4. De Troon van de Toekomst
Als Mami’s moeder vroeger vertelde over de godenkinderen, vergat ze om te vertellen dat hun troon de allermooiste plek van de wereld is.
Mami keek toe met tong uit haar mond en ogen die niet knipperden. De trap naar de opening was versierd met diamanten. Langs de zijkant liep een waterglijbaan. Over de jaren had klimop zich door de stenen treden gestreden en vormden wijde bomen een dak boven de laatste honderd treden.
Feria stond bij de houten poort, ook versierd met goud en juwelen, groot genoeg om een dinosaurus door te laten. Hij stond altijd open op een kier, zo zei moeder, omdat de goden wilden dat de dieren altijd konden aankloppen met problemen.
En daarom geloofde Mami al de hele reis, die een dag duurde, niks van wat Feria zei over dat ze de asteroïde wilden laten inslaan.
Ze hoorde gespetter. De dolfijn Gulvi, god van het water, nam de glijbaan omhoog. Een hoog piepgeluid was zijn begroeting, waarna hij verder zwom, door een wirwar van riviertjes die in het kasteel waren ingebouwd. Niet veel later landde een grote vogel op de deur.
“Je hebt maar beter een goede reden, Feria.”
“Cosmo, je gaat toch niet weer doen alsof je het hartstikke druk hebt? Er vliegt helemaal niks in deze wereld, waarover ben je nou eigenlijk god aan het spelen?”
“Ik heb een wijze les voor jou, genaamd insecten.”
“Die komen niet boven de boomtoppen uit. Darus kan ze niet eens zien!”
“Als jij ze nou een handje helpt …” Cosmo vloog naar binnen.
Toen Feria de troonzaal binnenstapte, voelde Mami zich een indringer. Ze hoorde hier niet te zijn. Al die goddelijke wezens en zij was een klein hulpeloos aapje dat niet eens wist wat haar mening was. Moet de asteroïde inslaan? Maar dan … dan sterft Donte, dan gaat het woud kapot. Maar de dinosaurussen zijn nou juist de reden dat ik zo klein ben!
“Wat is de bedoeling hiervan?” Bella, een wasbeer met een glanzende vacht, zat in haar troon. Haar stem klonk lief, maar haar gezicht stond op onweer.
“De dino’s. Ze weten dat er een asteroïde aankomt.”
“Hoe?”
“Dat … ben ik vergeten te vragen. Ik heb hem weggestuurd, ik wil niet nog meer happen uit mijn boom.”
Bella stond op. “Dat nieuws is zeer slecht. Als de dieren ontdekken dat wij nu expres de asteroïde doorlieten, dan zijn we hun steun voorgoed kwijt.”
“Maar,” zei Mami’s zwakke stem. Ze wilde weer terugkruipen in Feria’s vacht, maar het was nu te laat. “Jullie kunnen hem stoppen?”
Cosmo pufte en klopte zijn vleugels op. “Natuurlijk! Darus kan hem breken tot wel duizend vlokjes sneeuw. En ik kan blazen tot hij veilig langs ons vliegt. Zo’n ding is best klein, hoor.”
“Hoe lang hebben we nog?” Feria hoorde lawaai achter haar en stapte alvast opzij.
“Hoogstens een paar dagen. De asteroïde lijkt een afgebroken stuk van wat ooit de planeet Karet was. We hebben het al bijgestuurd zodat het precies aan de andere kant van het supercontinent inslaat.”
“Niet meer zo super,” zei Gulvi, “delen beginnen al af te breken in hun eigen continenten.”
Eeris huppelde door de opening, maar moest daarvoor haar lange giraffenek flink buigen. Niet veel later volgde Darus, een wolf uitgeput leunend tegen de muur. “Jeetje mina, waarom moesten jullie dit kasteel zo ver weg zetten? En is de trap nou ook al langer geworden?”
“Jij bent degene die perse in jouw gebergte wilde wonen,” grapte Feria, en ze botsten hun snuiten tegen elkaar.
“Stilte! We stemmen opnieuw,” riep Bella.
“Misschien,” zei Eeris, “als we de dieren te vriend willen houden, moeten we hen hierover laten stemmen?”
“Het zijn er te veel. De dino’s die stemmen natuurlijk fel tegen. We hebben geen tijd en bereiken zo niks.”
Eeris pakte Mami op totdat ze boven iedereen zweefde. “We kunnen het minstens één wezen vragen. Een slim wezen.”
Iedereen keek naar Mami. Ze voelde zich naakt, nog machtelozer dan onder dinosauruspoten, terwijl ze nu juist alle macht had. Een plannetje vormde. En ze sprak het uit voordat ze er langer over kon twijfelen. “Laat de asteroïde doorgaan. Maar doe alsof je het probeerde tegen te houden.”
Eeris plaatste haar weer op de grond, een teleurgestelde blik op haar gele gezicht. “Tegen,” zei ze. “Altijd tegen.”
“Voor, en dat zou Ardex ook zijn als hij hier was,” zei Bella.
“Tegen,” piepte Gulvi.
“Voor,” zei Cosmo.
“Tegen,” zei Darus. “De inslag van zo’n asteroïde is verschrikkelijk. Het steen heeft eeuwen nodig om te herstellen!”
Iedereen keek naar Feria. Haar stem gaf de doorslag.
Wilde voetstappen galmden door de hal. Gegrom, gehijg en gezoem keerde de hoek om totdat een bonte verzameling Kleindieren in de troonzaal stond. Jonge dinosaurussen vermengden zich met hagedissen, slangen, krabben en zelfs een zwerm insecten.
“Deze dag wordt steeds beter,” verzuchtte Bella.
“De dinosaurussen,” zei de voorste hagedis. Hij keek opzij naar de babydino’s. “De grote, enge variant. Je kent ze wel. Ze … ze zijn op weg hiernaartoe en vernielen alles in hun pad.”
“Weet niet alles,” piepte een kleine paarse dino met een stompje waaruit ooit een hoorn moest groeien. “Maar hoorde ooit over plan. Een samenwerking met de wolken.”
Feria stampte een kleine deuk in de stenen vloer. Haar stem was zacht. “Voor.”