8. De verdwenen stem
Claes hoefde de rivier niet lang te volgen om de volgende hint te vinden. Het skelet van een vogel lag bijna vredig tegen een boomstam. Vastgeprikt door twee pijlen, onder kleurrijke bladeren in de vorm van vleugels.
“Is … is dat Cosmo?” zei Holog met grote ogen.
“Nee. Cosmo is véél groter. En volgens alle verhalen was zijn Laatste Vlucht bij het geheime wapen, een Dodo ei. Ik denk niet dat deze boom zijn geheime wapen was.”
“Maar dan heeft een andere vogel hem dus achtervolgd op zijn geheime route?” Holog bekeek het skelet nog altijd alsof het elk moment tot leven kon komen.
“Vogels. Meervoud.”
Claes wees naar een volgende rij skeletten die het pad naar boven aanwezen. De rivier ging hier onder een dikke laag steen door. Het zag eruit als een natuurlijke steen, niet aangelegd door Cosmo, en ze liepen eroverheen. Behalve Parog, die weigerde te lopen en de ogen sloot. Claes moest hem weer dragen.
“Maar dat betekent …”
“Dat Cosmo inderdaad die brug nooit heeft gebruikt. Hij is afgesneden door de vogels en ze hebben hem toen langs deze route gevolgd.”
“Waarom zouden vogels boos zijn op Cosmo? Hij was de grote hippe vogel van de wereld.” Claes draaide zich om en pakte Holog stevig vast. Hij was weer in zijn eigen gedaante en stond klaar om opnieuw uit te leggen dat hij niks kon zeggen.
Maar de stem in zijn hoofd was weg.
“Geen commentaar?” fluisterde hij.
“Nou, eh, ik stelde jou een vraag, dus—”
“Sst. Ik heb het niet tegen jou.”
Holog trok zijn ogen scheel. “Oh, ja, die stem in je hoofd. Je blijft een raar zandmannetje.”
De stem kwam niet terug. Dus Claes maakte gebruik van zijn vrijheid.
“Er is veel gebeurd, mijn jongen. Te veel om uit te leggen. Die twee verhalen die ik mag vertellen zijn gebaseerd op de werkelijkheid. Zowel de onbeschrijfelijk mooie als de vreselijk wrede. Sommige vragen van levende wezens laat ik liever onbeantwoord.”
Een traan van zand viel over Claes’ wang. Holog knikte.
Ze liepen over het pad van hoekige stenen in allerlei groottes, alsof ze door een reus nonchalant waren neergegooid in het landschap. De weg leidde naar een diep woud waar Claes veranderde in een zakmes om de lianen en dikke plantenstengels weg te snijden, hoewel een zandmes niet de allerscherpste was.
En toen stonden ze bijna aan de top. Boven hen was de grot duidelijk zichtbaar, maar de weg ernaartoe onduidelijk zonder de cruciale kaart.
Aan alle kanten staken rotsen uit. Bomen groeiden zo dik als schepen en zo hoog als bergen, en tussen al deze natuur stroomden honderden riviertjes omlaag. Een stenen snavel stak uit, als een paraplu over het grasveld ernaast, en net zo’n stenen staart van veren liep over de grond aan de achterkant. Beide waren half groen vanwege de vele planten die zich erin hadden gegraven.
Beneden hen lagen de drie eilanden. Ze konden weinig zien door de dichtbegroeide boomtoppen en vele grotten, maar het pad dat Olombos had gelopen was duidelijk. Tot het moment dat ze door de muur braken, daarna kon Claes de voetstappen niet meer volgen.
Het was prachtig om te zien. Claes voelde dat elke verstoring van takken of bladeren, elke stap in de rivier, een verstoring betekende van een heilige plek. Maar hij wist ook dat Olombos niet dezelfde terughoudendheid had. Als zij dit zagen, stampten ze door met hun zwijnenpoten.
Dus zij moesten er eerder komen. Maar hoe? dacht hij, zeker dat het deze keer zijn eigen gedachte was.
De enige voorwerpen op het grasveld waren tientallen buidels. De kikkerfamilie verspreidde zich om ze allemaal te bekijken.
Leeg. Allemaal leeg. Behalve de laatste die Claes bekeek.
Een eenzaam ei wachtte. Dit kan het geheime wapen niet zijn, dacht Claes. Het leek op een normaal, saai, zinloos Dodo ei. Als ze die wilden laten uitkomen, hadden ze een Dodo nodig om te broeden, en die waren er niet meer. Had de stem in mijn hoofd het dan toch verkeerd?
Toch stopte hij het ei weer diep in zijn zandwolken. De groep keek met ontzag omhoog.
