die Kompanen maar omkopen.”

“Die gedachte is precies wat mij tot schaduwsluiper maakte! Men zag een woestijnvos en vond mij een gemeen persoon, dus ik deed geen moeite meer om aardig te doen. Ik ben bijna vermoord door mijn eigen vrienden, moet je nagaan.”

Ze hadden de hele muur afgespeurd. Naast de gebruikelijke nietszeggende symbolen en krassen van gefrustreerde schatzoekers was er niets te vinden.

“Waarom blijf jij bij ons dan? Waarom lever jij je vossenvrienden niet af bij de Raad van Kame, strijkt de beloning op, en begint een beter leven voor jezelf?”

“Jij zei zelf dat er een vloek hing over deze piramide! Anders was ik allang weggeweest. Had ik al tien manieren verzonnen om de andere schaduwsluipers het leven zuur te maken.”

Jaco lachte. “Jeetje, dat je dat gelooft. Ik zeg ook maar wat. Ik zeg alles, als ik daarmee mijn leven en dat van Gidi redt.”

“Dus … ik kan weg?”

“Als jij de weg terug nog weet uit dit doolhof, ga je gang.”

“Ach, ik hou gewoon mijn rechterhand tegen de rechtermuur, en ik kom vast ooit bij de ingang.”

Ze lachten, maar Gidi’s gekreun bracht hun aandacht terug. Ze keken de kamer rond. Ze konden hun ogen niet weghalen van de glinsterende golven in het midden, maar durfden niet dichterbij het Grijpglas te komen.

“Ik heb dit nog nooit meegemaakt. Het antwoord was altijd snel te vinden. De legende zei al dat de parelpiramide de trots van de goden was—dat hij het best bewaakt was—maar dit had ik niet verwacht.”

“Wat zei je daar? Parelpiramide?”

“Ja, zo heet deze verraderlijke opgeblazen driehoek.”

“Maar dat is dan toch het antwoord?”

“Ik denk niet dat het woord parelpiramide roepen ons helpt.”

“Nee, kijk naar die grote parel op de pilaar. En al die parels in het water.”

“Er zitten geen parels in het water, dat is de weerspiegeling van die grote parel.”

“Weet je dat heel zeker?”

Jaco liep naar de plas, maar kon vanwege de stenen niet dichtbij komen en diep in het water kijken. “En dan nog? Hoe helpt het ons als er parels in dit water liggen?”

“Misschien liggen ze wel in een patroon. Spellen ze een hint.”

“Hmm, niet het stomste idee. Maar we kunnen niet dichterbij.”

“Gidi is klein genoeg om tussen de stenen door te gaan zonder Grijpglas te raken.”

“Nee. Gidi wordt niet opgeofferd.”

Halek streek zijn snorharen glad. “Ach, dan doe ik het wel. Ik heb duizenden dingen gedaan die gevaarlijker waren dan dit.”

“Dat waren er dan duizend te veel. Als jij het niet redt, en die vrienden van je ook niet, is jouw soort uitgestorven. Denk daarover na.”

“Moet je horen wie het zegt. Ik geef niks om mijn soort en zij ook niet. Ze zijn verschrikkelijk. Wij zijn het onkruid dat iedereen uit hun tuintjes haalt. Het is beter als we voorgoed weg zijn.”

Halek stapte vooruit, leunde over de stenen, en legde zijn voorpoten tegen de grote parel. Hij verwachtte steun te vinden, maar in plaats daarvan duwde hij de parel van de pilaar af in het water.

Het evenwicht kwijt, greep hij met één poot de pilaar. Maar de andere poot greep mis. Hij draaide opzij en hing boven de stenen en het water, als een kabelbaan, de spieren in zijn poten strak gespannen.

Jaco rende erop af, maar kwam te laat.

Halek gleed weg en viel bovenop een steen. Hij koprolde naar voren en belandde samen met de steen in het water. Luchtbubbels kwamen omhoog, maar Halek bleef omlaag.

“Zwem dan! Zwem naar boven!” Jaco’s geschreeuw wekte Gidi. Samen keken ze toe hoe Haleks achterpoten alsmaar groener werden, terwijl hij rondjes zwom onder het wateroppervlak.

“Snel, pak mijn touw! We halen hem omhoog!”

“Die hebben we niet meer!” Gidi sloeg haar poot zo diep mogelijk in het water, maar Jaco trok haar hardhandig terug.

“We mogen hem niet meer aanraken. Het spijt me.”

Een hoofd sprong uit het water en twee groene poten klampten zich vast aan de grond. “Ik kan het niet.” Halek spuugde een waterval tussen zijn scherpe tanden door. “Ik voel mijn poten niet meer. Ik hoop dat jullie Isis vinden.”

“Nee, wij gaan samen Isis vinden. Jij krijgt een nieuw begin voor jouw soort.”

Halek ging kopje onder, maar kreeg zichzelf weer boven water. Zijn nek was groen. Het Grijpglas sloop nu ook over zijn gezicht. Gidi huilde. Jaco bleef oplossingen zoeken.

“Ach, nu kan ik tenminste als monster onder het bed van kinderen gaan liggen.”

Halek was nu helemaal groen, op zijn ogen na. Hij liet los en viel in het diepe. Jaco en Gidi keken hem lang na, maar geen luchtbubbels verschenen aan de oppervlakte, en geen woestijnvos kwam ooit omhoog.

De schaduwen om hen heen kregen weer vorm. Ze werden lang en scherp. Ze worden pijlen, dacht Gidi. En de pijlen wezen naar het symbool van een staf op de muur. Halek wijst naar het enige symbool dat maar één keer voorkomt.

Jaco stond op en slofte met hangend hoofd naar de muur. Hij drukte zachtjes tegen het symbool. Naast hem draaiden twee stenen als klapdeuren weg.

Gidi tuurde nog steeds in het water. Jaco tilde haar op en legde haar weer op zijn pijnlijke rug. Zijn poten wiebelden, begaven het bijna. Zijn zicht werd steeds waziger. “We moeten weg, we hebben al te veel gas ingeademd.”

Gidi legde haar kin weer tussen zijn zachte oren. Samen sjokten ze verder. Toen ze achterom keek, waren de schaduwen niets meer dan de vorm die je verwacht.

Een brede trap leidde naar een grote opening zeker honderd meter dieper in de grond. Het was goed verlicht. Er lag geen stof op de treden, in tegenstelling tot de rest van de piramide, en het steen weerkaatste het fakkellicht perfect. De lucht was fris. Gidi voelde haar dichtgeknepen keel steeds meer loskomen en haar hart steeds rustiger slaan.

Halverwege de trap hoorden ze ineens gebrom en gebrul. Met elke trede werd het geluid luider. Ik dacht dat we alle woestijnvossen hadden gevangen.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

8. Het onverwachte parelmonster

Halek reageerde niet eens meer, zijn gezicht vertrokken van vermoeidheid en het giftige gas. Hoe vermoeider hij werd, hoe meer alle schaduwen veranderden naar vormen die niks meer voorstelden. Ook…