3. De Wet van Eerste Landing

Meogg begreep haar ontmoeting met Claes nog steeds niet helemaal, maar ze wist wel wat haar te doen stond. Haar hele familie kreeg te horen dat ze harder moesten werken, al zag dat er misschien niet zo uit.

Om de paar minuten sprong Holog weer eens omhoog om het touw van het zeil te pakken. Door het omlaag te trekken, kwam het zeil steeds hoger en strakker in de wind.

“Dat moet sneller! We moeten alle zeilen helemaal hijsen!” Meogg sprong in de rondte om dan maar zelf alles te regelen. Ze wilde de rest dolgraag vertellen over Claes, maar wilde niet de missie verpesten door hem te onthullen.

“Ik kan niet sneller! Wil je soms dat ik me doodspring?” Haar broer was het sterkste lid van de familie, in staat om met zijn lange poten en gladde voorhoofd megasprongen te maken. Zijn huid glom geel als de zon en zijn voorhoofd had een paarse stip precies tussen zijn ogen.

“Probeer anders twee keer te springen per minuut.”

“Wat heb ik een veeleisend zusje.” Hij bereidde zich alvast voor op de volgende sprong. Meogg vertrok naar de kamers aan de andere kant, op weg naar de hoge uitkijkpost. Maar voordat ze daar kwam, moest ze langs Parog op de vijfde verdieping.

“We zijn er bijna, búrpapa,” zei ze vrolijk. “Maar nu moeten we allemaal even hard werken.”

Hij reageerde niet. Zijn grote leerachtige huid had net zo goed van steen kunnen zijn. Half dichtgevallen ogen probeerden Meogg aan te kijken, maar gleden meestal opzij.

“Ben jij dat? Ninog?”

“Nee, búrpapa.” Haar búrmama was tien jaar geleden al gestorven, toen ze voor het eerst moesten vluchten voor de opkomende slangen. Een feit dat ze hem keer op keer hadden verteld, maar waarschijnlijk nooit zou landen.

“Ik ben het, Meogg. Kom naar beneden. Zodra we er zijn, moet je snel aan land. Dan vinden we een warm plekje, met veel eten, en nóóit meer zee en bewegende planken onder onze poten.”

“Land? Het land is weg. Het land liegt. Lamp. Zei je lamp?”

“Parog, wat zeg je allemaal?”

Maar het gesprek was afgelopen. Hij draaide om en keek door het andere raam. Terwijl hij woorden mompelde, trekte ze met haar tong een stuk gordijn als een deken over zijn rug.

“Het wordt allemaal beter als we daar zijn,” fluisterde ze bij het weggaan. Maar Claes liet haar twijfelen. Parog was al honderden jaren onafgebroken wakker. Hoe ging hij dan herstellen?

Ze sprong naar de hoogste verdieping en keek in de richting waarin Claes was weggevlogen. Ze zag voor het eerst een silhouet van Olombos’ schip. Een indrukwekkend schip, met veel meer zeilen, en minder weerstand vanwege hoge flatgebouwen. Hij werd geholpen door de wind. Zij werden tegengehouden door de wind. Geen wonder dat wij steeds langzamer gingen varen, dacht Meogg. En dat ze schepen niet verticaal bouwen.

Ze keek naar beneden. Het was een keuze die ze niet wilde maken. Maar als het volgende eiland niet lukte … waar moesten ze dan heen? Het eten was op. Ze wilden allemaal weer modder, en bladeren, en takken onder hun kleverige poten. Ze had Parog beloofd dat ze een prachtig eiland zouden vinden. Ze had van binnen gehoopt dat dan de oude grootvader, die haar vroeger zulke mooie verhalen vertelde, weer terug zou komen.

Dus het moest. Ze sprong over de hele zesde verdieping en trok met haar tong alles uit het schip. Eerst kwamen de losse planken en de half getimmerde spijkers, want kikkers konden geen hamers gebruiken. Toen kwamen de lappen stof en de metalen buizen die het skelet vormden van het schip. Ze slingerde het allemaal met een sierlijke tongdraai in het water.

En uiteindelijk was de hele zesde verdieping weg. Parog keek omhoog door het gat in zijn dak.