“Wat ik dus niet begrijp,” zei Claes langzaam. “Waarom vluchtte Cosmo náár zijn schat? Hij heeft de aanvallers precies gegeven wat ze wilden. Als hij de andere kant op was gerend, hadden ze die plek misschien nooit gevonden.”
Parog sprak met krakende stem. “Schat. Geheim wapen. Voor vogels. Tegen vogels.” Hij deed zijn uiterste best om de woorden in de juiste volgorde te zetten. Om te zeggen wat hij wilde zeggen, de gedachte bijna uit te spugen. Zijn voorpoot tekende zelfs symbolen in het gras, maar Claes herkende het niet.
“Pijn. Pijn. Pijn,” mompelde hij.
Parog keek in het rond, hopend op bevestiging van iemand. Een glimlach. Iemand die hardop zegt wat hij probeerde te zeggen. Maar toen het niet kwam viel hij weer stil.
De stilte werd doorbroken door een brul en geschuif over het grasveld, niet veel later aangevuld door het geknor van zwijnen. Meogg moest haarzelf aan haar voorpoten vooruittrekken.
“De vossen staan aan onze kant,” zei ze hijgend.
“Dat vind ik een hele lieve gedachte, Meogg, maar—” De stem in zijn hoofd kwam terug, twee keer zo hard als eerst. Ik wist het! Ik wist het! Ik wist het!
“Leg jezelf uit.” Claes stak meteen zijn handen op. “Ik praat tegen de stem, niet tegen jullie.”
Feria. De vossen staan nog altijd achter onze lieve godin van de dieren. Achter de goden … of wat ervan over is.
“Ze vertragen de zwijnen zoveel mogelijk,” zei Meogg. “En ze zullen rechtsomkeren, tégen de zwijnen, op het laatste moment.”
Op het laatste moment omkeren. Claes herhaalde het in zijn hoofd. Hij lachte en veranderde in een rode panda van zand. “We zoeken niet één ding. We zoeken twee dingen. Cosmo leek hen naar de schat te leiden, en zijn aanvallers volgden vrolijk, maar op het laatste moment keerde hij naar iets anders.”
Claes stapte langs de prachtige rivieren die omhoog liepen naar de grot met de blauwe gloed. De groep deed alsof al deze mooie natuur niet bestond. Alsof ze nu al op de juiste plek waren. “Iedereen praat over andere vogeleieren, omdat we niet over één ei praten.”
Oh, Cosmo, jij ook altijd met je geheime plannen in geheime plannen. De stem in zijn hoofd leek te vergeten dat hij ook erbij was. Ze sprak vrijuit, maar commandeerde hem niet om iets te doen.
Claes liep vrijwillig rondom de heilige plek en klom over de stenen staart. Totdat hij aan de achterkant stond, waar de klimop nieuw was, feller groen dan aan de voorkant, en nog niet lang genoeg om de opening helemaal te bedekken.
Hij veegde het makkelijk opzij en duwde tegen een losse steen. Samen met de kikkers keek hij toe hoe de opening tergend langzaam verscheen. Maar dat was het wachten waard.
Rijen van eieren lagen op planken in de grot, in felle kleuren, bedekt met stippen of gekkere patronen, ruw of glad, groot of klein. Stralen zonlicht werden versterkt door glimmende eieren op precies de juiste plekken. De muren waren volgeschilderd met wolken, sterren, een hele lange trap, en een stel wezens die een verhaal leken te vertellen.
The boars were actually trying to climb, above them, to the cave at the peak of this island that glowed blue. The thing towards which Cosmo led his attackers—but which wasn’t his true treasure.
Stof viel van het plafond. De zwijnen probeerden te klimmen, boven hen, naar het toppunt van het eiland dat blauw gloeide. Hetgeen waarnaar Cosmo zijn achtervolgers op het laatste moment leidde—maar wat niet zijn echte schat was.
Je weet wat in die blauw gloeiende groet zit, zei de stem, trillend. En je zal het nodig hebben.
Ik kan misschien niet naar binnen, dat zei je zelf, antwoordde hij.
Je moet het proberen. Je bent technisch geen god.
Claes negeerde de belediging en wilde zo lang mogelijk kijken naar de magische Eiergrot. Hier sliepen duizenden diersoorten in de hoop dat iemand ze ooit liet ontwaken. Hij haalde het Dodo ei uit zijn zandwolken en gaf het aan Meogg om bij de rest te plaatsen.
Zodra Meogg de eerste voorzichtige sprong naar binnen maakte, viel een steen van het plafond. Een kleine steen, veilig een meter verderop, met één zin: vergeef me lief, de Eierdief