1. De slapeloze nacht

Iedereen op de wereld heeft een gave, maar weet dat zelf niet. Je gebruikt het onbewust op anderen als je hen goed genoeg kent. Je kunt ermee door muren heenkijken of al slapend gevaar ontwijken.

Je kan aan de klank van de voetstappen precies raden wie eraan komt.

Holog was licht en sprong in verre sprongen. Dus als je eens in de zoveel tijd een lichte tik hoorde, wist je dat hij rond je hutje hopte.

Parog was oud en schuifelde. Als je continu geschraap langs de planken hoorde, wist je dat hij weer slaapwandelde.

Maar nu hoorde Meogg iets anders. Complete stilte, plotseling een deur die openging of een plank die bijna doormidden werd geschuurd, en weer complete doodenge stilte. Ze wist precies hoe alle andere wezens op het schip klonken.

Maar deze klank kende ze niet.

Ze maakte een kikkersprong naar het plafond, zo ver mogelijk van de opening. De avond was donker en de zee zwart. In haar schip rustig deinend op de golven kon ze niet zien wie haar kamer binnenkwam, maar het wel horen.

Dit was geen kikker. Dit was geen enkel wezen dat ze kende. Het schrapende geluid klonk op zoveel plekken, misschien waren het wel honderden kleine insecten.

Maar dat was te verwachten, stelde ze haarzelf gerust. Sinds de Zeevaarders kwamen en vertelden over de Verre Eilanden had ze dag en nacht op een schip gezeten. Elk eiland was al bezet. Ze moest steeds verder van huis.

En nu waren ze bijna aan de rand van het territorium van de Apra. Het leven hier moet wel anders zijn dan ik ken, dacht ze. En het eiland dat we zoeken moet wel leeg zijn, want veel verder kunnen we niet varen, zeker Parog niet.

Haar zwarte bolle pupillen hadden alleen oog voor de opening. Maar de volgende keer dat ze het geluid hoorde, was het achter haar.

Ze was nog moe van haar sprong, maar vond toch energie om een snelle draai te maken en haar tong uit te steken. Ze proefte geen insect, maar zand.

Voor haar stond een wezen dat met zijn kroon precies het plafond aanraakte. Twee kuiltjes in het gezicht moesten ogen voorstellen en twee armen van zand pakten Meoggs gezicht vast.

“Jij … wilt slapen … slapen … slapen …”

Meogg schudde de zandkorrels van haar af. Ze had wel eens gehoord van slapen door andere dieren, maar zelf had ze het nooit gedaan.

“Jij wilt je ogen sluiten … rustig op de grond liggen … ontspan je lichaam …”

“Ik wil vooral dat je van ons schip gaat.”

“Hmpf!” Het zandwezen snoot korrels door zijn neus naar buiten, recht in Meoggs ogen. Ze knipperde het weg, wachtte even, en sprong weer naar het plafond. Het zandwezen kromp tot ongeveer haar grootte en liep ook ondersteboven het plafond op.

Hij deed een laatste poging door een zandstorm rondom Meogg te toveren die haar achterliet met een bruin laagje korrels over haar huid. En heel veel jeuk.

“Wat doe je?” vroeg Meogg rustig.

Het zandwezen schudde zijn hoofd. “Hopeloos. Brulkikkers zijn hopeloos.” Hij veranderde in een vogel van zand en steeg op.

“Wacht!” Meoggs tong schoot naar zijn poten, maar gingen natuurlijk dwars door de laag zand. Het wezen veranderde in een andere vogel en kwam weer terug.

“Oh, ja, vertel niemand dat je mij hebt gezien. Je bent de eerste in hele lange tijd en dat wil ik graag zo houden. Je hoort in slaap te vallen als ik ook maar in de búúrt kom! Twee korrels en je bent weg!”

Hij werd een zanderig stekelvarken en bekeek Meogg van top tot teen. “Ik heb wel honderd korrels aan je opgemaakt. En je bent klaarwakker.”

Langzaam daagde het bij Meogg. “Jij zorgt ervoor dat dieren slapen?”

Hij veranderde ook in een kikker en stak zijn zanderige tong uit. Meogg omcirkelde die als begroeting. “Ik ben Claes, de Zandkoning. Ik laat iedereen slapen, zelfs de goden. Hoewel Gulvi, die dolfijn, alleen toestaat dat ik de helft van zijn lichaam laat slapen per keer, omdat hij zijn ogen altijd wil openhouden voor gevaar.”

Heel even was hij een zanddolfijn, voordat hij terug ging naar zijn zandgedaante als kikker. “Ach ja, iedereen slaapt op een manier, behalve de brulkikkers. Ik hoopte … nou, ja, vaak is het makkelijker als iemand nog heel jong is.”

“Weten de dieren dit?”

