3. De Levensboom
Een prachtige roodroze vos tikte haar neus tegen Donte. “Hmpf. Dinosaurus. Ik had het kunnen weten.”
“Sorry, mevrouw vos,” mompelde Donte.
Mami stootte hem aan en siste: “Dit is de godin Feria!”
De vos glimlachte, nam Mami voorzichtig tussen haar tanden en tilde haar op de rug. “De dinosaurussen ontwijken de goden al jarenlang. Geen wonder dat hun kinderen zijn vergeten dat we bestaan.”
Ze liep weg. Voor elke stap van Donte moest zij er twintig nemen. Maar Feria voelde zich niet bang of klein, vooral geïrriteerd. Middenin het water prijkte een dikke boom naar de zon. Zodra ze in de schaduw stonden, liep Feria het water in. Maar haar poten zonken niet weg. Een brug van zeesterren maakte een pad naar de opening in de boom.
“Ga je mij nog uitleg geven?” vroeg Feria toen ze er bijna waren. “Of vinden jullie jezelf te goed om ook maar te praten met een godin?”
“Nee, zo is het niet. Ben verbannen door soort. Weet gevoel daarbij niet.”
Feria bevroor en keek hem aan. “Verbannen? Dan moet je de wreedste dinosaurus zijn die ooit leefde. Normaal gesproken eten ze je direct op als je hen boos maakt.”
Ze liep naar binnen. De boom was niet uitgehold, gesneden en gehakt tot een huis zoals mensen zouden doen, maar groeide rondom Feria’s knusse hutje. Ze had een paar kamers met zachte tapijten, planten, en vooral veel insecten en Kleindieren. Daaromheen ging de gigantische boom zijn eigen gang, waardoor Donte buiten moest blijven staan.
Feria legde Mami op een van de tapijten en pakte haar poot vast. “Ik kan niks beloven, maar … "
Ze kneed zachtjes in de spieren. Mami’s achterpoot gloeide. Meer en meer haalde ze haar eigen vossenvingers weg, totdat ze een kusje gaf en de gloed meteen verdween, alsof het werd opgezogen door de wond in de poot.
“Dankjewel Feria,” zei Mami, en ze strekte haar poot om te kijken of alles weer werkte.
“Niet om het een of ander,” riep Donte van buiten, wat binnenin de boom klonk alsof moeder aarde haarzelf tegen je praatte, “maar heb een vraag over een asteroïde die misschien wel, misschien niet op ons afsprint?”
“Daar ga ik niet over. Dan moet je Cosmo of Darus vragen.”
“Hoeveel dieren moet asteroïde doden totdat het jouw probleem is?”
Feria flitste naar buiten en sloeg Donte met haar staart in het gezicht. “Jij bent niet welkom hier of bij de andere goden.”
Donte zuchtte. “Als jij asteroïde, eh, bewijst tegen dino’s, dan laten ze me weer terug. Geen last meer van mij.”
Mami twijfelde. Hij had haar gered, nu al meerdere keren, en was lief geweest. Maar de wereld zou er alleen maar beter van worden als die nare dino’s verdwenen.
Feria klom omhoog. “Dit is de Levensboom. Het is mijn troon, de allereerste boom op deze planeet, die ik samen met mijn zusje Eeris neerzette. Hoe meer het leven in balans is, hoe groter en groener mijn troon.”
Ze liep over een dunne tak als een danseres op een koord en wees met haar staart achteruit. Mami leunde tegen Donte’s achterpoot en zag het nu ook. Het was alsof iemand een hap had genomen uit de boom. Takken waren versplinterd, blaadjes misvormd en dor. Buiten die zwarte vlek liepen donkere strepen in alle richtingen, als vergiftigde rivieren in de boom.
Nee, iemand heeft écht een hap genomen uit de boom. En die ziekte verspreid zich nu door de rest van de Levensboom.
“Jouw … soort is jarenlang een probleempje geweest rondom de Mond van Din. Toen verspreidden jullie naar de Saurzee. En nu komen jullie naar hier, het laatste stukje waar kleinere dieren nog kunnen leven.”
“Dat is normaal,” pruttelde Donte tegen. “Wij nou eenmaal groot. Zovéél dieren vleeseters. Die Gosti zijn toch ook overal?”
“Ja, maar een Gosti eet één plantenstengel per dag en is even groot als mijn poot. Als ik niet onsterfelijk was—want, je weet wel, ik ben een godin en de persoon die jullie heeft gemaakt—was ik allang opgevreten door een van jullie.”
Feria liet zich vallen en landde gracieus naast Mami. “De goden gaan jullie niet helpen. Eerder het tegenovergestelde.”
Donte liet zijn hoofd zakken. “Oké, ik begrijp,” mompelde hij, en hij slenterde weg over het zeesterrenpad.
“Hij … hij is niet zoals de andere dino’s,” zei Mami voorzichtig. Feria schudde alleen haar vacht. Maar het scheelde weinig of hij had mij ook geplet.
Toen hij alweer op het strand liep, rende Feria toch naar hem toe.
“Het geeft mij geen plezier, geloof me. Ik ben godin van de dieren, ik wil niets liever dan iedereen een fijn leven geven.” Ze gaf een kusje op Donte’s laaghangende voorhoofd. “Maar begrijp dat jullie leven heel veel andere levens uitwist. Ik zal praten met mijn broers en zussen, maar alsjeblieft, houd je hierbuiten.”
Mami zwaaide. Donte zag het niet meer, maar Feria zwaaide terug. Toen ze naast elkaar stonden, floot Feria een hoge melodie. Mami wist niet dat een dier zó veel volume kon produceren, maar tegelijkertijd deed het geen pijn in haar oren. Het was mooi en passend, alsof ze de melodie al veel vaker had gehoord.
“Jij vertrouwt Donte? Jij zegt dat hij goed is?”
“Dat weet ik niet. Maar ik ben de reden dat hij is verbannen. Hij is niet de wreedste, hij is juist de liefste.”
Feria bekeek haar eens goed. “Dan geloof ik jou.”
Ineens rende Feria weg. Mami kon het nauwelijks bijhouden, maar wilde zeker niet een godin uit het oog verliezen.
“Heel aardig, maar waarom geloof je mij wel en Donte niet?”
“De Gosti zijn de meest intelligente wezens die ik ooit maakte. Ze zijn pure wijsheid.”
“Oh, nou, dankje—” Mami knalde met haar hoofd tegen een tak. Feria liep zijwaarts de boom op alsof het niets was, trok Mami mee, en ze vervolgden hun weg boven boomtoppen en takken. Onder hen stampten twee dinosaurussen voorbij, de ene paars en de ander geel, maar allebei met een grote hoorn op hun neus. Dit is veel slimmer! Zo stampen ze niet bovenop je.
Maar Mami was dit niet gewend. Ze kon niet slingeren van takken, had nauwelijks een staart, en ontdekte bovendien dat ze flinke hoogtevrees had. Ze moest al snel toestaan dat Feria haar weer tilde.
“Waarom zo’n haast?”
“Wij weten allang van de asteroïde. Hij is er bijna. En mijn familie is van plan om niks te doen en hem door te laten.”