“Kom, búrpapa, we gaan naar beneden! We gaan op avontuur!” Haar voorpoten haakten in de zijne en ze trok hem de trap af.

“Vuur? Waar is het vuur? Oh, je moet oppassen met vuur, hoor. Luister kind. Vuur is verschrikkelijk.”

“Avontuur.”

“Ook in de avond, dat maakt niet uit kind. Vuur is vuur. Komt Ninog ook naar het vuur?”

Meogg trok hem steeds sneller de trappen af, totdat hij veilig tegen de mast leunde, middenin het schip. Ze vroeg haar broer om op hem te letten, maar die had zijn lange tong helemaal uit de mond van het vele springen.

Haar poten trilden, maar ze deden nog wat ze moesten. De vijfde verdieping werd aan stukken gescheurd en in de zee gegooid. Olombos’ schip kwam dichterbij, nu niet meer een zwart silhouet, maar een bruine vlek waarvan ze het logo op de zeilen kon zien.

De vierde verdieping verdween en het scheelde weinig of ze had haar ouders ook in de zee geworpen.

“Wat doe je?” riep haar moeder, een kleine kikker met rode strepen over haar rug, verontwaardigd.

“We moeten sneller! Deze dingen houden ons tegen!”

“Het is ons huis!”

“Als we op het eiland zijn, is dat ons huis.” Ze sprong weg. Ze voelde al dat het schip vaart kreeg. Ze voelde de windvlagen langs haar vermoeide huid, iets dat maandenlang weg was geweest. De derde verdieping was moeilijker weg te krijgen, want daaraan hadden ze het roer vastgemaakt.

Ze stond stil. Haar poten bedankten haar door even helemaal in te klappen en niks meer te doen. Wat doe ik? dacht ze. Als we het eiland niet krijgen, kunnen we nergens meer heen. We hebben zelfs geen varend huis meer.

Een vreemd uitziende vogel van zand landde op haar hoofd.

“Olombos gaat erg hard voor iemand die slaapt,” zei Meogg.

“Het was niet helemaal een succes,” zei Claes snel. “Maar ik zie dat jullie ook meer vaart maken.”

“Ik heb maar één vraag: liggen we op koers voor het eiland? Hoeven we niet meer bij te sturen?”

“Eh, ja, ongeveer, niet ideaal maar—”

Meogg trok het roer los en smeet het dwars door de zandkoning heen, die net op tijd uit elkaar spatte in twee losse dieren die ze niet herkende.

“Ik snap dat je gefrustreerd bent, maar—” Claes viel weer stil, met dezelfde afwezige blik als de vorige keer in haar kamer. Niet veel anders dan hoe Parog nu al tien jaar uit de ogen keek. “Ah, ik snap wat je aan het doen bent.”

Samen rukten ze de derde verdieping weg en even later de tweede verdieping. De zeilen bolden op in de wind. Claes klom op het hoogste punt dat hij kon vinden en vervormde zichzelf tot een zandzeil.

Hun schip naderde de kust met genoeg snelheid om alle kikkers van hun poten te blazen. Opgerold tegen de randen van het schip, stuiterden ze over de laatste golven en schoten met de punt vooruit in het zand, alsof ze het eiland vastprikten aan een vork.

Het schip werd een springplank. Het lanceerde alle kikkers en het laatste deel van de eerste verdieping, totdat ze door felgroene varens en palmbomen rolden. Claes stond in het zand en groeide snel, een brede glimlach op zijn gezicht, tot hij groter was dan de bomen. Waarna hij veel te laat besefte dat hij zijn aanwezigheid aan werkelijk iedereen had verklapt.

Ze waren aangekomen bij een inham, verborgen voor de rest van de wereld. Maar hun schip zou niet meer varen. En Olombos’ schip was aan de andere kant, uit hun zicht—en Meogg hoopte maar dat zij eerder waren.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

3. De Wet van Eerste Landing

Meogg begreep haar ontmoeting met Claes nog steeds niet helemaal, maar ze wist wel wat haar te doen stond. Haar hele familie kreeg te horen dat ze harder moesten werken, al zag dat er misschien niet…