“Nee. En dat wil ik dus zo houden!” Claes’ zandtong trok aan haar poten totdat Meogg uitgestrekt en plat op de grond lag. “Helpt dit? Voel je je al slaperig?”

“Ik weet niet wat dat is, slaperig.”

“Hmpf! Sluit je ogen.” Meogg was verbaasd hoe snel ze luisterde naar deze vreemde Zandkoning. Ze sloot haar ogen, haar wereld even zwart en rustig, en ze vond het wel fijn. “Bedenk gekke verhalen. Dingen die nooit in het echt zouden kunnen. En ontspan!”

Meogg dacht aan olifanten die vlogen. En aan een boom die kon praten, hoewel die vroeger blijkbaar bestonden. En aan een land met lampjes die uit zichzelf brandden, zonder vuur of vuurvliegjes, wat natuurlijk te gek voor woorden was.

“Ben je al aan het dromen?” zei Claes ongeduldig. “Het werkt goed voor alle andere dieren.”

Maar Meogg lachte om iets dat ze had bedacht en opende haar ogen. “Dit is leuk!”

“Sst!” Claes legde een zandvinger op haar brede, gladde mond. “Eén wezen dat mijn bestaan kent is al vervelend genoeg.”

“Waarom is dat zo erg?”

Claes opende zijn mond, bleef even staan, en sloot hem toen zonder iets te zeggen. Zijn gedaante groeide weer tot het nauwelijks in haar kamer paste.

“Ik heb je hulp nodig,” zei hij uiteindelijk. “Jullie zijn op weg naar een eiland.”

“Ja, dat weten we zelf ook wel.”

“Net buiten jullie zicht vaart een ander schip. Zij zoeken het eiland ook.”

“Dan moeten wij eerder aankomen,” zei Meogg meteen. “We kunnen niet nog langer varen. Parog is al oud. Hij praat bijna nooit meer, doet niks meer. Alsjeblieft, zeg me dat wij er eerder zijn? Zeg me dat het eiland verlaten is?”

“Sorry, jullie komen te laat. Jullie nemen te veel pauzes en zij hebben de legendarische Olombos.” Claes veranderde in een knuffelbeer en probeerde Meogg gerust te stellen. “Maar dat kunnen we veranderen!”

“Hoe? Kan je ook de zee besturen? Dat zou pas gaaf zijn.” Claes toverde expres zanderige wenkbrauwen om te kunnen fronsen. Meogg wisselde snel tussen verdriet en blijdschap, alsof ze twee andere kikkers tegelijkertijd was, en hij wachtte lang met antwoorden.

“Dit is een hele belangrijke missie, Meogg. Je moet dit serieus nemen. Ik ga je iets vertellen dat niemand anders mag weten.”

Meogg viel stil. Ze keek om haar heen. Toen gooide ze een doek voor de opening van haar kamer en keek Claes gespannen aan.

“Het eiland dat jullie zoeken is verlaten, maar dat heeft een reden.”

“Ah nee, het stinkt er vast enorm. Of de grond is van lava.”

“Serieus, Meogg, ik vraag om een serieuze houding.”

“Ja, natuurlijk, sorry.” Ze hoorde eens in de zoveel tijd een lichte tik boven haar.

Hun schip was een standaardmodel, eigenlijk bedoeld voor de grote zoogdieren, dus pasten ze het tijdens hun tocht aan. Het schip was niet lang, maar hoog. Blokkerige huizen, als flatgebouwen, stonden links en rechts op het dek. Zodat je springend naar alles toe kon. Zoals Meoggs kamer op de eerste verdieping, het roer op de derde verdieping, en de uitkijkpost op de zesde verdieping.

Het werd ochtend. En Holog, op de tweede verdieping, werd nu actief. “Spreek snel.”

“Op dat eiland vond de Laatste Vlucht van Cosmo plaats. Iedereen die erbij was werd van het eiland afgeblazen in een explosie van lucht. Men dacht dat het vervloekt was en is nooit teruggekomen.”

“En is het nog steeds vervloekt?”

“Het was nooit vervloekt. Maar Olombos kent de waarheid, of in ieder geval het deel dat belangrijk is. Hij weet dat er een geheim wapen ligt waarmee je alle vogels veel pijn zou kunnen doen. Volgens de legende ligt daar het allerlaatste Dodo ei! En het is cruciaal dat wij die eerst vinden.”

Ander verhaal?

Deze knoppen gaan naar de verhalen hiervoor (links) en hierna (rechts).

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

1. De slapeloze nacht

Iedereen op de wereld heeft een gave, maar weet dat zelf niet. Je gebruikt het onbewust op anderen als je hen goed genoeg kent. Je kunt ermee door muren heenkijken of al slapend gevaar ontwijken. Je…